Den ontleeder der gebreeken. Deel 1
(1724)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 241]
| |
No. 31.
| |
[pagina 242]
| |
roemen zig van altoos Geld, in Overvloed, en Gezondheid, in Voorraat, te bezitten, en dat is waar, zegt de Ontleder der Gebreken, want zy zyn doorgaans valsche Munters en geld snoeiers, zo dat zy, of in den Olie verdrinken, of in de Hennep verdoolen, en als dan heeft de Armoede 'er zo min vat op, als de Ziekte. Zy zyn veeltyds Geneesheeren, Stofscheiders, en Kwakzalvers, (dat is een Trits van gevaarlyke Kostwinningen!) en de Steen der Wyzen is het geringste geheim dat by die Heeren veil is. Zy zeggen, dat de Chaldeers, de Magen der Persen, en de Gymnosophisten, hun Voorloopers zyn geweest, en dat is waar, doch die oude Hartdraavers hebben zo veel gronds voor uit, dat de Broeders des Roozekruis hen nimmermeer zullen achterhaalen. In het jaar een duisend zeshonderd en twee-en twintig hadden zy de Zeedigheid van te zeggen; dat de Broederschap des Roozekruis de Bibliotheek was van Ptolemeus Philadelphus, de hooge School van Plato, het Ga naar voetnoot*Lycaeum, en zo voorts. Ja die Broederschap beroemde, zig van allerly taalen te spreeken, de geringste Broeder was een wandelende Calepinus, de minste Broeder. sprak acht onderscheide taalen, en die acht taalen sprak hy, by uitstek, zeer kwaalyk. De fantastieke Broederschap liet eenmaal deeze belachelyke Waarschouwing aanplakken. Ga naar voetnoot†Wy, als zynde den gedeputeerden uit ons groot Collegie der Roozekruis Broeders, onze zichtbaare en onzichtbaare Residentie houdende, in deeze Stad, door de genade des Alderhoogste, na dewelke het hart des Rechtvaardige draait. Wy onderwyzen, zonder Boeken, of Teekens, en wy spreeken de Taalen van dat Land, alwaar wy Ons willen ophouden, om onze Evenmenschen te wapenen tegens de dwaaling des Doods. Maar de Ontleeder zal de Roozekruis Broeders de huur opzeggen, voor èen paar bladzydens, om eens te toetssen, wat dat Paracelsus voor heeft met den geheimen tytel van het Boek, door hem gedoopt het Boek M. Ik geloof dat hy door het Boek M, het Boek des waerelds verstaat, dat groot boek der Natuur, geopent voor Allen, om daar | |
[pagina 243]
| |
te studeren. De Geestelyke en de Waereldsche Schryvers pryzen ons dat boek aan, waar van ieder Grondbeginzel een deel, ieder 't Zamenstelling een werk, en ieder gedeelte een letter bevat. Waarlyk al de andere Boeken zyn maar geringe Copyen van dat groot Origineel, en zy gaan voor goed door; naar maate dat zy daar meê overeenkomstig zyn, en naar maate dat zy daar van verwyderen, zyn alle Schriften verzierde Monsters en Wanschepzels. Het boek des Waerelds is de Aartsvorm aller boeken, en dat boek begrypt vry bondiger Konsten en Weetenschappen, dan 'er ooit zyn opgestelt door de holle inbeeldingen der misnoemde geleerden, dewelke, tot nog toe, geen nadrukkelyke termen hebben konnen uitvinden, om de onderscheide benaamingen der Zaaken uit te drukken. Een stikziende Mof, die langs de Maas loopt zwerven, met een langen Degen, en met een onzichtbaare Couragie, en die op een zeekeren tyd, een groot half uur heeft geleezen in de Werken van Paracelsus, om te zien; of 'er geen Wapenzalf in vermelt stond, bestendig tegens een Rotting of tegens een Karwats, die Slaplenden sustineert, Dat het boek M, een Toverboek is, om dies wil, dat Paracelsus, (het zyn de eige woorden van die wysgeer) nog dieper en stylder was geleert als het Doktoortje met de Molensteene Kastoor. Want Paracelsus (vervolgde hy) heeft niet alleenlyk geneesmiddelen uitgevonden tegens allerlei kwaadaardige ziektens, maar hy heeft desgelyks hulpmiddellen geinventeert, tegens de kwaadaardige Fonctien der Elementen. Hy verkogt een Zalf, dewelke een Huis bevryde voor een Aardbeeving, hy maakte een Poeder, daar de Hagel by nog omtrent dorst komen, hy besloeg een Koeldrank, door welkers gebruik de Honsdagen zo koel wierden, gelyk als de Conversatie is van een Limonade-schenker, hy kookte een Gorgelwater, uit overgehaalde Arabische Sententien 't zaamgestelt, en hier door wist hy de Keel van den Noorden Wind zo leenig te maaken, gelyk als de Orgelpyp is van een Nachtegael, en tegens een vliegenden Storm bewaarde hy een Sympathetise Snuif, in een elpenbeene doosje, hier van liet hy een Schip zevenmaal snuiven, en als dan sliep het Schip zo gerust in 't hartje van een Storm gelyk als de gevorkte Tapytschilder slaapt in 't felste van de Scheld-Orkaanen der wanhoopende Krediteuren. Daar is een ander Stofscheider, wiens Kleed zo wollig is, | |
[pagina 244]
| |
dat'er het stof niet vast op kan zitten, en die een zeker bewald Bosch ontvlugte, om dies wil dat zyn Krediteurs vry weeliger, in dat Bosch, opschooten dan de Mastboomen, die Knaap steld vast, Dat het boek M. het boek des Waerelds niet is, om dies wil dat de Waereld niet kan overgezet worden uit het Arabisch in 't Latyn, zynde dat boek geopent voor alle Natien, gelyk als het Bedboek van den Advokaat Kaprikornus geopent is, voor de nieuwschierige Inspectie van besneede en van onbesneede Onderzoekers. Een Overzetting (vervolgde hy) is maar nootzakelyk voor de woorden, en geenzins voor de Zaaken; ook is het meêr een Schimpreede dan een Geheim, wanneer men de waereld by een boek vergelykt. Zo de waereld by een Boek mag vergeleeken worden, als dan is dat boek zo leesbaar voor het grootste getal der Leezers, gelyk als een Grieksche Pindarus verstaanbaar is voor den Rederyker van Lamrym, of gelyk als de beuzelschriften van den hoog verlichten Jakob Bohm bevatbaar zyn voor den Koster van Hoboken. De Letters van het boek des waerelds zyn al te heerlyk, en al te ongemeen, om leesbaar te zyn voor de stikziende Oogen aller Stervelingen. Die Letters zyn maar leesbaar voor een Wysgeer, die de verouderde Huid van het Serpent, Vooroordeel gemoemt, heeft uitgeschud, en die de Zaaken, en der Zaaken Grondbeginsel, bestudeert met een onpartydige beschouwing. Het is een waarheid, dat de wysheid een Toeval is der Ziel die een Mensch voor zig verkrygt, doch dat belet niet, dat de wysheid vry adelyker is dan de Ziel zelve. De Ziel is een Zelfstandigheid, de weetenschap is een Toeval; nochtans praalt de weetenschap boven de Ziel, om dies wil dat een Ziel zonder kennis, gelyk is aan een gevangen van Staat, die opgeslooten zit in een duister vertrek van de Bastille; en of wel de wysheid maar een verkreege en toevallige kwalityt is, echter is zy van een meerder waarde, dan de Ziel is van een Alleenheerscher, die geen Wysgeer is. Dus ver was die Stofscheider in zyn Vertoog gevordert, toen ik, met weinig woorden, de Overstrooming van zyn welspreekendheid toedamde, en stremde. Ik geloof, dat de Stofscheiders, en de Roozekruis Broeders, zo ver zyn geavanceert in de wysbegeerte, gelyk als een Reiziger | |
[pagina 245]
| |
avanceeren kan in Ga naar voetnoot* St. Patrix Vagevuur; doch onder wat voor een klassis der Wysgeerte die Societyt thuis hoort, moet ik echter eens vraagen? Is een Rozekruys-Broeder een Wysgeer, gelyk als Joris Ondeugd is, die een eerloozer leeven heeft geleid, als oit Tiberius doorbrogt op het Eyland Kaprea? neen zegt de Ontleeder der Gebreeken, Is een Rozekruys-Broeder een Wysgeer, gelyk als Koridon den Beuzelaar is, die hondert guldens te kost hangt aan een hoorntje, de Wenteltrap genoemd, doch die aan zyn meededogent Vrouwtje, dat hem dagelyks opschikt, met Inlandsche Wenteltrappen, nog noit gezegt heeft; Kind je word bedankt voor je Wenteltrappen! neen, zegt de Ontleeder der Gebreeken. Is een Roozekruys-Broeder een Wysgeer, gelyk als Paracelsus is geweest? Ja zegt de Ontleeder der Gebreeken, want wie zou ons durven betwisten, dat een Slange Ey beeterzou zyn, dan het haans-ey van een Basiliskus? Een Roozekruys-Broeder is een Zotskap, indien hy niet kan zien wat dat zyn Voorzaat Paracelsus heeft gemeent met het Boek M. Door het Boek M, verstaat Paracelsus het Boek M. Muys. Een Roozekruys-Broer, die geen Appel schift uit 't Ey,
Schreeuwt, als die bloode Mof, die gloeijend in 't Scharlaken,
Voor Doktor speelt aan Maas of Y,Ga naar voetnoot†
Dat hy alleen de Kern van Theophrast kan smaaken!
Die spreuk Hans Weerwolf is confuis,
De Berg baart straks een vaale Muis.
Dus is 't geleegen met het Boek Muys van Paracelsus; veel baards maar geen verstand! riep de Barbier Palmhout, toen hy een Kapucyn van Meerssel schoor; en dus scheert Paracelsus den | |
[pagina 246]
| |
baard de Roozekruis-Broeders, met het Parisiaans Scheermes van het Boek M. Een Roozekruys-Broeder slacht de Salet-Jonkers, die de Juffers den mond stoppen, met een sprookje. Een Salet-Jonker belooft aan de Juffers dingen.... van de ander Weereld, en als 't op een hand vol voldoening aankomt, dan verschuilt hy zig, gelyk als een kwaade betaaler, dan poogt hy, om het duël af te leggen met een vertellingje van Jan van Leiden, en als wanneer hy ziet, dat hy den dans niet kan ontspringen, met fatsoen, Als dan verlost de Berg, een Muis kruipt uit de scheur,
De Juffer wacht een Man, ze ontfangt een Lor of Leur.
| |
De Amandeltaart der Courants-gezinden.Romen. De Kardinalen zyn zo geoccupeert in 't Conclave, dat zy geen tyd hebben om Confituren in te neemen, en dat is zeeker geen geringe dooding des vleesches. Ondertusschen past de Ridder van St. Jooris op 't hoen, de Ridder wort gepaait met het overschot van die Confituren, en de Ridder, die een staale kling van Geley van Hartshoorn, en die een Leeuws ziel van Marmelade voert, weet wel, dat een vergulde Schotel vol Confituren vry aangenamer is aan een Kermis kind, dan een gevaarlyke kruisvaart om drie Koningryken te veroveren. Maar de Ontleeder der Feilen zal den Ridder met zyn zwakke Lans thans overslaan, om eens te vraagen, aan zig zelven; waarom dat 'er noit een Paus is opgestaan, die zig den Naam heeft aangematigt van Petrus? Om dies wil, zegt den Ontleeder,) dat de Pausen met meêr reden Navolgers zyn van Simon Magnus, als van Simon Petrus. Geen van al de Pausen, of zy vermyden den Naam van Peter, ja die den Doopnaam van Peter hadden ontfangen, over de vonte, herriepen aanstonds dien Naam op hun Pauswording. Peter van Tarantasia liet zig noemen, Innocentius, Peter Caraffa wiert gedoopt Paulus, en Serguis was meê eertyds een Peter. En waarom dat, Heer Ontleeder der Pausen? om dieswil, dat de Pausselyke Conscientie hen zou verwyten, dat zy die gulde Waardigheid hadden hervormt in een klatergoude Dignityt; want een geringe Visscher zou op 't gezigt van een Paus, wiens Naam Peter was, aanstonds uit gillen; hoe ver verscheelt deeze Peter de Paus, van Petrus den Apostel! | |
[pagina 247]
| |
Hamburg. Een Luitenant Kolonel, die, pas een half jaar geleeden, de Dochter van een ryke Licentiaats Weduw trouwde, heeft zulk een vrolyke t'zamenspraak met zyn Schoonmoeder gehouden, die zyn Goudbeurs met geen oude Hamburgsche Dukaten wilde recruteeren, dat men vreest, dat die Schoonmoeder een nieuw Huuwelyk zal ondergaan met de maagere Dood, hebbende de Kolonel zo veel Krygs-Artykelen geallegeert, in zyn faveur, en dat met stok en degen, (twee Officiers Argumenten) dat men bezorgt is voor haar leeven. Een Officier en een Paap zyn twee Kabouters van één hair. Zo ras als een Paaps kruin is geschooren, wort hy zo gierig als een Bever-Komies van de Bank van Leening, en als wanneer een Winkeliers Kind de vreedzaame Winkelbank zyns Vaders wraakt, en in een Officier vervelt, als dan wort hy zo wreed, en zo onhandelbaar, als een Duc d'Alf. Daar is geen Dier dat gelyker is aan een Mensch, als een Aap, doch daar is ook geen Dier dat mismaakter is. Daar is geen kostwinning die nader is aan de couragie, dan de professie van een Officier, doch de Ontleeder kent 'er ook geen roekeloozer. De laatste hertstogt is brutaal, en de eerste is reedelyk. Om dies wil dat een Officier is voor ingenomen, dat een Officier braaf moet zyn, daarom respecteert hy Vriend nog Vyand, en hy pousseert zyn mishandeling, gelyk als een gesneede Kater tegens Katten en Katers. Hy verzoekt uw Vriendschap met de Piek in de hand, hy sommeert een Juffer met de zelve Complimenten, waar meê een Trompetter een Belegerde Vesting opeischt, hy verzoekt een paar zakjes Ses de halven te leen, met het Pistool in de vuist, en schoon hy inwendig is gepersuadeert, dat hy uw nooit, nog nimmermeer, een Helder zal rembourseeren, echter zal hy van die geleende som een Obligatie laten opstellen, gepent op een onbereide Elands huit. Maar wat een verschil is 't een Juffer te zien in een stortreegen of op een bal! ruim zo groot is 't verschil een Officier te zien, in een Wynhuis, of in de Loopgraven. In het Wynhuis snyd hy den bloedrol op van Aran, en in de Approches speeld hy voor Aristogiton. Aristogiton was een Man du bel air, maar van een onzichtbaare Couragie, hy liep altoos in een Harnas, dat meêr blonk als de Beverhoed van een Bristolsche Kwaaker, hy rammelde gesta- | |
[pagina 248]
| |
dig van Veldslagen, gelyk een Coffihuis Courantier, en zyn bravoure was zo ontzaglyk onder die van Athenen, gelyk als de Degen van den Cid gevreest wiert onder de Mooren. Maar zo ras hoorde hy de Oorlogs-Trompet niet steeken, of hy lei zyn Degen af, als of hy de Communie zou ontfangen, of hy bootste zeer natuurlyk den kreupelen Duyvel naar, huppelende op een stokje. t'Zedert is't een spreekwoord geworden, om een Bloodaart te denoteeren, dat men zey; Aristogiton is kreupel. Dat 'er meêr dan een Aristogiton zig verschuilt, onder de hedensdaagsche Vuurspouwers, zal de Ontleeder der Gebreeken zig wel wachten te klappen. Romen. Ha wat is 'er een doodelyk Onweêr in 't Conclave! Daar is reeds zo een storm ontstaan, in al de Cellen, dat men zorgt, of die wind het Conclave wel door de Vensters mogt blaazen. Hoe woed dat Tempeest inwendig! het gantsche opstel der Natuur is in een bedroefde verwarring! men hoort vreeslyke Donderslagen, men ziet 'er Slangachtige Blixemstraalen, en daar is een geduurige stryd, tusschen de slaapende, waakende, kuipende, sluipende, dronke, en nuchtere Kardinaalen. De Veldslag van Ga naar voetnoot*Lepante bied het hoofd aan het Zee-gevegt van Vlaanderen, de Hartstogt bestryd de Reden, de Reden bestormt Geloof, 't Verstand bevegt de Waarheid, en de Duivel steekt een stok in 't Wiel. En waar uit spruit al dat Antwerps geweld, myn goede Ontleeder der Gebreken? om dieswil (zegt hy) dat ieder Diablotin aspireert om een Lucifer te zyn, en om dat de nieuwe Paus te lang in de geboorte blyft steeken. | |
Waarschouwing.Verwacht, toekomende week, eenige byzondere particularityten, voorgevallen binnen Romen, en voorgevallen naar by den Pottebakkers berg van Rotsoort. | |
N.B.De Ontleder der Feilen vereert zyn Leezers die ongemeene voorvallen, onder 't geheim der Oorbiecht, want de Geheimkunde is een qualityt, die ieder verstandig Man in zyn Orlogiekas, en die ieder wyze Vrouw in haar Hembdsmouw dient te verbergen. |
|