Den ontleeder der gebreeken. Deel 2
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
No. 25
| |
[pagina 194]
| |
wer; hy is een Hof-Courier die dag en nacht moet draaven, zonder tusschenpoozing; en indien hy by geval maar eens een Maandag overslaat, dan roept het Ongeduld; dat die Man niet uytgebytelt is voor een Weekelykx Auther, die zyn tyd verleutert, als een Uyl die zit te loeren in een holle Waterwilg. Dat schimpen en schampen is den Ontleeder der Gebreeken moe, des verlaat hy de Oude en Jonge Geletterden, en hy zal voortaan uyt het Boek des Weerelds, dat genoegzaam voor de gaande en voor de komende Man, gelyk als het Binnelands Memorieboek van eene algemeene Coquette open legt, zyn Leezers stichten en vermaaken. Hy zal gelyk een Deen 't Geboorteland verzaaken,
En lacghen met de Kern van Romens Oudheydsboek;
Een Franschman of een Wicht smult meest de zoetste Koek,
En 't zyn de Meysjes die de beste Pitten kraaken.
| |
De Gewoonte.De GEWOONTE is een Afgodesse die een zonderlinge Achting bezit by de Geneesheeren, want Hypokrates beveelt, ('t Bevel past een Man die een Octrooy heeft om zyn Tydgenooten ongestraft den hals te breeken) dat men inzonderheyt zal acht slaan, op de gewoone Leevenswyze des Patients, (dat is) dat men nooit een Koeldrank van Garstewater moet voorschryven aan een Maag die gewend is aan de Paerlmelk des Wynstoks, want de Dronkenschap is een Deugd der Gewoonte. De Sublimaat is machteloos in vergelyking van de Costuymen der Rechtsgeleerdheyt, welke Costuymen ons (schoon tamelyk ongeduldiglyk) Zaaken doen verdraagen, tegenstrydig tegens de Natuuren tegens de Billykhet, als de Britsche Uytsluyting der jonger Broeders uyt de Erffenis der Ouders, &c. De Albaners stelden; dat het een Godloosheyt was te spreeken van hun Dooden, en wy beweeren 't een Godloosheyt te zyn, 'er niet aan te gedenken. Onder de eerste Egyptenaars was de Gewoonte, dat de Vrouwen na de Wynherberg gongen, (de Londensche Juffers descendeeren in een vochtige Lyn van de Egyptische Dames terwyl de Mannen binnens's huys zaaten te spinnen, gelyk als Osnabrugsche Dorpmeysjes. De Lacedemoniers waaren Voorstanders der behendige Gaaudieven; doch de Arriaanen staaken die arme Ga naar voetnoot*Laverneesen, | |
[pagina 195]
| |
om de minste Beuzeling, in een steene Harnas, en dwongen ze om binnen een half Uur een halve Cirkel te staan in de opene Lucht. Onder de Babylonische Juffers stont die Dame voor de deugd-zaamste geboekt, die dagelykx de meeste Stekelbaersen vong in de Schakels der Schuymgodinne; doch een eerlyke Vrouw, die haar stiptelyk hielt by de Kapitaale Letter van den Huwelykx Text, wiert beschouwt als een Bronze Borstbeelt dat niet kan verblikken nog verbloozen. Kortom wy zyn beleeft of onbeleeft, goed of kwaad, wys of zot, volgens de Gewoonte, en een Man die zig niet démoedig totter aarde nederbuygt voor die Dwingeland van drie Syllaben, verdient van op Stal gezet te worden by de Dieren der Fabeldichters. De Gewoonte heeft meer Vemoogen op de Mensch als de Natuur, want het Begrip kleeft meestendeels zo vast aan de valiche Denkbeelden, waar mee het in de Luyeren gelegt, gewiegt, en opgevoet is, gelyk als de Vlerken van een geyle Mos vastkleeven aan de Lymstang van een tobbende Pootuyl; en dat zelve Begrip versmaat die Waarhêden waar mee het niet gewoon is om te gaan. Dat wy meer en heeviger beminnen door de Gewoonte, als door de Reden, zal geen Raadsel verstrekken voor die Moeders en Vaders wier Kinders onder de Bestiering van een Grootmoeder of Meuy opgevoet worden; ook gewennen de jonge Kinders meer aan de vochtige Tetten der Minnens, als aan de drooge Karesses der Mama's, en dat Wonderwerk verricht de Gewoonte. De Geheugenis zou binnen weynig tyds verroesten, gelyk een Spaansche Kling die Zon nog Maan beschouwt in de langwerpige Gevangenis van een oude Schee, ten zyze dagelykx geschuurt wiert door de Oeffening der Gewoonte. De Gewoonte heeft zo een macht over de Inbeelding, dat de Zonden der Gewoonte haare Slaaven ook niet los laaten in 't -middelpunt van hun Nachtrust. Jonker Jan Hoepelrok die zo wellustig leeft, dat enkelt de Gebeden van zyn Kapellaan, deszelfs verdicht vasten twee maal 's Maands, en een weekelyksche Aalmoes aan de Karthuysers hem weerhouden van te vallen in eene openbaare Schande, droomt jaar uyt, jaar in, van moedernaakte Meysjes, door de Gewoonte. Madame Amanda die haar nooit aan een Galant vergaapt, dan | |
[pagina 196]
| |
aan zo een die haar Zwakheyt kan vleyen, en die wil luysteren na haar Verwytingen, ja die een Poëets Memorieboek weekelykx stoffeert met een versch Klinkdicht van Ergernis, droomt jaar uyt, jaar in, van Cupidos Spaansche Tieranny, door de Gewoonte. De Heer Kriskras die de Gebreeken der Edelen, en de valsche passen der Prelaaten onderzoekt, met een Londons Vergrootglas, om aan den Adel hun Verbastering, en aan de Geestelykheyt hun Schynheyligheyt te moogen verwyten, droomt jaar uyt, jaar in, van Myters en van Tournooilanssen, door de Gewoonte. De jonge Anna Goudsbloem, welkers Tuyten zo blont zyn als de Schillen van Kurassousche Appelen, en die door haar Deensche Zomer-sproeten, en glinsterende Oogvonken de Hevigheyt van haar Verzoekschriften expliceert, droomt jaar uyt, jaar in, van het Lyfgevegt tusschen Cupido en Psyche, door de Gewoonte. De Nabuuren van de Watervallen des Nyls, de Gebuuren van Kopersmeeden, van Kuypers en van Oliemolens, gevoelen 't geringste Ongemak niet van dat onverdraagelyk Geraas, maar zy slaapen als Roozen, door de Gewoonte. Aan de Gewoonte zyn wy de Geduurzaamheyt verschuldigt der onderscheyde Staaten, en Gelegendheden. Door de Gewoonte acht een Zeeman de Stormwinden en bulderende Orkaanen van dat woest Element hooger als de stille Rust der Moeder-Aarde; en een Landman schat meer de arbeydzaame Spade, Ploeg, en Mestvork als alle de Schatten van 't Oosten. Door de Gewoonte liep Cesar die zo kaal van Hoofd was als Anakreon, altoos met een naakte Kop, als een Britsche Worstelaar. De Gewoonte geeft aan de Bedelaars de leydzaame Wapens om den Honger, Dorst, en Naaktheyt te bestryden. De Gewoonte verschaft aan de Paapen en Monnikken de noodige Middelen, om de Maatigheyt, de Kuysheyt, en de gewillige Armoede te overmeesteren, door de drie tegenstrydige Kardinaale Hoofdeugden, de Wyn, de Vrouwen, en de Rykdommen. De Gewoonte heerscht desgelykx over de Ceremonien en over de Beleeftheden, hoe tegenstrydig die ook moogen zyn aan de Gezondheyt en aan de goede Manieren. De Gewoonte heeft een Hooge School opgerecht alwaar de Beleeftheyt geraffineert wort, gelyk als 't Goud en de Suyker, en alles wat op dat Kantoor niet geregistreert wort, staat te boek voor een Domheyt. Door de Gewoonte | |
[pagina 197]
| |
kussen de Mannen malkanderen tot een Teken van Beleefdheyt, daar men pas Veertig Jaar geleden te rug trat, als een Blyk van Respekt. De Gewoonte is oorzaak dat de Amerikaanen voor Geneesheeren Speelen over hun stokoude en kranke Ouders, die doende uyt dit Leeven verhuyzen door allerley Moortmiddelen, daar de Romeynen de Vadermoorders in een Zak staaken, met een Hond, een Slang, en een Aap, drie Beeldspraakelyke Tekens van een Gierigaaart, een Verleyder, en een Komediant. Door de Gewoonte was Mithridates zo gemeen met het Vergif, als een Gaskon familiaar is met een groene Kikvorsch, als de Chevalier Indigne familiaar is met linksche Teerlingen, en als Madame Hottentots familiaar is met gevrybuyte Asparsjes. Pindarus noemt de Gewoonte de Keyzerinne van 't Heelal, en hy leert Zeneka zeggen; Dat wy ons niet bestieren door de Reden, maar door de Gewoonte. De Gewoonte is een Fransche Kok, die de dood zo smaakelyk prepareert met het Ga naar voetnoot*Duyvels Brood van Wanhoop, en met de Satans Morilles van Onleydzaamheyt, dat de Romeynen als dol waaren na die doodelyke Ragou, en de hedenschdaagsche Britten, zyn nog als betovert na die Helsche Fricassé van Zelfsmoordt. Dat Wonderwerk verricht de Gewoonte, en hier, uyt trekt den Ontleeder der Gebreeken een Besluyt; dat dewyl de Gewoonte vry krachtiger is als alle de staatelyke Vertoogen der Wysgeeren, die de Vier Hoofdstoffen over hoop haalen om de Dood onverschillig te maaken, (dat zegt hy) die Gewoonte, of schoon een Dwaaling, ons tot een Wet verstrekt wanneer zy Algemeen is. Die eens zey; Dat de Deugd zelve maar een Gewoonte was, zou die Loswambes niet meer Handen op zyn Hoofd krygen als Haarlemsche roode Letters, en zou zyn Gestalte niet ruym zo veel Avontuur loopen als zyn Engelsche Overrok? Ja, zegt den Ontleeder der Gebreeken, en echter zal hy 't beweeren, al wist hy wiskonstiglyk dat het aanstaande Gevaar zo ryp was als het sestienjaarig Bloemtje is van een gecoiffeerde Ambrette, te meer daar hy Plato heeft tot zyn Waarborg. Dat wy de Deugd niet bezitten uyt de Natuur is gefondeert, dewyl in de Natuurlyke Eygenschappen, 't Vermoogen voorgaat voor de Daaden. De Macht van te konnen zien, van te konnen hooren, en van te spreeken zyn de Voorloopers der | |
[pagina 198]
| |
Daaden; doch wy oeffenen de Deugden, voor dat wy het Weezen der Deugden hebben of kennen. Ook worden die Deugden daarom genoemt Zeedelyke Deugden, dewyl zy voortkomen en als gebooren worden uyt de Gewoonte; want gelyk als een Quistpenning, die van daag het eene laat maaken, en morgen 't gemaakte laat afbreeken, zomtyds, en met 'er tyd, een Bouwmeester wort, op die wyze wort een Mensch door een gestadige Oeffening van Deugd of van Dapperheyt, rechtvaardig of manhaftig. Derhalve is 'er geen nâder Middel om Vroom te worden, als zig te gewennen aan de Deugd, van der Jeugd, en daarom spannen de Ouders al hun Vermoogen in, om de Kinders daar in te onderrechten, en voor te gaan met leevende Voorbeelden. Niets stuyt meer aan den Mensch dan de Oeffening des Deugds; indien nu die Zwaarigheyt weggenomen wort door de Gewoonte, die de moeielykste Zaaken, gemakkelyk maakt, als dan zou de Deugd, die ons zo stekelig voorkomt als een scherpe Hulstboom, ons vervrolyken, en veraarden in een Natuur, zynde dat het waare Merk van een deugdzaam Man, de Vrouwen stap ik over, (zegt den Ontleeder) die Deugd met Vermaak werkstellig te maaken. | |
De Kalverstraats Postyding.Romen. De Gemalinne des Ridders van St. Joris is zeer voorspoedig gedilateert van een jonge Zoon, in 't gezelschap van verscheyde Kardinaalen en hooge Amptenaars, en de Paus heeft dat Wicht, dat 'er zo vrolyk uytziet, als 'er zyn onderstelde Papa uytzag in zyn Schotsche Landing, met de Naam van Hendrik gedoopt, en verklaart tot Hartog van York, en St. Albans in Partibus Molitorum, (dat is) in 't Koningryk der Koorndieven. Daar is zeer veel schyn van Waarheyt, dat die Kardinaale Getuygen niet omgekogt maar gewonnen zyn; want den Ridder van St. Joris, die zo verhongert is dat hy zelfs de Dood zou verslinden indien hy zo wel uyt Vleesch en Bloed bestont als uyt de Doodsbeenders, kan wel Getuygen winnen, doch 'er geen betaalen. Dat het alzo gemaklyk is de Zon uyt den Zodiak, als een Kardinaal uyt de Baan der Waarheyt te horten, gelooft zelfs geen Romulus; want die zachtmoedige Prinssen der H. Kerk zouden veel liever een Ketters Geytje kooken in 's Moeders Melk, als niet te heulen met een Ridders Welp die de Livery voert der Stuarts. | |
[pagina 199]
| |
Onvoorziens onder 't schryven van deeze Courant kwam een Heer die grooter Jorist als Pietist is, den Anatomist der Kraamvrouwen bezoekken; en de bovenstaande Beschryving ziende, trok hy meer Rimpels op zyn Voorhooft als 'er Plooien te zien zyn in een Spaansch Zonnescherm, en hy vroeg hem; Of den Ontleeder wel wist, waarom dat den Ridder van St. Joris de Roomsche G ** dienst had aanvaart? Ja zeer wel (repliceerde die al lacghende) hy is Roomsch geworden dewyl hy wist dat een wrakke Reliquie der Stuarts geen gangbaare Munt was onder de Protestanten. Brussel. In de Rivier de Zinne is een Munters Pers gevonden, zo dat het Spreekwoort, Die het in Vuur verliest moet het in de Assche zoeken nu falikant wort, want de Valsche Munters sustineeren, Dat men de Goud-ader der Zonpistoolen niet moet naspeuren in 't Vuur, maar in 't Water. | |
Een Vertellingje.In Keyzer Karels Ga naar voetnoot*Handschoen, anders de Burgt der Stroppendraajers woonde eertyds een Geneesheer die geen minder Patienten had als Visschen, want hy kreeg geen ander Water te zien als de Urinaal van de Rivier de Leye, zo dat hy gedwongen wiert om zyn Meesters te verkoopen, (de Medicinaale Boekken) indien hy zyn Leevensspan niet wilde zien onderscheppen door het Koud Vuur des Hongersnoots. Die Voorraat opgesmult zynde verscheen den Honger op nieuws met verdubbelde Krachten, des nam den Geneesheer zyn toevlucht tot de Stofscheykunde, en hy ordonneerde; Dat men het Goud der Pistoolen zou reduceeren tot op de Helft, en dat het Bladgoud, waar uit de kopere Koffiketels worden gefabriceert, die Bres zou opvullen. Dat was een heerlyke Ordonnantie! doch dewyl hy dat Geheym aan geen onkundige Behandeling eens Apoteekers dorst vertrouwen, prepareerde hy die Mixtuur zelf, en hy stempelde Pistoolen die uytwendig met het Merk van Louis, en inwendig met den Imborst eens Koperslagers praalden. Dat Spel duurde een geruyme tyd, dooh de Nyd die altoos de Konst met Hondsblikken begryinst, en nagaat met loode Schoenen, speelde den Pistolist een slimmen trek, de Gerechtigheyt ontdekte zyn kromme Instrumenten, hy wiert gekerkert, verhoort, schuldig bevonden, en veroordeelt om aan de Gentenaars, die altoos houw en trouw zyn verbleeven aan hun Vorst, 't vermaaklyk Schouwspel te geeven van een bezielde Oliekoek. Ik heb den snikheeten Exit des Stofscheyders gezien, (zegt den Ontleeder der Feylen) en dien Doktoor, die nooit geen andere Geneezing beging, dan dat | |
[pagina 200]
| |
hy de Teering van zyn Goudbeurs kureerde door een Bezweering van valsche Pistoolen, heb ik zien stikken in ziedende Raapoli, waar uyt ik besluyt; dat Hette zo schadelyk is als de Koude, en dat den Olie van Ga naar voetnoot*Zeven Getyden die Doktor Walh .. door de Ervaarendheyt van Onkunde ordonneert, ruym zo gevaarlyk zou weezen, in de Hondsdagen des Vuurs, als hy weerloos is, in de Wintermaand der Koude. Indien dien at me Geneesheer zig had geappliceert om de Geneesmiddelen der Liefde voor te schryven aan de kwynende Juffers; indien hy een Apoteekers Smeltkroes had uytgekipt tot zyn Patient; en indien hy de Maagen der Gryzaards verwarmt, doch die der Dames had verkoelt, dan was' er nog kans geweest, om de Inondatie van den Olievloed te ontspringen; ja had hy maar gedaan gelyk als zyn Voorzaat dee in 't onderstaande Sprookje, wie weet of die Gentsche Zondaar nog zo fris niet zou zyn, als een Ons Olie van versch geperste Amandelen. | |
Een Sprookje van Doktor Wood ...Doktor Wood.... is een Londensch Geneesheer, die zo fyn van Taal is als van Geneesmiddelen, en die een onnavolgelyke Geleerdheyt bezit in 't Schelden. Die Esculaap assisteerde eenmaal in een Consultatie van een Pond Kaerssen van Doktoren, vyf in 't getal, en hy als de Sesde overvloedig; doch alzo 'er niet gesprooken wiert als Coffihuys Grieks, en Bylevelts Latyn, verbeelde den Geneesheer het Stokbeelt der Stomheyt, en hy gong zitten fluyten by manier van Conversatie. Wy zouden uw Oordeel gaarn polssen over de Gesteltenis van deeze Patient, (zey een Geneesheer die zig bekent heeft gemaakt door een weerloos Vertoog over 't Vergif) en wy verzoekken uw Gevoelen in Onrym, en niet in een fluytent Vaars. Den Doktor grimlacghte Socratice, en hy sprak Stoice aldus; Myn Paarden en myn Koetsier hebben my gepromoveert tot Geneesheer, want de eerste rekhalzen na de Haver van een Consultatie, en de laatste is zyn Livery verschuldigt aan de Herhaalde Visitens. Voor de Rest is myn Gewisse zo blank als Hollands Lynwaat, eertyds myn Styl, en thans myn Dragt; en indien myn Confraters 't Spoor van Eer nadraafden, en niet anders ordonneerden als Ga naar voetnoot†Oxymel, en 't sap van zoete Amandelen, gelyk als ik doe, dan zou de Geneeskunde niet allen onschadelyk zyn, maar zelfs gereduceert worden tot een Meebrouwery, en een Banketbakkers Magazyn. Lang leeve de Conscientie in een Geneesheer! | |
Waarschouwing.Den Ontleeder der Gebreeken zal toekomende Ga naar voetnoot†Maandag de Exemplaaren van zyn HISTORIE DES PAUSDOMS in 't Gros, en 'er eenige aan zyn goede Vrienden met de kleyne Maat uytleeveren, toekomende Dingsdag. Door 't drukken van 't Portret, 't vergaaren, tellen, schikken,
Kan hy 't zo naauw pok op een Dag twee drie niet mikken.
EYNDE. |