Den ontleeder der gebreeken. Deel 1
(1724)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 297]
| |
No. 38
| |
Het oprecht Recht des Huuwelyks.Het Recht des Huuwelyks is zo na verknogt aan het Burgerlyk, aan het Natuurlyk, en aan het Recht der Volken, gelyk als een Monik aan de Zorgeloosheid, gelyk als een Jesuiet aan den Troon des Paus, en gelyk als een Papegaai verknogt is aan een Wynsopje. Het Huuwelyk sorteert onder het Burgerlyk Recht, ingevolge | |
[pagina 298]
| |
van de oprechte Gezelligheid tusschen twee Persoonen, die, in den beginne, zo vry zynde gelyk als een koppel Rietmossen, een vier dubbelde Alliantie willen oprechten tusschen het laage Eiland der Amazoonen, en de Cantons der Helden; doch bewust zynde, dat in diergelyke Contrakten het 'er veeltyds niet al te pluis toegaat, zo neemt dat Paar hun toevlugt tot de Wet. Het is wel waar dat het Huuwelyk voorgegaan is voor het Burgerlyk Recht, doch dat is geen Ga naar voetnoot*Remora aan de Stelling des Ontleeders, om dies wil dat de Deugden en de Ondeugden desgelyks Voorgangers geweest zyn van de Wet, en echter verdedigt de Wet de Deugden, en zy straft de Ondeugden. De Staatkunde ordonneert insgelyks het Huuwelyk, zynde het Huuwelyk de Konkommer-bak die ons de vroege Vrugten van wettige Kinders schenkt, tot verkwikking en tot verkoeling der Ryken, die andersins zouden uitsterven, gelyk als de Heeren in de Ga naar voetnoot†Abdy van Huibergen. Uit dien hoofde verleenden de Romeinen verscheide profytelyke Vryheden, en eerlyke Voorrechten, aan de Getrouwde, als zynde voordeelig aan 't Gemeenebest. Ja de Lacedemoniers ontzeiden het Theater aan de ongehuuwde, om dat zy niet zouden coquetteeren achter de Schermen met de Speelsters, uit vrees dat die jeugdige Honingbyën hun Angels mogten verliezen op de geblankette Bekoorlykheden van de Tooneel-Poessen, en met 'er tyd onmachtig worden, om den Staat te versterken met zenuwachtige Hulptroepen. Het Huuwelyks Recht is nog nader verknogt aan het Recht der Volken; want dewyl de Man een grooter Oordeel heeft voor de algemeene, en dat de Vrouw een ruimer Begrip bezit voor de particuliere Dingen, daarom bewaakt den eerste het Vaderland, en de tweede steekt de Kinders in de luijeren. Den eerste zwoegt en zweet om de kleine Kabouters te voeden, en de laatste waakt en braakt om die voor Water en Vuur te hoeden. Dees beveelt de Kavallery der Krygers, en geene zwaaid den Spinroks-staf der Kommando's over de laaggehielde Dienstmeiden: Zo dat de Vrouw meê oorloogd op 't Slagveld des Oorlogs-gods, zo wel als op de | |
[pagina 299]
| |
Bataille-koets van Cypria, en dat door 's Mans handen; en de Man bewaakt insgelyks den Huishaard, door Madames blikken. En wie doch is meêr bezorgt voor 's Mans gelukzaligheid, dan de Medgezellin van zyn Lot? Wie assisteert hem beter in Ziektens of in Zwakheden? en wie stelt zig zo bloot om hem te dienen in alle onderlinge gelegentheden? De wyste der Roomsche Keizers ondervond dat, in het Eedgespan dat Cinna tegens zyn Leeven had geformeert, want zonder het haaire Kluwen van zyn Huisvrouw zou hy nimmermeer wedergekeert zyn uit den Doolhof der dagelyksche Conspiratien. Het Huuwelyk is desgelyks geparenteert aan het Recht der Natuur; want dewyl de Natuur op de Conservatie des Menschdoms doelt, daarom inspireert zy haar Zoonen en Dochters, om te paaren, en om zig t'zaam te voegen, in de onderscheide Kunnens. Zo dat indien den Man gebooren wiert uit een Man, dan zouden 'er, by na, geen voor den dag springen, als kleine Schreeuwers, elkanderen gelyk in alle de treeken des Aangezigts, daar de Dames nu, dag en nacht, studeeren, en toe- en open-leggen, om schoone Kinders, de leelyke Vaders ongelyk, voort te brengen. Maar zegt ons niet, ô jonge Liefhebbers van een Vryheid van Conscientie! dat de dwaalende Venus den Mensch zo wel convenieert, als het Dier. Dat zyn Dollemans Sprookjes, want uit die verdeelde Liefde zouden meêr Processen voor den dag komen, dan Kinders, en meêr Kinders dan Middelen om die te voeden; ook zyn de Familles en de Republyken meêr benodigt om de Eendragt der Kinders dan om derzelver Veelheid. Een rampzalig Zydeweever, die zo veel Achting bezit voor het Huuwelyk, gelyk als eertyds de gevoelelooze Tullia achting bezat voor de Natuur, zal Ons gewislyk toegraauwen, op een Elft-droogers toon; dat 'er vry meêr tegenkakelery huisvest in een verstandige Vrouw, als in een bodemlooze Kamenier; en dat de dienstbaare Muziek-nooten van, Ik kom myn Heer, vry lieffelyker het Gehoor streelen van een vergulde Mof, als het vriendelyk Antwoord van een bescheide Huisvrouw, die eenvoudiglyk repliceert, Ja Liefste, of 't is wel myn Kind. Neen getaand Gespens, (zegt den Ontleeder der Feilen) dat Argument is zo min bestendig tegens de gezonde Reden, gelyk als een Goudlakens Kamizool scheutvry is voor een Donderbus, zynde de Zwakheid der Vrouw geen hin- | |
[pagina 300]
| |
derpaal aan de Deugd des Mans. Het Groenwyfs humeur van Xantippe was geen last aan Socrates; de kribbige Paula wiert belagcht doch nooit gevreest van den Tuchtheer Kato; Augustus vroeg zo veel na het schelden van Scribonia, als den Ontleeder vraagt na de Roomsche Nagelbyters, die den Auteur van Historie des Pausdoms belonken met Luipaards blikken; en de groote Ga naar voetnoot*Milton, beschimpte de Billingsgate lieftalligheden van zyn grammoedige Margariet, die zo vriendelyk van opslag was, als een Kommandant van een Algeryns Roofschip. Ter contrarie als wanneer zy bemerkten, dat het ondoenlyk was om hun Vrouwen te verbeteren door een Romeinsche Mishandeling, dan verbeterde zy hun zelve door een Nederlandsche Verdraagzaamheid. Het is geen Onmogelykheid aan een Man van Oordeel, om een geurige Provintie-roos te plukken, zonder steekelige doorns te ontmoeten; op eene en dezelve tyd kan men een schoone, adelyke, ryke, en desgelyks, kuische, wyze, en zeedige Bedgemalinne ontmoeten, doch in wat Gewest is als nog onbekent aan den Ontleeder, die geenzins twyffelt aan de Weezentlykheid van een diergelyke Roozemond, doch hy is onkundig hoe ofte waar dat gulde Vlies is op te loopen. Dit alleenlyk zal hy 'er nog byvoegen, dat een Man niet te voorzigtig zyn kan in de Huuwelyks-keus, want een kwaadaardige Aarde communiceert altoos haar verderffelyke Eigenschap aan de Stam en aan de takken van de mannelyken Eik die in haar gepoot wort, derhalven stelt den Ontleeder vast, als een onbetwistbaare Zeedeles, dat een Wysgeer zig moet wachten voor drie zaaken; Hy moet de Weereld de huur opzeggen, eêr dat die hem den bof geeft; hy moet zyn Grafsteê oprechten, eêr dat hy 'er in kruipt; en hy moet nooit op het Huuwelyk denken, dan wanneer het te laat is. Gare l'Orage! De Posttyding des Ontleeders.
De blonde Sara leî op 't gypen;
Dog Sara maakte geen gewag
Van Biegt of Boete, lyk zy plag,
't Zyn Lentevygen als de Doodfluit stelt de pypen.
Een Nigt vermaande Sara Nigt
Haar pligt,
| |
[pagina 301]
| |
Die met een flaauwe stem zeî; haalt dan onzen Pater
Andries den Nonnen-Kater,
Die myn Conscientie peilt, en myn Gemoed verligt.
Een Jongen draafde, lyk een Postpaard van verstand,
Naar het Konvent der Augustynen,
Die min G**sdienstig zyn, dan schynen,
En vroeg; is Heer Andries belet, of by der hand?
Want Sara, die hy meêr dan ééns, plagt te overleezen,
Schynt door de Dood verweezen.
Is 't Heer Andries die Zuster Saar
Zo nu als dan heeft met Absolvo's overgooten?
(Vroeg de Portier) helaas! die Star is lang verschooten,
En heeft in 't Vagevuur gebiegt reeds zeven jaar.
Londen. De witte Roozen hebben geen kleinen val gedaan in Conventgarden, want de Officiers van de Britsche Justitie hebben met de Cocardes der Jakobieten hun Schoenen verciert, zo dat de witte Roozen thans zo schaars zyn in Londen, als de Maagdommen der Tooneelspeelsters schaars zyn in Ga naar voetnoot*Drurylane. De Torys betuigen een ongemeene Eerbiedigheid voor de witte Veldteikens, om dies wil, dat de Pretendent zo kleurig is als een witte Roos, in 't Gevaar, en om dat hy zo bloozend is als een Sneeuwbal, op de Huuwelyks-koets. Ha! hoe vrolyk zouden de Pretendents-gezinden Huzza! uitgillen, indien zy den Ridder van St. Joris, die tusschen hoop en vreeze legt te dobberen op de Molenwieken van zyn Inbeelding, mogten invoeren in 't wellustig Londen! dan zouden de Yrsche Moeras-treders, de naakte Bergschotten, en de Muisvaale Italiaanen met styl opgezette Hoeden, en met Dammees in folio komen aantroeppen, om de Ongeloovige te muilbanden. Dan zou het verhoogt Bygeloof, en de Afgodery, met Verraad en Ongodistery geborduurt, toeleggen op de Omkeering van den Staat en Kerk, en, in spyt der Wetten, den Eed van Getrouwigheid afleggen in de pooten des Antikrists. Om nu te bewyzen, dat het hun Pligt is om die Wonderen te verrichten, zal den Ontleeder zyn Leezers den Eed der Bisschoppen, getrokken uit de Decretalen van zyn Ht., mededeelen. Ik beloove het Pausdom van Romen, en de Vorstelyke Waardigheid, benevens de Staaten van St. Peter te verdedigen tegens alle | |
[pagina 302]
| |
Stervelingen. Ik zal myn uiterste Vermogen in 't werk stellen, om de Wetten, de Voorrechten, en 't Gezag der Roomsche Kerk, en des Paus te doen aangroeijen, te bevorderen, en te beschermen. Desgelyks zal ik my nooit in eenige Vergadering, Daaden, ofte Werken inlaaten, in dewelke de minste linksche of hinderlyke Zaaken behandelt worden, tegens de Kerk van Romen. Zo het gebeurde, dat iets diergelyks wierde verhandelt; verzonnen, ofte voorgestelt, by eenig Persoon ofte Persoonen, dan zal ik zulks verhinderen, stremmen, en ontdekken aan zyn Ht., ofte aan iemand waar door het komen kan tot deszelfs Kennis. De Voorschriften der H. Oudvaders, de Besluiten, de Inzettingen, de Zinspreuken, en de Apostolische geboden zal ik onderhouden, en ik zal myn best doen om die te doen onderhouden. En al de Ketters, de Scheurzieke, en de zulke die tegens den Paus en tegens zyn Nazaaten rebelleeren, zal ik vervolgen, bestryden, en veroordeelen. Zo waarlyk, en zo voorts. Wie durst nu twyffelen, dat de zachtzinnige Heeren, ingevolge van die Korintische Eeden, geen getrouwe en Vredelievende Onderdaanen zouden zyn aan een Protestants Koning? he waarom antwoordje niet? Ik twyffel met verlof,
Die al de streeken ken van Peters bitter Hof.
Schafhuizen. Te Montpelier is, op nieuws een Secte ontdekt van grilzieke Geestdryvers, wier Grondbeginzel is, (naar 't snakken der Roomsche Geestelyken) Multiplicamini. Daar is zo een groote t'zaamenstemming tusschen de Geest en het Vlees van die fanatieke Broeders en Zusters, dat het ons verwondert, dat zy malkanderen niet tot Marmelade kussen. Den Ontleeder der Feilen gelooft, dat de Feesten van Bacchus voorbeduidsels waaren van onze teelzieke Broeders, want die slempfeesten zyn niet alleenlyk gefondeert geweest op den Toverkelk van de Druif, maar desgelyks op de ovaale Spoelkom van een Duif. By voorbeeld. Daar was een volkome Vermenging en een Confusie in die Processien; zy liepen aan geene groene Heide, niet om Rietmossen te schieten; maar wel om rooskoleure Maagderoosjes te plukken; Zy waaren bekranst met Klim-op, en met Wyngaardbladen, Zinnebeelden van Kalfspooten met lange Rozynen, dat is kleeven, en t'zamenhechten; en zy droegen Toortssen van Sparren hout, de Cousin germain van Terpentyn, Vuur en | |
[pagina 303]
| |
Vlam. De Schryvers voegen 'er by, dat zy de Woudgoden nabootsten, dat zy vergezelschapt waaren met Bokken, en dat zy reeden op Ezels. In steê van Vaandels droegen zy zeer aardige Kapittelstokken in hun handen, gegarneert met Vreedemaakers, en zy verrichten al die Ceremoniën in puris naturalibus. De Veelheid en de Gemeenzaamheid der Vrouwen is altoos den allereersten Artykel geweest der grilzieke Geestdryvers, en dien Artykel is beide nootzaakelyk en vermaakelyk, want den Ontleeder beschouwt het Leeven gelyk als een beleegerde Vesting, die de Dood poogt uit te hongeren; om nu dat mager Gespens te contramineeren is het hoog nodig om Magazynen op te rechten van delikaat Vrouwen-vlees, en om zig te ontnuchteren met die lelieblanke Gorgeletten, waar meê wy wierden verwelkomt op onze eerste intreede in het Doolhof des Werelds. | |
Eenige Speculatiën des Ontleeders.Ik heb dikmaals waargenomen (zegt den Anatomist der Feilen) dat de hedensdaagsche Filozoofen hun Wysheid verspillen op de allerfynste Beschouwingen, want een Geneesheer bestudeert met meerder Ernst de pooten van een Mug, dan het Borstbeen van een Mensch. De Studie van Uithangborden is een tyd lang myn favorite Studie geweest, en ik heb daar over verscheide geletterde Conferentien gehouden met Zwabische Kavaliers, en met Stiermarksche Baronnen, doch ik vond my genoodzaakt om die Conferentien te verzaaken, dewyl die altoos eindigden met een doodelyke Hoofdpyn, en met Dronkenschap. Nu ben ik geoccupeert om een Naamlyst op te stellen van Alles wat 'er uit- en ingekogt word, en ik heb gezien, dat een Vreemdeling zo wel met een Leeuwrikszootje kan gerieft worden op de Haarlemmer Dyk, als met een nederduikend Waterhoentje op de Prinse-graft. Die Overvloed van Onnootzaakelyk doet my gedenken aan een Sprookje dat my den Gardiaan der Minnebroeders omtrent zesentwintigmaal verhaalt heeft, binnen zes wintersche Zomermaanden. | |
Een sprookje.Als de Zotten op de Markt komen, dan ontfangt de Kramer Geld, (zei den Drost van Egem tegens zyn Zoon) want men vind zelfs Koopers tot Meisjes van zestien jaar inkluis. De jongen Drost, | |
[pagina 304]
| |
die een Antwerpsche Geest bezat, onthiel die Zinspreuk, en ziende dat zyn Papa ieder Avond avondmaalde op een Duiven-ei, (ô overvloedig Spaansch Traktement!) zo vergaderde hy de Schaalen, en toen zyn Korfje vol was, slenderde hy daar meê na de Vrydags markt, en hy posteerde zig onder de Koopers en Verkoopers. De Antwerpsche Hannekens begonnen te lagchen op 't gezigt van die lichte Koopmanschap, en de Paapen gaven de Jongen een graauw, doch hy bewaarde zyn Post, in spyt van den Honger en Dorst, en veelligt zou hy 'er gedaan hebben, tot dato dezes, zonder een oud Sinjoor, die hem vroeg na zyn Waar, en die die gezien hebbende, hem een Permissie-schelling gaf, met de navolgende Vermaaning. Zie daar Manneke is een Schelling, loopt daar meê naar 't Kasteel van Papa, en komt nooit weêr te Markt met dien Overschot der Bonzems, want Eijerschaalen is geen Koopmanschap. Ik zal gewis toekomende Vrydag weêr op de Markt komen, met dit Korfje, (repliceerde die gespanjolizeerde Kabouter) want ik zal misschien wel een tweede Zot vinden, om my te beschenken met een Permissie-medaillon. Hoe meenig versseete Jongman komt op de Huuwelyks-markt met een Korfje vol leege Eijerschaalen, en hoe meenige schoone Malloot bied een verguld Bot naar die verslenste Koopmanschap, die geen opraapens waardig is. Onnoozele Juffers! die op de Schaalen vergast worden, waar uit de Armelynen van de Prinse-graft de Dooijers, en de Weezels uit de Leidsche Dwarsstraat, het Wit hebben opgesmult. | |
Waarschouwing.Jonker Hans Palissado is werkelyk beezig om een Tractaat te schryven; Over de Profecyën van gepasseerde Zaaken; men zegt, dat een Heidin, die hy tot nog toe mainteneert, hem daar toe het Middel heeft in de hand gegeeven. Item, daar staat eerstdaags een geleerde Verzameling van uitgekipte Sententiën, in faveur van die jonge Heeren, uit te komen, die de Juffers onderhouden met Sprookjes van nieuwe Haring, of met Vertellingjes van Overtooms Groen. De Prys is Matigheid, Beleeftheid, en goede Manieren.
Te Amsteldam, by H. Bosch is te bekomen, Bertulpho en Ansberta, Blycyndend Treurspel. Paschier en Isabella. Alle de Werken van Cats, zes deelen in 8. Alle de Werken van Vondel, in tien banden, in 4. Alle de Werken van Purgat & Ornat. En diverse aparte stukken. |
|