Den ontleeder der gebreeken. Deel 2
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 169]
| |
No. 22
| |
[pagina 170]
| |
Ga naar voetnoot*Paddesteen te ontdekken. Een derde ontleede een Zeeusche Oester, die in de Kraam verwaarloost was door een Fransche Kraambewaardster, na dat hy reeds ses Maanden onleedig geweest was, om den Beweegreden der Naarstigheyt na te speuren, in een Ons Mieren Eyers. Deeze woogen de Lucht van Thracien op, tegens die van Vinkeveen; geene naamen met een Duymstok de hoogte en de breete van de Koude op Nova Zembla; terwyl dat andere de Puynsteenen van den Berg Etna confronteerden tegens de Geraamtens van de Fransche, Engelschen, en Bataafsche Aktionisten. Maar 'k stont te kyken als een Zot, (dat gebeurt wel aan meer Schryvers) dat de gryze Joris Mallemolen, verscheyde drooge Espenbladers tot Tongen snee, welke Tongen moesten vastgemaakt worden, in de Monden der aankomende Tulpen, om daar door 't Geslacht der Bagetten overluyt te doen spreeken in de Lente. David Zoetequik zogt na den Omloop des Bloeds, in een Klander, en hy zwoer, dat hy wiskonstiglyk aannam te bewyzen, dat die Klaader nooit iets anders had gegeeten als Pruyssische Rogge, en Bredaasche Tarwe. Ik zet tien Dukaaten, (riep ik met een voorbaarige Stem) dat je dat niet wistkonstiglyk zult probeeren. Wed niet Ontleeder der Gebreeken, (zey Joris Mallemolen) want ik heb nog geen ses dagen geleden een Weddingschap van twee goude Dukatons tegens hem verlooren, over een Myt, dewyl hy my wiskonstiglyk aantoonde, dat die Myt niet anders geproeft had, binnen den tyd van zeventien Maanden, als een grasgroene Tesselsche Kaas. 'k Zweeg zo stil als een Kind dat met den Dubbelde Wou Wou gedreygt wort, en ik keerde my om na een stikziende Virtuoso, die geoccupeert was in een wonderlyke Operatie, tot verbeetering der Geneeskunde. Hy storte het Bloed van een Ezel over in een Schoolmeester; dat van een Schaap in een Chevalier Indigne; dat van een Tuynslak in een Groenwyf; en 't bloed van een Visch in een Theeverkooster, en die Operatie voldee de Verwachting in alle deelen; want de Schoolmeester wiert een Gek, de Chevalier Indigne, een Bloodaart, het Groenwyf een t'Huys Blyfster, en de Theeverkoopster wiert stom, Dat was een wonderbaare Gestaltverwisseling in vier Dieren! | |
[pagina 171]
| |
By de Serpentyne Staf van uw Voorzaat Hermes, Heer Ontleeder der Feylen (riep een ander Stofscheyder, die byna in Stof en in Assche hervormt was) je moest de Boekverkoopers den Bof geeven, en je associeeren met ons, dan kon je nog eens een Man worden, en het Drinkbaar Goud pooyen uyt den Hoorn des Overvloeds, want door onze Nieuwschierigheyt ontdekken wy Geneesmiddelen, die, onze Schuldeyschers verhinderen van ons ooit te durven maanen. Ik die een Doodvyant der Nieuwsgierigheyt ben, als die wel eer eens heb gehoort, dat het Huuwelyk de Voordeur der Nieuwschierigheyt, en de Achterdeur van 't Naberouw is, repliceerde aan den Chimist, die schatryk in Inbeelding, en dood arm was in Gelde; Dat de Nieuwschierigheyt meer Schade begreep als Voordeel, en, (vervolgde ik) dat zal ik bewyzen. | |
't Vertoog des Ontleeders tegens de Nieuwsgierigheyt.De Schellen en Kloppers die vastgehegt zyn aan de Deuren zyn Kopere en Metaale Getuygen, tegens de Nieuwschierigheyt, die eertyds met beslykte Schoenen recht toe, recht aan, in Huys kwam stappen, doch die nu moet wachten tot naader Order. De staale Slooten, die Helaas! dikmaals door de natuurlyke Filosofie der Juffers, als Kristal in stukken Springen, wanneer die schoone Pelgrimessen met haar Minnaars een Beevaart onderneemen, na Ste. Aphrodite om verlost te worden van de Bed-Eenzaamheyt, zyn besloote Getuygen tegens de Nieuwschierigheyt. De kostelyke Tabbaerden, de point de Marseille, en de Lynwaate Hoepelrokken, het Balyne Harnas dat de Hemelgloben kerkert, het Kloosterdoek, de fyne Diemette-Onderbroekken, de groene en rooskoleure zyde Kousjes, en de welgemaakte Engelsche Schoenen, zyn dat geen Palissaden, om de Nieuwschierigheyt die veeltyds Storm loopt af te wyzen? zou de Nieuwschierigheyt toegang hebben om de Bekoorelykheden der Dames, blaadtje, voor blaadtje, te examineeren, en zou de Nieuwsgierigheyt alle die Goudgeele, en Zilverblanke Medailles toetsen, om te oordeelen van 't Allooi? dan zou het Huuwelyk zo wel buyten de Mode raaken, als de Zedigheyt, en men zou zeggen dat het Hoen de Pip had, of schoon het liep scharrellen met bepluymde Pooten, en met Goudlakensche Veeren. | |
[pagina 172]
| |
Den Wetgeever der Turiers (volgens 't relaes van Plutarchus) verboo; dat men met niemant anders in de openbaare Speelen zou Spotten, als met de Overspeelders, en met de Nieuwschierigen; hier uyt consteert dat 'er een Verwandschap is, tusschen de Klop en de Nonnen-Pater. Hoe gelukkig kon Oedippus leeven, en hoe onschuldig kon hy Sterven, had de Nieuwschierigheyt hem niet voortgezweept, om te onderzoekken wie zyn Vader, en wie zyn Moeder was, welke Nieuwschierigheyt hem onderrechte dat hy zyn Vader gedoot, en zyn Moeder had beslaapen. Die Schotsche Kolonel kon met Eer geleeft hebben, zonder de Nieuwschierigheyt, die hem dag en nacht pynigde, om eens te ondertasten, of zyn schoone Vrouw, wanneer ze wiert geattacqueert door een schoon Man, met het overgehaalt Pistool in de vuyst, den Teugel der Kuysheyt niet zou laaten glippen? Een Serjant die men behong met een geborduurt Kleed, en met vermomde Veeren, genas de Nieuwschierigheyt van den Heer Overste, die toen boven- en ondervond, dat Madame een Coquette was, gelyk als Mevrouw Roozegroen, en dat Myn Heer een Diadeem droeg, gelyk als den Boekworm Bucefaal. In de G ... geleerdheyt maakt de Nieuwschierigheyt Ketters; in de Geneeskunde, Chimisten; in de Chimie, valsche Munters; in de Rechtgeleertheyt, Koopers van Processen; in de Wiskunde 't vierkant des Cirkels Zoekkers; in de Ambachtsluyden, Bedelaars; en in den Oorlog maaktze een Dood Soldaat. Thales die uyt Nieuwschierigheyt in 't hartje van de nacht oprees, om eens te zien wat uur dat de Klok geslaagen had aan de Man, viel achter over in een Put; en den Ridder van St. Joris, die over eenige jaaren nieuwschierig was, om het Roost Beef ('t gebraade Engels Runtvleesch) eens te proeven, lande in 't Goudryk Schotland, doch ziende dat het Gebraat niet voor hem geschotelt stond, dat de Britten hem de Deur van de Eetzaal voor de Neus toeslooten, en dat 'er vry wat te vegten zou vallen, eer hy het hooge End aan Tafel zou krygen, zo vervloekte hy met traanen, en met hartkloppingen, de Nieuwschierigheyt, en hy stak weer over na zyn Ysselstynsche Vryplaats Albano, willende liever een | |
[pagina 173]
| |
Loontrekkent Leegganger des Paus zyn, als een Nieuwschierig Generaal der Schotten en Yren. | |
Dixi.De Chimisten bekeeken malkanderen zo zuynig, als of een Aardbeeving hun Forneyzen en Smeltkroezen had gederangeert, doch na een taamelyke stilstand nam 'er Een 't Woord op voor alle, en sprak aldus. | |
't Vertoog des Chimists voor de Nieuwschierigheyt.De Nieuwschierigheyt is de Moeder van alle Konsten en Wetenschappen, en zy loutert die Gedachten, die zig het Gedrang der domme Mensch-Ezels onttrekken, om al vluchtende te roeppen, na de Bosschen Hermes, na de Bosschen! Wy zouden nooit die heerlyke Gedachten der Oudvaders en Geleerden, dat Cieraat, die edele Gesteentens aan de Kroon der Theologie, geerst hebben, indien die Mannen zig niet boven de voorgaande Schryvers opgeheven hadden, door hunne Nieuschierige Denkbeelden. De Geneeskunde zou ontrent zo veel Geneesmiddelen hebben gekent als Abderas Doctoor Normontaan, die geen Klissen kent uyt Knaapenkruyd, en die de Geneeskunde bepaalt in een Ordonnantie van Olie van zoete Amandelen, en van gebraade Appellen. Daar zouden geen Wetten zyn, indien de eerste Wetgeevers, gelyk als wakkere Chirurgyns, na geen Middelen hadden getaalt, om de Kanker der ineetende Misdaaden te stuyten. Den Oorlog zou als nog met Vuysten, of met Ezels Kaakebeenders beslecht worden, indien de eerste Kapiteyns geen Wapens hadden uytgevonden; ja wie weet het, of 'er niet Millioenen Menschen schadeloos zouden loopen, indien die twee beruchte Paapen, den eerste een Monnik, en de laatste een Bisschop, het Buskruyd, en de Bomben, niet als by Mirakel, hadden ontdekt. Een Stuurman zou van hier niet durven vaaren tot aan den Overtoom, nog een Abderiet zou zig niet op Zee durven begeeven, tot aan Ga naar voetnoot*Terheyde, ten zy de Nieuwschierigheyt hem 't Kompas ter hand had | |
[pagina 174]
| |
gestelt; kort om wy zouden nog Schrift, nog Boekken, nog Kleeders, nog Huyzen hebben, zonder de Handleyding der Nieuwschierigheyt; ja wy zouden, in navolging der Munstersche Heyboeren, veel ligt de Kastaanjens der Eykeboomen moeten smullen met hunne Huysgenooten, de Tamme, en met hunne Erfvyanden, de Wilde Zwynen. Maar laaat ons het Burgerlyke Leeven eens beschouwen, (of schoon den Ontleeder zig uytgeeft voor een Grasburger der Bosschen) wat Vermaak zou 'er in die Staat te zien zyn, zonder de Nieuwschierigheyt? Is 't geen Vermaak voor Lichtgeloof, dat hy zo Nieuwschierig is na den Uytslag van de Zaak van Thorn, dat hy in die tusschentyd niet eens denkt op zyn Schulden? Is 't niet een Aartspleyzier, dat het Sarazyns Hoofd zo nieuwschierig is, wat voor een Rol dat den Ontleeder speelt, ter plaats daar hy nooit was, of komen zal, dat hy het Inhyen van een Kalfschyf vergeet, terwyl dat zyn Medevraaten hun aan zyn Kindsgedeelte verkroppen? Doch van een Slokop eens overgestapt, tot de mindere Dieren, volgt een Hond zyn Meester niet op den Reuk, gelyk als een Kat den Mainteneur volgt, op het spoor van zyn Goudbeurs? De Vosch toetst de Dikte van het Ys met zyn Gehoor, en na maate dat hy 't Water hoort vlieten, of zachtjes ruysschen, vervolgt hy zyn reys. Waar uyt spruyt die dubbbelde Eygenschap? uyt de Nieuwschierigheyt. Wanneer we een Officier in 't Wyhuys zien zitten, die door het Oorlogsvuur van Bourgonje Wyn gloeit, als Florentynsche Lak, mag men dan niet zeggen; die Krygsman is nieuwschierig na 't Leeven? Doch wanneer we zien, dat die zelve Officier besterft als of hy een Engelsche Krytberg had ingeslokt, als hy gekommandeert wort om in de Loopgraven te gaan, mag men dan niet vraagen, Is die Man wel Nieuwschierig na de Doodt? Wanneer we een Baron zien opdonderen, wiens Vader (zo hy zegt) vry meer Vee op Stal heeft staan, als 'er gehuysvest was in de Ark, (de Olifanten en de Renosters uytgezondert,) en als we zien dat die Baron zoo arm is, dat hy een Pelgrim | |
[pagina 175]
| |
zyn Kalebas zou ontsteelen, in 't byzyn des Paaus, zou men dan niet konnen gissen; Dat de Noot en de Nieuwschierigheyt, twee Reysbroeders zyn? Wat Mirakelen zou een schoone Juffere Troonie doch uytvoeren, indien de Nieuwschierigheit ons niet noopte om het binnenste te zien van die aanvallige Winkel, op wiens Vensters zulke aanlokkende Stoffen ten toon leggen. Nieuwschierigheyt dreef onlangs een Gaskon,
Om by een scheele Kok la Souppe du Gargotte
De Malbor ... te proeven, wiens Marmotte
Zo fyn van Omtrek is gelyk een Harington.
Doch 't Ongelwater scheen zyn Smaak niet te bekooren,
Des viel hy op een Fricasse,
Die mee
Zo zappig was als een Pastey van Ridderspooren.
Hy haakte met zyn kromme Vork,
Een Snep, soi disant tel, zo lekker als een Stork
Die twintig Zomers hier zyn Eyers uyt kwam broeden:
De Hospita, die blonk lyk een geschuurde Plaat,
Brogt toen een Stuk Gebraat,
Dat Longziek was en duf; dus zegt het links vermoeden.
Ha Cadedis! que le Diable te scie,
Riep St. Fiak, en vluchte. Voor altyt?
O Neen, want daags daar aan bezogt hy weer Ma Mie,
En waarom kwam hy weer? Niets, uyt Nieuwschierigheyt.
De Nalaatigheyt helpt 'er veel om een Bataafs luchtje, doch de Nieuschierigheyt behoud meenig eerlyk Man, die met een langmoedige Nieuwschierigheyt verlangt, of hy niet een handvol rust meer zal hebben, na de de Dood van zyn Bed-Papegaay, als by haar Leeven. De Nieuwschierigheyt alleen houd den Egyptische Korenbyter in 't leeven, in 't midden van een uytgeteert Geraamte, als die over viermaal ses Wintermaanden, nieuwschierig is om te zien, of de versch uitgebroeide Korenbyter wel zo veel Waaggewicht zal ophaalen, als zyn Papa. | |
[pagina 176]
| |
De Nieuwschierigheyt om onze Smeltkroezen te zien rypen, houd het Hoofd der Chimisten boven water, en schoon wy zo doodarm zyn, dat wy ons laatste Stuk Familie Goud dagelyks beschouwen door een vermeenigvuldigent Glas, waar door 'er duyzent schynen te weezen; en dat we een gebraade Mos eeten, met een Vergrootglas op de Neus, die dan uytdyt tot een Bredaasche Kapoen, echter houden wy voet by stek, by die schaduwe van de Hoop, die Afgodes der Vrouwen, en by dat Voorwendsel der Mannen, die na 't Coffihuys troppen, by de Nieuwschierigheyt. | |
Dixi.Hermesstad.De ruuwe Jakob die zo graag een Nymf betast,
Speelde onlangs met zyn Harderinne,
Die aan zyn Nieuwschierig oog, en uyt een reyne Minne,
Twee Bouten naakt liet zien, vry witter als Albast.
Hy Strookt, en Vryft, en Kust en Streelt,
't Bezielde Marmer van die Bouten;
Doch wyl zyn Mannen-moed zig verder moest verstouten,
Riep Fillis die dat Spel verveelt;
Ey laat uw Nieuwschier Oog een weynig hooger weyden,
Heer Jakob slist 't Verschil, en vly uw tusschen beyden.
T'Amsterdam by H. BOSCH, is te bekoomen Poiret Goddelyke Huishouding, 2 deelen, in 4. J. Freyer, Reyse door Oostindien en Persien, met Platen. Bogaart, Roomsche Monarchye, met afbeeldingen van alle de Keysers. Dito Grondlegging der Nederlandsche Vryheid. De Gedigten van Abraham Bogaart. Wiskunstige uytvindingen van Schoorstenen die niet Roken. |