Den ontleeder der gebreeken. Deel 1
(1724)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 353]
| |
Den Ontleeder.HA! myn groene Ga naar voetnoot*Amazone, ik ben zo vrolyk als een Londens Ga naar voetnoot†Vroedschap die een Zondags vertoog doet over een Fles Clairet, over een byster groot stuk Roost Beef, en over een Podding met rozynen. Ik spring uit myn vel door een aanprikkelende Vreugde, gelyk als een geresolveert Bruidegom die een handje vol Maagdepalm verkreukt, op de jongste nacht; ja ik vrees dat ik een Lyk zal zyn binnen twee en negentig jaar, ten zy deez' blydschap zo schielyk gelieve te decampeeren, gelyk als een valsche Speelder decampeert, naar dat hy de Goudbeurs heeft geryfelt van een onervaare Kermiskindt. Waar uit spruit doch die ongemeene Vreugde, myn gras- | |
[pagina 354]
| |
groene Compagnon? en waar in bestaat de weezendlykste Blydschap van een sterffelyk Mensch? vraagt den Ontleeder der Gebreeken. | |
De Papegaai.Dewyl ik zo familiaar ben met de Vreugde, gelyk als een Luijaard familjaar is met den God der Droomen, daarom zal ik die Gemoeds vraag oplossen gelyk als een Casuist. Niets is aangenaam aan Dier of Mensch, (Ga naar voetnoot*noteert dat de Papegaai de hooger hand neemt boven den Mensch, om dat hy geconsulteert wort) dan dat geene dat eenige overeenkomst heeft met onze Inbeelding, en daarom behaagt ons een heerlyk Konstistuk, of een verrukkent Concert, na geraade van ons Gehoor of van ons Gezigt. Dat is te zeggen, Heer Ontleeder der Gebreeken, dat de Blydschap van ieder Mensch niet ontleedbaar is in 't Algemeen, maar wel in 't byzonder. By voorbeeld. Als wanneer Quikkelenberg uw Gehoor streelt door de Amphions nooten van zyn lieflyke Fiool, is die Konstenaar dan te paaijen met een Lamme Solo van Abdera's Klokkenist? Geenzins Papa, die graage Violist slacht de Vestaalsche Nonnen van Madame Therese, hy is niet beholpen met een Doos vol Wind, maar wel met een hand vol Splint. Willem Longeloos, die zo laf is als een Schotel Waterbaars zonder Zout, stelt al zyn Gelukzaligheid in een Paard. Teunis Zonderziel, die zo Vrek is dat hy zyn Conscientie uitrekt ter lengte van een Ankertouw, plaatst al zyn Hoop in een Schoonzusters Minnevlam. Frans Quistpenning, die zo liberaal is dat hy ook de tydelyke Medailles van zyn Vrienden omzet, verspilt de laatste droppels van zyn Leevens-olie in de gekraakte Lamp van een verplukte Winter-poes. De Minzieke Aarim ontdekt al haar spytige Bekoorlykheden voor de Strykstok van een Muzikant; en Lys Hottentots, die Sparjes-snoepster van haar verhuurde Buiteplaats, buigt haar stramme Knieschyven voor de Zweep van een Koetsier. De Douariere van Noutje Nootemuskaat praat eeuwiglyk met haar Kat, gelyk als een Toveres; en den Advokaat Veelhoorn is de Poortier, die de Voordeur van zyn Kalamuksche Onderspeelster wagewyt open zet voor Zeemonsters en voor Makelaars. Kort- | |
[pagina 355]
| |
om, het is geen Vraag voor een Regenwaters Filosoof, gelyk als den Ontleeder der Feilen is, van my te questioneeren over de weezentlyke Blydschap der vrolyke Stervelingen. Her uit je Dief wat doe je hier! | |
Den Ontleeder.Schoon dat myn Papegaai zo groen is als een onrype Konkommer, echter spreekt hy Sententiën van het eerste fatsoen, want hy schimpt, schertst, en smaalt, zonder dat hy den vereischten Text eens aanhaalt. Laat ons dan het Ontleeders Snoeimes uitrukken, de Papegaai de Papegaai laaten, en die Vraag behandelen op een ordentlyke wyze. De Blydschap is een Hartstogt die als een Godheid aangebeden word by den Mensch, en daar uit kent men derzelver Waardy. Het is waar dat den eene het Conterfeitsel van een leevende Bednimf, omvangen met een pikzwarte Ebbenhoute lyst, liefkoost; en dat een tweede na de Flessen duikt, gelyk als een Reiger reikhalst na een groene Kikvorsch; zommige reizen na Griekenland of na Italien om stukken en brokken van Heidensche Goden, en van marmere Godinnen op te zoeken; (O die Italiaansche Pelgrimasien besnoeijen niet weinig de Inkomsten der onnozele Nederlandsche Juffers!) en andere zitten te loeren in 't hoekje van den Haard, en als Mama het hoofd eens omkeert, dan geeven zy de geconfyte Kamenier een vriendelyke Palmslag tusschen Deur en Dorpel. Veele zyn kloekmoedig, veele Beminnaars van Wetenschappen, van verborge Konsten, van Bloemen, van Schelpen, van Vogelnestjes, van Ruspen en Torren, doch in 't algemeen zyn zy alle Liefhebbers van het gulde Vlies waar uit de Hollandsche Dukaten gebooren worden, en zy aanbidden alle de Vreugde. Daar zyn geen Menschen die de Vreugde haaten, hoe schamper dat ze ons ook voorkomen met hun uitgestreeke Tronien; ja die Kato's, die stemmige Berispers, die Gedenknaalden van Rimpelen op hunne gekreukte Voorhoofden voeren, en welkers pligtpleegingen doorzult zyn met Bestraffingen, gevoelen inwendiglyk de Kittelingen der Vreugde, en zy zyn meê geen Doodvyanden van een hand vol Blyheid, tusschen Deur en Dorpel. Hier in zyn die gestrenge Mannen gelyk aan de Stoische Wysgeeren, die niet vermogten te gaan zitten wanneer zy 't Middagmaal hielden, om quansuis te doen zien dat zy maar spysden welstaans halve, en on- | |
[pagina 356]
| |
dertusschen lurkten zy de Kroezen uit tot het laatste Dropje toe. Dat noemen de Heeren van Tongerlo tot deezen huidigen dag, Bibere Stoice, een Wysgeers Teug. | |
De Papegaai.Ik heb, Heer Ontleeder, de ingeboore Zucht voor de Vreugde bestudeert in de Kinderen. Let eens, hoe dat die jonge Praaters en Snapsters die Meisjes en Minnens caresseeren, die zo vrolyk zyn als veelkleurige Loeries; hoe dat zy die streelen met haar zachte Pootjes, en ter contrarie, geest eens acht, hoe dat zy die geene ontwyken die 'er zo blymoedig uitzien gelyk als de Ga naar voetnoot*Brugsche Penitenten op den goeden Vrydag. De Roede zelve belet de Kinders niet van alle de Voorwerpen der Vreugde na te jaagen, en al haar Zinnen en Gedachten staan altoos schrap om een handje vol Plaifier over te gaaren. De Gryzaardsvinden het grootste Gemak by de Vreugde; doch zy ontmoeten veel Zwaarigheden op die Kruistogt, dewyl zy al te ervaaren zyn in de verleedene Vermaaken, want alle weezentlyke Plaizieren zyn zeer na verknogt aan het eerste Huuwelyksnieuws, (dat is) aan een nooit gesmaakte Vreugde. | |
Den Ontleeder.Wel zo myn Papegaaitje roiaal, dat lykt 'er na, myn groene Prokureur, dus doende is 'er een Uitzigt om uw Fortuin te pousseeren door een Papegaais Tong, gelyk als een Advokaat; maar eens wat anders gepraat. Zou het weezentlyk Vermaak van den Mensch ook niet bestaan in de Liefde? het schynt zo, want een Granadier van zeven voet lang haakt zo wel om gelieft te zyn, als de kleine Curtade, 't Dwergje van de schoone Astolphus, Koning van Lombardyen. Een Man die bemind word steld vast; dat 'er iets in zyn Perfoon bestaat, waarom de Juffers hem vieren; en een Dame, die gelieft word, roept volmondig uit en in; dat zy iets bezit waar door zy aangezogt word tot het Concert van Tiereliere. | |
De Papegaai.Praatjes Praatjes, Ontleeder van een Nacht-Coiffuur, het weezentlyk Vermaak kleeft vry vaster aan 't Gehemelte, en word nooit halver wege geënt, gelyk als de Liefde. Uit de gestadige Smulfeesten, uit allerlei soort van Wynen, uit het Schouburg, uit ry- | |
[pagina 357]
| |
den en rotsen, uit Ombre en Dobbelsteenen, en uit Zingen en Springen wort een aangenaame Vermenging gemaakt die de Smaak flatteert van Geleerden en van Leeken. Wat nu myn Gevoelen aangaat, ik zeg (behoudens de Achtbaarheid die een Papegaai moet hebben voor zyn Heer) dat een lekkere Tafel, een Overvloed van fyne Wyn, en een maatelyk getal van vrolyke Vrinden, het delikaatste Priesters brokje des Leevens is. Ha hoe verrukkend is het Concert van volgeschonke Wyn-klokken! en de hartelykste, schoon niet de duurzaamste Broeder- en Vriendschap word gecontrakteert tusschen een Westfaalsche Ham, en tusschen schuimende Bokaalen. Den grooten Alexander en Marius dronken en klonken, gelyk als Juristen op een Promotie feest, en Marcus Antonius zoop zig zo onverstandig vol en dol, dat hy meêr dan eens uit de Burgerwacht is gered door de schoone Kleopatra, ook is hy meêr dan vyftigmaal na zyn Paleis geëscorteert geweest door de Romeinsche Ratelwacht. De strenge Kato, een Man die zo straf was als de Veer van een Ga naar voetnoot*Moordmolen, bleef zomtyds tweemaal vierëntwintig uuren, in de Gulde Berg, op de Piassa di Navona, zitten rinkinken, zonder eens te roepen; Here Boy! what a Klok is it? Ik zal Vader Nestor overslaan, want die oude Raadsman dronk zo fellyk, gelyk de verroeste Zoetekoeks Rave, Jaap Jaap! zuipt, en zyn Kalkoentje was al zo ruim van Omtrek als de Paling-Conscientie van Jansje, of als de Moezel-kelk is van Hopman Kees, die vier Flessen weet te dupliceeren tot acht, en die de Gasten voor die Gezontheids teugen doet betaalen die hy zo onbeschaamd insteld, en zo eerloos uitdrinkt. Pleeg eens Raad met den Ouderdom, myn vroome Ontleeder, en onderzoekt eens naauwkeuriglyk of de Gryzaards, de stokoude Overstens, en de uitgediende Rechtsgeleerden het Landleeven niet uitkippen, als het Dessert des Leevens; niet om te rusten, geenzins, myn Weldoender, maar om open Tafel te houden, gelyk de Britten die de Kerstyd vieren met smullen en slampampen, en om tot den Dageraad met de Neus in de Clairet te zitten, zonder Stads-getuigen, en te zingen tot heesch wordens toe; | |
[pagina 358]
| |
Et que l' Aurore,
Nous trouve encore
Le Verre a la main.
| |
De Courant van den Vesalius der Feilen.Parys. De Fransche Prokureur is hersteld van die Wonden, die zyn Klerk hem heeft geinfligeert, doch de Bres van Overspel die zyn getrouwe Huisvrouw geschooten heeft in de Wal van zyn Reputatie, gaapt nog als een Oven. De meeste Fransche Prokureurs worden gebooren onder het Hemelteken van den Räm, en daarom horten en stooten zy gelyk als Bullen, en zy zyn zo onhandelbaar als de Stieren van Colchos, doch wanneer men hun hoorns vergult met een hand vol Stofgoud, dan worden die Kakelaars zo tam, als een troep pikzwarte Lammeren. Een blygeestig Kabouter zei onlangs over tafel; Dat Kaïn de Patroon was der Wondheelders, dewyl hy door de Manuale Operatie van een Ezels Kakebeen, de Tandpyn genas van zyn Broeder; en den Ontleeder voegt 'er by; dat Mammon den Beschermh: is der Prokureurs, en om dat hy gehoornt is gelyk een Prokureur, en om dat hy een Geld-duivel is, gelyk een Genuees Kassier. | |
De Barmhertigheid eens Prokureurs.Een Prokureur wrong zyn Schaeren in malkander, en hy huilde als een Weerwolf; en trouwens wat reden had hy daar toe, dewyl een Man wiens Proces hy vermorst, en wiens Geld hy verovert had, uit zyn Kantoor liep in een wanhoopende Luim. Loop Koekoek, (riep de Prokureurs Huisvrouw) immers heb je meer dan drie duizend Pleiters geruineert in en omtrent Abdera, zonder uw Oogen eens nat te maaken. Dat is waar myn verzegelde Huis-harpye, (repliceerde hy) ook schrei ik niet over zyn Bederf, maar ik ben desperaat dat hy nog een Paerlemoere Snuifdoos behouden heeft, die ruim twaalf worp malle Schellingen waardig is. Een Prokureur wort zelden door de Conscientie, maar altoos door 't Intrest gegouverneert, schoon dat hy, zo nu als dan, den Rol speelt van de fyne Man. Een Soldaat die den Degen in 't Riet steekt, en in een Monnik vervelt, zal groover Schelmstukken begaan onder de Maskerade-vacht van die Kap, dan hy ooit beging onder 't Harnas; want een schynheilige Yver haalt meêr Bloed na zig dan een loonzuchtige Kwaadaardigheidt. Turin. Die van het Gerecht kondschap gekreegen hebbende, dat zeekere valsche Munters zig ophielden in het Dorp Duoujane, snorden 'er op los, enzy bevonden, dat de Prior der Karmeliters en een van zyn Monniken, werkelyk geoccupeert waaren in de Paracelsische Goudmynen der Goudvervalschers; en het | |
[pagina 359]
| |
bleek onbetwistlyk, dat een valsche G**sdienst zeer na Vermaagschapt is aan valsche Louizen. Zelden of nimmermeer word het Kwaad gestraft in Abdyen of in Kloosters, maar de Ontdekking van een religieus Schelmstuk is een Misdaad die onvergeeflyk is. Het is gebeurt in de hacghelyke tyden van Jacob de tweede, dat een Katholyksche Scevola zig ongelukkig vergiste in het H. voorneemen, om een Protestant op te offeren aan de Moeder-Kerk: tweemaal stiet hy hem met een gewyde Bajonet, en met een yverige Vuist, en hy dacht dat hem 't Protestants snappen verleert was, maar een onverwachte Malie wambes bevryde voor die tyd de Man, en den Strotsnyder nam zyn toevlugt in de Vryplaats van een Convent. Zo ras was die mislukte Aanslag niet gecommuniceert aan den Overste van dat Klooster, of hy schuimde door raazerny gelyk een dolle Bandrekel, die geroost wort door het vuur der Hondsdagen, en hy gilde uit schuifelende gelyk de Vorst der Slangen; ha! hoe zal dat dom Dier worden gedisciplineert, die zo nalaatig is geweest in de uitvoering van bet Werk des Heere! Londen. Daar is een Muziekaal Verschil beplyt tusschen de Kamerling van Londen, als Eischer, en tusschen Mr. Green, een blind Muziekant en Organist van St. Gillis, als Verweerder, dewyl de Laatste Lessen gaf in de Stad van Londen zonder Vryman te zyn. De Muziekant die verpligt was om te zien door de Oogen van zyn Advokaat, bragt by tot zyn verschooning; dat de Muziek een vrye, zo wel als een winderige Konst was, en by gevolg dat die Konst niet afhankelyk was van de Wet. Die zaak wierdt bepleit tot dat de blikken der beide Advocaten begonnen zneeuwblind te worden, zonder dat den blinde Green 't minste Licht zag in 't Proces, dat ten laatsten overhelden naar de kant des Eischers, wordende de Muziek overtuigd van een handwerks Konst, zoo wel als een kundige Weetenschap te zyn. Den blinde Mr. Green kreeg een slag in 't gezigt, en dewyl den Rechter zag, dat hy den Blinden niet kon overtuigen, door 't Gezigt, daarom dee hy 't hem tasten en voelen, in zyn beurs. Den Ontleeder der Gebreeken die honderdmaal met die Mr. Green heeft gepiket, zonder dat den Blinde ooit het wit van deszelfs oogen heeft gezien, zal zyn Leezers de Blindemans Avontuur van die blinde Organist voordissen. Den Anatomist der Feilen logeerde eenmaal achter de Kerk van St. Paulus binnen Londen, zynde Mr. Green den Tentgenoot des Ontleeders. De Hospita was een malsche Boterbloem, ook trof haar 't eige lot, want zy wiert herkaauwt door een blinde Bul, die haar dagelyks onderscheide blinde Lessen in fligeerde, op de sleutel van B duur, zonder dat 'er in al die tyd eens om een brandende Kaars wiert geroepen. Het gebeurde dat den Ontleeder eens na boven liep in 't duister, als wanneer hy een Zaak ontdekte die het Licht onwaardig was, want hy struikelde over de overspeelige Alliantie van Mr. Green, en van Mrs. ***, die dichtjes waaren geëngageert in een ouderling Hamerslag, zynde Madame het Aambeeld, waar op den Blinde het Anker des Huuwelyks te pletteren beukte. Den Ontleeder zweeg stok stil voor die tyd, doch daags daar aan vroeg hy aan Madame; wat dat haar bewoog om voor Hospitaal tespeelen, en om, in 't afzyn van haar Man, blinde Pelgrims te logeeren? Helaes! myn Heer, (anpwoorde zy bitterlyk schreyende) een teder medelyden is de gevaarlykste Vyand der Kuischheid; ik ben gestruikeld over den Steen der Verzocking van 's Mans blindheid; en ik heb hem gelaaft met de Huuwelyks teugen van myne Bekoor lykheden, om door die Aalmoes het rampzaalig Lot van zyne blindheid te baat te koomen. Den Ontleeder begon te lagchen als een Zot, (die Lach is een aangeboore Eigen- | |
[pagina 360]
| |
schap in een Autheur) en hy riep uit in een groote Vertukking; ha! nu zie ik dat de Liefde en het Meededogen eene en dezelve hartstogt is, en een Minnaar die het Meedelyden weet in te prenten in de mee waarige Boezem van zyn Minnaares is geen Spanbreedte vau de leevende Wel der der onderlinge Verrukkingen gelogeert. Glocester. Daar is door eenige Graavers die naar Steen groeven, een Schat van Been ontdekt in een onderaardsche Grafsteede. In die Tombe, die zeven voet in de lengte, en vier voet in de breedte begreep, lei een Licghaam, waarschynlyk van een groot Krygsman, over wiens hooft een Helm was geplaatst. Deszelfs beenders waaren zo gaaf als Olifants Tanden, en zyn Kiezen waaren vry witter als die van de verwelkte Star-Princes, en hier uit besluit den Ontleeder, dat hy min behebt is geweest met het Scheurbuik, dan die achteroverhellende Duive-Matras. Die doode Doodslaager heeft reeds aldaar duizend Zoomermaanden gerust, doch zo 't mogt koomen te gebeuren, dat hy kwam te ontwaaken, als dan zal den Anatomist, die zoo wel Sprookjes in 't gros verkoopt als de Courantiers, zyn Leezers, cito cito adverteeren, met de eerste kreupele Post, die in 't jaar Achtien hondert wort afgelost. Request aan den Ontleeder der Gebreeken. Gestrengen Heer. Geeft met schuldige Eerbied te kennen Esopus, Erf-Guardiaan van alle spreekende Beestenperken, hoe hy met hertelyk leedweezen vernoomen heeft dat zommige spreekende Gediertens van verscheide Naamen en Gestaltens, gemeenlyk haar vergaderingen in de Cleefsche Waranden, Luiksche Diergaardens, en diergelyke Drenlkplaatse houdende, zig verstouren zeker Dichtkunstig Werk, waar van uwe Gestrengheid de Maeker bekent is, Calumnieuselyk te blameren, voorgeevende dat de Vaersen lam, gelapt, en gestoolen zyn, gelyk zulks op den negenden dezer door de Vogel van Jupiter, Arent genaamt, aan den Suppliant gerapporteert is, (hoewel op een duister en geretireerde manier en dewyl deze kwaadaardige, onweetende spreekende Gediertens, waarschynelyk in haare fenynige uitdrukkingen zullen voortvaaren, indien daar inne niet tydelyk vootzien word, zoo keerd de Supplt zig tot uwe Gestrengheid, verzoekende dat het haar gelieve deze en alle andre spreekende Beesten te intercideeren en verbieden dit voorsz. Dichtkunstig Werk (om redenen hier niet breeder uitgedrukt) van nu voortaan op eenigerhande wyze te attaqueren, raljeeren, calumnieren, blameren, of iets diergelyks daar omtrent te exerseeren, het zy onder pretext van zulks te zullen bewaarheden of niet, op poene van een Generaale Anatomie tegens de Overtreeders. Dat uwe Gestrengheid gelieve te ordonneeren aan den Vogel van Jupiter, Arent genaamt, binnen zekere geprestigeerde tyd aan hem Supl. een duidelyke benaaming en beschryving te doen van zeker fenynig galbrakent, spreekent Gedierte, dat zig dagelyks in de Cleefsche diergaarde, in Calumnieuse uitdrukkingen, boven zyne Meededieren distingueert: alles op zodanige boetens als uwe Gestrengheid den Violet gesnaavelde Vogel zult willen voorschryven, het welk doende &c.
Esopus.
Den Ontleeder der Gebreeken gezien en geëxamineerd hebbende het Request gepresenteert by ofte van wegen Ezopus, interdiceerd alle spreekende Dieren hoedanig die zouden mogen zyn (uitgenoome Potuilen, en Ezels,) het aangeroerde Dichtkunstig werk op eenigerhande wyze te attaqueren, anatomiseren, jugeren, blameren, calumnieeren, of iets diergelyks daar omttent te exerseeren, op poene van een Generaale Anatomie Successivelyk van week tot week, voor twaalf maanden tyds, tegens den Overtreeder ofte Overtreeder. Verders beveeld zyn Gestrengheid de Vogel van Jupiter, Arent genaamt binnen tweemaal vier en twintig uuren na dato dezes aan den Suppliant klaar en duidelyk meede te deelen de Geboorte, Naam en Toenam, Ouderdom, Gestalte, Couleur, Verblyf, en Dagelykse Oeffenuig van zekere Fenynig, Galbrakent, Spreekent, Gedierte, dagelyks de Cleefsche Warande habiteerende; ofte by gebreeke van dien, zullen wy tegens den dikmaal genoemde Vogel als tegens enn oproerig en calomnieus Pluimgedierte, met alle bedenkelyke rigueur procederen Aldus gepasseert onder ons gewoonlyk Zegel. Actum Hermesstad den Augustus 1724. Ter Ordonnantie van den Ontleeder der Gebreeken. In kennisse van my Secretaris. Nemo me Impune Lacesset. |
|