Den ontleeder der gebreeken. Deel 2
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |
No. 6
| |
Heer Ontleeder der Gebreeken.De Duy** is geen Pander van een ongedoopte Klok geworden, op St. Willebords nacht. De zwarte Roeland heeft geen Toverhex, die na een Broedpenning gaapte op een Kruysweg, den hals omgedraait, op St. Willebords nacht. Een Leydsch Student der beyde Rechten, heeft zyn Degen niet verpand in den Berg van Barmhertigheyd van Mama Florida, op St. Willebords nacht. Nog de Heer Bloempap wiens Pols ebd en vloed gelyk | |
[pagina 42]
| |
als een uytgedroogde Rivier, is geen Ritmeester geworden, ad vitam, als die pas drie Weeken leevens meer ryk is, op St. Willebords nacht. Neen Ontleeder, daar schuilt de Boterbloem niet, maar Grillo, de Staalgraauwe Grilio, kenbaar door een paar ebbenhoute oogen, door een paar leere kaaken, door een leeme Conscientie, en door een porfiersteene Ziel, heeft een misterieus Congres gehouden, met Kain en Ga naar voetnoot*Anti-Baudius, op St. Willebords nacht, en dewyl die Nacht maar eenmaal in 't jaar komt, moet den Anatomist der Stalkaarssen die eenmaal, toekomende Maandag, zynde de Brielsche Ganzemarkt, op een bekwaame Dag stellen. Als het Zonneschyn is over al, is het gestadig Nacht, op Rotfoort. Die Zinspreuk is bewaarheyd op St. Willebords nacht, want die Nacht, die door 't gantsche Sticht zo helder was, gelyk als de glas-kraale Tonneelkroonen zyn van Gysbregts Schouwburg was zo verschrikkelyk om en om Rotsoort en Rotsenburg, dat alle de Potaarde Potten en Pannen, en zo de half-als de heelbakken Tegels stonden te lillen en te trillen, gelyk als jonge Maagden die voor de eerste maal, de Stormvlaag zien aankruyen van Jovis gulde Regen. Grillo die op dat ogenblik een van Susannas gryze Koetspaarden nabootste, in 't streelen van een Walvistraane Gouvernante, stoof over end met zo een vlugge Beweeging, gelyk als de Piramide van Sixtus de vyfde over end stoof, om geplaatst te worden op haar marmere Voetstal. Een koppel Kevers die 's Winters op Grillos potaarde Reputatie, en die 's Zomers op de eerste botten der Eyke boomen aazen, vloogen insgelykx in de hoogte, den eerste uyt de Armen van een mishandelde Dame, en den tweede uyt de Kreeftsschaeren van een Gemoeds-knaaging; zy voegden zig zo naauw by malkanderen, gelyk als een koppel Steen-bokken zig t' zamenkoppelen, wanneer den Donder met zyn kraakende Nooten, de gehoornde Bewoonders van d'Alpen komt vervrolyken, en zy kroopen op Schenkels en op Pooten na Papa, die op dat moment Charon verbeelde, en die met zyn twee Spooken, in een houte Bak, overslak na een hoogte, eer- | |
[pagina 43]
| |
tyds kenbaar door een Gemeene Best van Duyven, en Konynen, doch thans bevolkt met vervloekte Nacht-uylen en heyllooze Bonzems. Aldaar gelant zynde, zette zig Grillo neer sans Ceremonie op een Leuningstoel van groene Zooden, de twee jonge Grillos besloegen van weerkanten den hondertjaarigen Bouwheer der Rattevallen, en in die Gestalte verbeelden zy met hun drien het Wapenschild van den Tovenaar Gormogon, dat aan de eene kant met een verschrompelde Eenhoorn, en andere zy met een Bruynroode Luypaard is beslaagen. Grillo hoeste drie werf, drie werf floeg hy zyn Blikken na de Aarde, drie werf verzuchte hy Zwaarlyk, en eyndelyke bromde hy zyn laatste Doodvonnis uyt, in deze Woorden. | |
Grillo.Een groot Mans Sterf-lot, wort veeltyds voorzegt door een Dier. Eer dat de beyde Indiën waaren ontdekt,voorzey een groene Papepaai de Dood van Rufus de Koning van Engeland, Schotland, en Yrland. Eer dat 'er oit een Groenlands Vaartuyg was uytgerust na Groenland, of na de Straat Davids, voorzey een ongeboore Walvis de geweldige Dood van een Lombardier binnen Abdera. En eer dat de Leeme Ziel van uw Papa verschoot uyt zyn Potaarde Kleerkas, is zyn Dood voorkondigt door St. Willebords Onweer. Wel aan dan, Luyster snel, wilt op myn Klanken
Want 't Nootlot is zo min, als Grillo te verzetten.
Myn Opkomst en Verval is uw beyde zo wel bekent als den Open Ondergang van Mas Anjello, maar myn hoedanigheden, die zo ongemeen zyn, gelyk als de Eerbaarheyd zeldzaam in een Tonneelspeelster, zal ik uw ontvouwen. Ik ben een Poeet, wiens Vaarzen zoo verdoovende zyn, gelyk als het Bloed van een Torpedo, en meer dan eens heb ik door myn dichtkundige Galm de Koetsen en Paarden der Voorbyreyders zo stokstil doen staan, gelyk als 't vermoeden van een Koekoek stokstil staat, wanneer hy zyn Hand legt op 't leege Neft. Ik heb de Dichtkunde maar Zylings begroet, dat is waar, want ik heb nog Taal nog Vinding, nog Beschaafdheyd, en echter ben ik den Maro der Tegelbakkers; denkt nu eens wat wonderen, dat ik zou hebben verricht, indien ik de Poezy vlak van vooren had beschouwt, gelyk als ik eertyds de ontgonne Behoorlyk- | |
[pagina 44]
| |
heden beschouwde van myn echte Gouvernante, en gelyk als ik altoos de aanbiddelyke Blikken heb beschouwt van Mevrouw Eygenbaat, en van Madame Intrest. Alhoewel ik altoos een Vreemdeling ben geweest in de vyf Orders, echter ben ik een Vitruvius zonder Order, en dat meer is, ik ben een Stichtsche Orpheus; want ik weet langs de Klooven en Scheuren van myne geele Ooker Gebouwen, zo wel allerley soort van Dierien te lokken, als hy door het Rad van zyn Lier een Landdag wist te beschryven, 't zaamgestelt uyt reyne, en uyt onreyne Schepzelen. Het Geld heb ik niet bemint, maar aangebeden, en het Valdeurtje van myn Ziel stond altoos, dag en nacht, op den Klink, voor 't Geld. 't Geld is de Religie van een Snol en van een Tegelbakker, en de Liefde is het Bygeloof van een Minnaar, en van een Dwaas. Derhalven waakt en braakt om dat Metaal te verkrachten, en als dan zal uw blinkende Faam, den Beschermh. zyn en blyven van uw rinkinkende Naam.
Matta-Sierva.
Dat uw Vaarfen, O zwarte Vader des Uylsgezins! de wellust zyn uwer Tydgenooten, wort gelooft zelfs by een Ongeloovig Vrydenker, want uw Dichtkunde verstrekt voor Misdruk aan de Boter-Aalmoesseniers, en aan die Komeny-Reeders in Zout en Zeep, die Paleyzen bewoonen by na zo ruym, gelyk als 't Bomgat van Diogenes Ton.
Grillo.
Zwygt, Lantaarn van de Vaart die zo transpirant zyt, dat men uw Milt kan zien dwars door uw huyd, zonder behulp van een Vergrootglas, want schoonje een Stier gelykt, op 't Oog, echter benje een Os, op 't Gehoor.
Matta-Sierva.
Ik munt vry nader op een Stier als op een Os, want ik heb meer Meestressen als Meesters, en ik ben een Speelder die nu en dan wel een Tekelenburgs Meysje heb gewonnen, met een overspeelige worp van Deux en Aas.
Grillo.
Dat lykt 'er niet na, Minne-slachter, in myn Jeugd wierden de Juffers verspeelt met Dobbelsteenen, en ik heb eenmaal de Lukretia van een Pikdraads Salet geconquesteert door een worp van | |
[pagina 45]
| |
Passedix. Ha myn Zoon is nog onbekent met het vermoogen der Liefde! De Liefde moet behandelt worden, gelyk als de Italiaansche Muziek wort behandelt, de Liefde moet hoog en laag konnen doorstaan, of doorleggen, en daar moeten niet weynig Beevingen, en Kruysjes in dat Spel te pas komen.
Kain.
Je hebt Ongelyk Broeder, want Papa is zo Familiaar met de Liefde, gelyk als een Kalf Familiaar is met Zoete Melk; en een Man die zyn Liefde wegschenkt, zonder dat hy de Liefde kent, is gelyk aan een Hoogduyts Baron, die zyn gechamareert Kleed verpand, eer dat hy den Snyder heeft betaalt.
Grillo.
Ja Ja, myn Kain! dat 's niet al mis; je zoud wel een hondert Zeeuwsche Oesters opensteeken, eer dat je daar in een Papa zuld vinden, gelyk als Grillo.
Kain.
Ja Papa, maar St. Anthonius van Padua, ontmoete eenmaal een Man in 't groot Magazyn van Lucifer die niet te zien was in 't Vagevuur. Laat ons mee niet te vergeefs zoekken.
Grillo.
Basta Kain, ik ben die ik ben, ik ben een Zoons Zoon van die Reuzen, die 't verheven Kasteel van Jovis Namur poogden te beklauteren, langs de Stormladders van opgestapelde Rotsen. Door de hoogte en de breete der Rotsen heb ik een Pottebakkers Reputatie geobtineert, en door behulp van die misbakke Steen Pollevyen heb ik getracht de Lengte te evennaaren van een Sparrewouwer Reus.
Matta-Sierva.
Dat Papa zyn Verhooging betracht, betoont hy door de Mahometaansche Standert van zyn Zwarte Paruyk, die zwaar genoeg is om een Kameel te bevrachten. Indien onze Voorouders gecoiffeert geweest waaren met diergelyke Paruyken, als dan zouden zy zig niet hebben beklaagt over hunne Naaktheyt.
Kain.
En dat Papa na de Verdikking rekhalst, is zichtbaar in de Keus van zyn Gouvernante, die iets korter is van 't Hoofd tot aan de Voeten, als van Heup tot Heup; die Dame is een Ton vol Merg, en Papa is een Anker vol Osseschenkels, uyt zulk een Zamen- | |
[pagina 46]
| |
mengfel zou Pierre de Turenne een delicieuse Souppe voor een Lekkerbek weeten te distilleeren.
Grillo.
Ja Ja, bespotters van een Man die veroudert is zonder schaamte, en die grys is geworden zonder Deugd, ik zal uw een Lyndraayers Zinspreuk nalaaten; Gaat achterwaards in de waare Eer, en gy zult voortgaan in de weezendlyke Winst. De Paus woekkert Geld by Geld, en Schatten by Schatten, doordien hy zig weet (schoon zylings) in te dringen in St. Peters Erffenis; de Pastoor van Bode** volgde zyn Voorzaat op, die zig den hals had afgeslooft in de Algebra van de Heylbronsche Roemers, en in de Multiplicatie der geestelyke Hembdslippen, en hy viel hol over bol in een neeringryke Tent vol Wierook en Waschtoortsen, en in een speelzieke Klop, overvloeyende van Dartelheyd en van Wellust. Gaat achterwaarts, O Zoons Zoonen der Aarde! gelyk als voorbedachte Bankroetiers, en gy zult voorwaards draaven in tydelyke Zegeningen. De Tarters en de Parthen schynen te vluchten, doch door die Schigten, die zy over de Schouders laaten lossnorren, dooden zy de meeste Vyanden. Tot dus ver was Grillo voortgekroopen in zyn onmenschelyke Vermaaning aan den Eenhoorn, en aan den Luypaart, toen de Schikgodinnen den pikdraad zyns Leevens afsponnen, door een Vertooning waar in de Tyd min deel had, dan 't Geval. De Onnoozelheyd, en 't Goed Vertrouwen kwaamen als Ballingen Landwaards in vluchten, om 't Leeven te bergen. De Onnoozelheyd was vedreeven uyt een Kostschool van jonge Juffers, (de jonge Juffers beginnen al vroegtyds te redeneeren over Pro en Con) en 't Goed Vertrouwen was uytgebonst uyt de Societyt der Minnaars en Minnaressen, (a l'Epreuve, a l'Epreuve! trek of zwyg!) derhalve waaren zy genoodzaakt, gelyk als eertyds den Amsterdamsche Hermes riep, om uyt te roeppen, Na de Bosschen na de Bosschen! de Onnoozelheyd zag by geval het Duyvekot van Grillo, en stapte daar na toe, om 't Gezelschap dier Onnoozelen te vereeren met haar Perzoon, en 't Goed Vertrouwen volgde de Onnoozelheyd, als zynde derzelver schaduuwe. Maar Helaes! hoe vruchteloos is veeltyds de Pooging van de Onnoozelheyd en van 't Goed Vertrouwen. want zy vielen in een Hinderlaag van drie conspireerende Nachtravens, in stee van in een Societyt van onnoozele Veldduyven, | |
[pagina 47]
| |
en zy zaagen, dat de Grillonisten, die altoos voor Kreupel en Lam vermaart zyn geweest, in de Bevordering van 't Gemeene Belt, echter nog de Duystenis nog St. Willebords Onweer vierden, in de Promotie van een algemeen Voordeel. Men zegt, Heer Ontleeder der Gebreeken, dat de gryze Grillo aanstonds de Onnoozelheyd, en 't Goedvertrouwen onderscheyde by de Reuk, (wie durft zeggen, dat Grillo Vyf-Zinneloos is?) doch die Qualiteyt was de Oorzaak van zyn Exit; want gelyk als de Reuk van Muscus de Vapeurs geeft aan de Juffers; gelyk als de Reuk van Tabakssteelen de Infecten der Wagenschotten Bedsteeden doet stikken; en gelyk als de Reuk van Yrsch Hout allerley vergiftige Dieren doet decampeeren, desgelyks verworgde de Lieffelyke Reuk der Onnozelheyd, en de vriendelyke Geur van 't Goet Vertrouwen den onvriendelyken Grillo; en dat hondertjaarig Hert, dat zyn Takken had verstompt en afgeloopen, op het Seyssen des Tyds, en op den Boezem zyner Tydgenooten, wiert op St. Willebords nacht verworgt door dat paar onschuldige Persoonagien, die hy noit had gezien nog behandelt, in de langdraadige en kwaadaardige Levensloop eens Stichtsche Pottebakkers. De Faam die zo mondig is gelyk als een Goudsche Gaaper, brogt fluks die blyde Boodschap over aan zyn ronkende Gouvernante, die gelyk als een geele Kloot uyt de Truktafel van haar groene Bedstee rolde, en die zonder Maanen, zo wel als zonder Schaamte, door de hulp van een Beezemstok overstak na den Konyns Berg des Doods. Aldaar zag dat Aambeeld des Overspels, den verbrooken Hamer der Bouwkunde, gerekt en gestrekt leggen, op het Praalbed van behagelde Zooden; Daar ley haar Grillo, op een Parade Nest van Zooden,
Geslaagen door de Moort,
Terwyl de Luypaard fel op 's Broeders Bloed bekoort,
Met den Eenhoorn na dat Tuynhuys was gevlooden,
Dat met een Drietal van Herdoopers praalt en prykt,
En meer een Roovers grot, als een Prieel gelykt.
Het is onnoodig om uw een vochtige Beschryving te geeven van de Krokodils-traanen der Eykelen eetende Gouvernante, want; Gedwongen Zuchten die het Godendom mishaagen,
Nog Snolle-traanen moet de Ontleeder niet gewaagen.
Derhalven zal ik 'er maar byvoegen, dat zy met de linkerhand de stilstaande Pols van den gestikten Grillo, en met de Rechter Poot, de Diepte van zyn zakken Polste, waar in zy nog Goud nog Zilver, nog Gebeede Boekken ontmoete, maar waar in zy een Ordonnantie vond, waar op Grillo, byna een Eeuw lang had gerotst en gereeden, Katten en Katers had opgevoed, en waar op Zy, als Erfgenaam van zyn onzichtbaar e Deugden, de Rolpenssen van haar toekoment Geluk zal uytrekken. | |
Grillos Diascordium.Recipe, De Kruyden van Sheynheyligheyd en van Staatzucht, van elk een Handvol; van de Geeft van Hovaardy een Greyn; van het Zaad van | |
[pagina 48]
| |
Tweespald Oneenigheyd, en Oproer, van elk een Mand vol; van de Wortel van Koppigheyd, Gemelykheyd, en Hovaardy, een vierendeel Ponts. Stoot die Kruyden, poedert het Zaad, splyt de Wortels, en mengd die dan hol over bol te zaamen in de Mortier der Eydele Glorie, met den yzeren Stamper van Tegenspraak; giet'er een pint Water van Krakeel by; zet die Compositie over het nootlottig Vuur van geveynsde Yver daar by doende een paar Oncen Siroop van Waanwysheyt. | |
Het Gebruyk van dit Cordiaal.Laat een Grillonist een Lepel vol van dit Diascordium, zo heet als 't leydelyk is inneemen, 's ochtends en 's avonds, eer dat hy de alderminste Oeffening ontgint van eenige Moraale Deugden? wanneer zyn Mond nu vol is, laat hem dan zyn Oogen vast toenypen, laat hem een Scheeven Bek trekken, en eenige geveynsde Traanen laaten rollen, en dat gedaan zynde, laat hem dan met tegenstrydige Argumenten, de welgefondeerde Zententien der eerlievende Menschen, beandwoorden. | |
De Uytwerking van dit Cordiaal.Door het dagelykx Gebruyk van dit Cordiaal, zal een Atheist den Alkoran verdedigen; en Grillonist zal de Overigheyd beleedigen; en een Pietist zal veel eer een koppel vegtende Honden of Katten, als een paar twistende Menschen, bevreedigen. | |
P.S.Dit Diascordium Grillonis is te bekomen in het Amphitheater van den geweeze Grillo, by zyn bedroefde, blyde, en hobbelende Gouvernante; wanneer de Luypaart beschonken is, debiteert hy op 't Punt van zyn Degen, en wanneer den Eenhoorn sollicieert, strooit hy 't, Gratis, uyt het Portel van zyn Koets, langs 's Heeren Weegen
A Dio Grillo. | |
Waarschouwing.Verwacht eenige Aanmerkingen over de Verwoesting des Joodschen Volk, in Nederduytsche Vaarsen beschreven, door den Heer L. Bidloo. Dit voorschreeve Geleert en Voortreffelyk Werk wort by Intekening gedrukt, by Hendrik Bosch, Boekverkooper over het Meisjes Weeshuys by de Bloemarkt.
Te Amsterdam, by Hendrik Bosch, Boekverkooper over 't Meisjes Weeshuis staat binnen korte dagen gedrukt te worden eene uitvoerige Beschryving van eenige voornaame Adelyke Huizen, Kloosters en Kerken van het Vereenigde Vrye Nederland door Mattheus Brouerius van Nidek, Rechtsgeleerden, met konstige afbeeldzels der Gebouwen, en een dichtkundig byschrift onder Konst de Plaat, in Folio. Ook is by denzelven te bekomen, Toneel der Vereenigde Nederlanden, en onderhoorige Landschappen, geopent in een algemeen Historisch, Genealogisch, Geographisch en Staatkundig Woordenboek, door Francois Halma, vervolgt door Mattheus Brouerius van Nidek, Rechtsgeleerden, met naeukeurige Landkaarten en Printverbeeldingen. Zynde mede by Hendrik Bosch te bekomen 60 kurieuse Platen van Adelyke Huyzen, die in 't gemelde Boek beschreven worden in Folio. |
|