Den ontleeder der gebreeken. Deel 1
(1724)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 201]
| |
No. 26.
| |
[pagina 202]
| |
Lentetak, zesmaal meêr warmte mededeelt aan de voering van een Hoepelrok, als al de stooven van Europa, en een handvol vermaaning van een Galant, heeft dan meêr vermoogen op de buigzaame Ziel van een lieve snapster, als de gantsche Maagdepligt van Kats, of Lokes traktaat van de opvoeding der Kinderen. Maar Ifis nadert.
IFIS.
Wel wat is het Voorwerp nu?
DE ONTLEEDER.
De Lente, O Ifis! die de Roozeknopjes schuw
Maakt voor die Tuinders, die, gelyk als Honingbyen,
De Bloempjes d'eersten Dauw benyen,
En voor wiens Angel ryp, nog onryp, is bevryt.
IFIS.
Die stof is veels te laag voor uw gevreesde Veder,
Voor zo een straf Ontleeder,
Die eeuwig voor de Mans noit voor de Juffer plyt.
En die, gelyk als een bloodaart, altoos de weerlooze Juffers op 't lyf valt. Waarom zou een jonge Juffer, die een wandelende bloem is, zweevende over de Lentebloemen, niet moogen disponeeren over haar Lenteschatten? Of is het u leet, dat uw nieuwsgierige hand, al de topjes van de groene Lente-kervel, niet mag afknippen? Neen wufte Gryzaard! Laat de Lente der Juffers, die jaarlyks wederkeert, gelyk als het vliegend Leger der Ooijevaars, eens berusten, en vereer uw Leezers liever een beknopte beschryving van de vrywillige Pynbank des huuwlyks. | |
Wat is beter, het Huuwlyk, of iets Anders?Wie zal ik nu, tot Scheidslieden uitkippen, over dit Voorstel? De Natuur heeft het kristal zonder koleur gemaakt, gelyk als een Schildery van Pellegrino, om zo veel te onpartydiger te jugeeren over de koleur; de Tong heeft zy geboetseert, zonder reuk, gelyk als een oud Vryer, om te oordeelen, zonder vooroordeel, over de Smaak, en het Oor heeft zy gefabriceert, zonder geraas, om, zonder Voorkoming, het Vonnis te vellen over het geluit. Neem ik een zuivere Maagd, tot Rechter, die is in de Rechtsgeleerdheid onkundig, want wie kan oordeelen over de Punt van een Degen, die noit iets anders heeft behandelt dan | |
[pagina 203]
| |
het Eirond van een langwerpig Familie Schild? Een getrouwd paar is niet ontfangbaar in Rechten, over deeze propositie. Een Paap of Monnik, is partydig, een oude Zondaar is te zwak, en een Kamerling van 't Serail is te onmachtig om over dit wichtig Voorstel te vonnissen. Ik zal het stellen aan den Ontleeder der Gebreeken, die heeft de Trouw zonder de ceremonien van het Huuwelyk, de zuiverheid, zonder de gaave der Onthouding, het Weduwenaarschap, zonder de Dood van een Huisvrouw, en het Klooster leeven zonder de Oeffening der Kuisheid, beproeft, wat de Onmacht aangaat, die zal hy van den Tyd, dat Snoeimes der krachten, afwachten. Kato wiert door de tydige dood van zyn Huisvrouw verlost uit den Voetangel des Huuwelyks, en de Historie zegt, dat hy zeer moderaat was in zyn traanen, en vry karig in zyn zuchten. Een zeeker Romein, wiens naam niet genoemt wort, om dat ik dien niet weet, kwam, zomtyds een kopje Thee-boe drinken aan 't huis van Kato, en hy zag by Occasie, dat Kato, die nog in zyn Japon een pyp zat te rooken, een nieuwe broek aan had zonder Klep. De Romein, een groot Jansenist, was niet weinig onsticht, dies verzogt hy aan Kato, of om een Nieuwe Doek te spannen op de huuwelyksraam, of om te veranderen van Klep. Nog het eerste, nog het laatste, zal ik doen, (sprak Kato, die werkelyk beezig was, om zyn tweede Dienstmaagd te dupliceeren) want ik heb maar twee goede dagen beleest, staande myn huuwelyk, den honsdag der Trouw (want het was 'er geen kleintje warm) en de Visdag des Doods (die koelte is verkwikkende) en daar op zal ik 't Scheepje laaten afloopen. Hy spiegelt zig zacht, die zig spiegelt aan Vreemden, zei Jonker Iosef, toen zyn Oom Bankrotierde, en ik zeg, dat een verstandig Man vreeslyk stikziende zou zyn, die zig zou laaten bedotten, door zo een gevaarlk Contrakt, zo nadeelig aan de Vryheid der Natuur. Het Huuwelyks Contrakt is zeer verschillig van andere Contrakten, waar in 'er doorgaans Een is, die 'er zyn Rekening by vind, doch in een Huuwelyks Contrakt zyn beide de Partyen, veeltyds, gedupeert, veeltyds onder de Malcontenten, en veeltyds geresolveert, om hun woord te herroepen, volgens de loffelyke gewoonte van die van Normandyen. | |
[pagina 204]
| |
Ja maar de Vriendschap triomfeert altoos, op den Huuwelyks troon, al is 't dat de Liefde komt te verflaauwen. Praatjes praatjes! zegt de Ontleder der Gebreeken, dat is onmogelyk. De Vriendschap stuit altoos, weêrom, wanneer die niet spruit uit een vrywillige keus. Nu verpligt ons het Huuwelyk om elkander te beminnen, te lieven en Vriendschap te doen, en uit dien hoofde verslapt de Huuwelyks Pees, gelyk als de snaer van een Trommel verslapt, die altoos staat gespannen. Een Man en Vrouw kennen elkander te grondig, door de gestaadige handteering en 't zaamenwooning, zy zien elkanders fouten, tot op den bodem, en dewyl die fouten, meestendeels meenigvuldiger zyn, dan de Verdiensten, daarom komt de Verachting in de baan leggen, en die is zo min, als de Liefde, te paaijen met sprookjes. Is ons leeven niet genoegzaam geballast met allerlei Rampen en wiszelvalligheden, zonder dat men 'er die kwaalen, die zo onafscheidelyk zyn van het huuwelyk, nog komt by te voegen? De Staat des huuwelyks is niet overeenkomstig met de leevenswyze van een verstandig Man, en daarom waaren de Brachmannen, de Gymnosophisten, de Gallen, en de Vestaalsche haerdsteden, niet onderhevig aan den Impost des huuwelyks, ja een Vestas non, die maar den byweg du Concubinage insloeg, wiert leevende ondergedolven, wanneer men haar kon overtuigen, dat zy Vestas Haerdstede had laaten uitstoffen, door de Raagbol van een Romeins Edelman. De eenigste Deugd die gepractiseert word, op de Galei des huuwelyks, is de Deugd der lydzaamheid, en het huuwelyk is de hooge school des gedulds. De groote Socrates, een Man die een Arends Neus voerde, gelyk als een Kalamuks Palatyn, zwoer op zyn Ziel, en op iets minders; dat hy meêr Progressen had gedaan door het boosaardig hooft van zyn meegaande Huisvrouw, dan by al de voorschriften der Filosofen. Dat is een misselyke hooge School! Maar zacht, ik zie myn Ifis nad'ren,
Die als de Lukgodes rolt op ivoore rad'ren,
Zy wenkt my, dat deez' straffe Text,
Voor die te bits is, die met 't huuw'lyk is behext,
Men moet, myn Damon, geen bedroefde meerder kwellen!
Riep Ifis.... maar ik zwyg, ik haat het navertellen.
| |
[pagina 205]
| |
Het Tonneel verandert.Anubisburg. Ik ben tegenwoordig zo familiaar met allerlei soort van gespooken en Schimmen, als of ik de Survivance had geobtineert van den Tovenaar Agrippa, want daar gaat zelden een Week voor by, of ik word opgewekt in het pit en merg van myn eersten Slaap. Voorleeden Donderdag trok een gespens my by de mouw, circum circa in den nanacht, en schreeuwende gelyk als een Franschman die getrakteert wort op een Soupe a L'Oignon, riep het met een accent van 't Conclave; Ontwaak Ontleder, ontwaak, want ik ben afgevaardigt om u de Lykstacie te doen zien van den Paus Innocentius den dertienden, die Lynregt gezonken is naar die plaats, uit dewelke een Paus, zo zelden weder opdaagt, als een Staatsgevangen opdaagt, uit de Oubliettes. Verwacht het vervolg van die Lykstacie toekomenden Maandag. Hermesstad. De volgende Missive is tusschen Keulen en Aken onderschept, door myn Demon, (het schynt dat Demon het onderscheppen van een brief al zo fiks heeft, als de Tapytbul) en dewyl die Missive een vergelyking behelst tusschen den Ontleeder der Feilen, en tusschen een Zeemonster, zal ik die Missive een Leunstoel geeven in myn Papier. MYN HEER. Uw voldoende Antwoorden, op onderscheide Vraag-punten, my geworden, hebben my zodanig gecharmeert, dat ik u, als nog een vraag moet voorstellen. Onze Stad wort overlast aangedaan door twee Schryvers, waar van de eerste zig noemt den Ontleeder der Gebreeken, en de tweede doopt zig, den Betaafsche Proteus. De Ontleeder der Gebreeken verstaat geen Anatomy, en de Bataafsche Proteus, is onervaren in de Hervorming. De Eerste bekent dat hy geen Verstand heeft, en de waereld geeft hem een Dementi, zeggende dat de Weetenschappen hem niet hebben behandelt als een Stiefzoon; en de Tweede zweert dat hy Verstandig is, doch zyn eige Papier neemt de party regens hem op, de waereld scheld hem voor een Weetniet, en zyn begrip is zo naakt als een vers gekipte Zwaluw. Ey lieve zegt my eens, myn Heer, wie van die beide, dat het beste is gequalificeert, voor een wekelyks Auteur? Den Ontleeder der Gebreeken, die de | |
[pagina 206]
| |
meeste Zeedigheid bezit, of den Bataafsche Proteus, die met de meeste Onweetenheid is behebt?
Uw Dienaar en Vriend, KLAUS VERUS. Aan 't Y den 8 Maart 1724. | |
- Een Fabel, verstrekt veeltyds voor een Andwoort.Een naarstige. Honigby stond op, voor dag en voor dauw, (dat zal een Honigby geweest zyn Masculini generis) en hy vloog speelemeyen op de vers ontlooke bloempjes van tym en welruikende kruizemunt, toen een lamme Hommel zig van dat Afzyn bediende, en in het Erfdeel van die Byekorf inkroop. De bedroefde Honigby beschouwde op zyn wederkomst, dat zyn gesuikert Kasteel, door den Hommel, was verrast, in de absentie des Eigenaars, welke Hommel zyn breede Gooyer-Guig uitstak naar den Honingkramer, en die tot relaes gaf, Nescio vos. De Honigby vloog na den Deurwaarder, de Ga naar voetnoot*Paauwoog, die de Hommel dagvaarde, om vliegens voets, te compareeren voor den Rechterstoel van den Officier Wesp; een neetelige Boere-Schout, die beter Hommels, dan Honigbeis, was geinclineert. Die respective Rechtbank bestond uit Paarde-Vliegen, Torren, Sprinkhanen, en zulk zoort van Scheepens, voor welke Achtbare Heeren, de Honigby zyn zaak moest beplyten, zonder de hulp van een voorspraak. | |
De Honigby.De Korf, die thans zo geweldadiglyk, door dien lammen Hommel, is geusurpeert, is de Wieg en Bakermat geweest van myn Doorluchte Voorzaten, Juvenaal, Persius, Regnier, Boileau, Doudyns, Bake, en diergelyke Arbeiders, hebben daar in hun steekelige Honig, in voorraad opgelegt, voor My, en voor myn Naakomelingen, en die voorraad, Achtbaare Heeren, heb ik, door myn Naarstigheid, verbetert en vermeerdert. | |
De Hommel.Door uw Naarstigheid, onnozele Honigby! door uw Naarstigheid! en waar in doch bestaat uw Naarstigheid? In allerley soort van Vlindertjes op te kroppen met uw Confituuren, en in de gekapte Witjes te doen watertanden, na het zoet van uw Abderietsche Honigraaten? voor de rest weet deeze Achtbaare Magistraat, dat uw voornaamste Talent bestaat, in met uw gepunte | |
[pagina 207]
| |
Angel, de Ezels, de Paarden, en de Koekoekken, te steeken, tot stervens toe, en dat is 't al. | |
De Officier Wesp.Ik protesteer by een tros overrype Druyven, en by het merg van druypende Abrikoozen, dat ik nooit een Proces, half zo twyfelachtig, heb gejugeert. Doch.... evenwel.... gelyk als men wel zegt.... parbleu! Messieurs ik hangje op tegens malkaar: want schoon ik een Wesp ben, echter verstaa ik my beter op den gesaffraanden smaak van een Delfts Korentekoekje, als op de geur van Marsiliaansche Honing. Berlyn. Een zeeker Overste, onlangs overleeden, heeft aan de gegageerde Krygskasse der verminkte Soldaten twee duizent Ryksdaalders gemaakt. Daar is niets dat reedelyker is voor een Krygsman, dan den Boer uit te schudden, om den Soldaat te kleeden. Een Financier die Stad en Land uitpompt, om Hoeren en Paarden te houden, wanneer die begint te zien, dat Compeer met het Uurglas hem dreigt met een yskoude visite, dan werpt hy zig plomp verloren in de devotie, dan sticht hy een Kerk en Kapel, of een Spinhuis, en hy verëert Malgrê luy aan den Hemel, die schatten, die hy zo scherpzinnelyk heeft gevrybuit op de Aarde. Die laatste devotie loopt op stelten, doch de eerste staat pal op haar Krygshoeven. | |
Een Sprookje.De Majoor Dean was gebilletteert by een schatryk Hoevenaar in Vlaanderen, wiens Huis en Erf was bezaait met Kalkoenen, Ganzen, Hoenders, Duiven, en Speen-Verkens; wiens Kelders overvloeiden van Maarts bier, en overrype Moutwynen; en wiens Geldkist grof zwanger ging van Spaansche Dukatons, Baardmannetjes, en Permissie-schellingen. De Majoor, die een gezeggelyk Man was, voegde zig zeer schappelyk na die geleegentheid, hy fricasseerde het Vee, hy verorberde den Drank, en hy ontfing van den Hoevenaar, een zom van duizend Patakons, op 't handschrift van een half blaadje graauw Post-papier, dat zo doorluchtig was, dat 'er de Penningen, benevens den Intrest, door heen stoven. Als wanneer een Man zyn Testament heeft geteekent, als dan mag hy de March-blaazen, met een goed gemoedt. Dit is geble- | |
[pagina 208]
| |
ken in onzen Hoevenaar, die pas de Zon drie werf zag opdagen, na dat hy zyn duizend Ryksdaalders aan den Majoor der Kampvegters had gewaagt, toen een Waldhoornist een Hoogduits krakeel ontgon met den Hoevenaar, de Hoevenaar toonde zyn tanden, zonder oogwit van te willen byten; (dat is de metode van de moderne paracelsus ook) en hy stont apparent om het Proces te winnen, cum expensis, maar de Waldhoorn-Muziekant verkorte de Ceremonien van 't krakeel, door de Operatie van een Houwdegen: de Geest des Hoevenaars klom aanstonds naar 't hooft, en verzwond langs de opening van het strooje dak, in 't azuure Gewelf. Zo ras hoorde de Majoor die bedroefde tyding niet, of hy kleede zig in den rouw, van de pluim af, tot aan de pollevyen toe, en van den Overste Stavast gevraagt zynde; waarom dat hy rouw droeg, over een Boer? repliceerde hy cavalierement aldus; het is redelyk dat ik in 't zwart ben, want ik ben een Erfgenaam van duizent Ryksdaalders. | |
Waarschouwing.Madame Miserere, die meêr het Air heeft van een Zwartjuffer, als van een Hofjuffer, heeft my verzogt, om myn Lezers een Beschryving te geeven, van het Fonteintje buiten Leiden. Wat hier in gedaan? wat anders dan te schryven, want een Auteur kan zyn Leezers nooit beter koop onthalen, als op een glas vol Fontein-water.
Te Amsterdam, by H. Bosch is gedrukt L. Bidloos Schoon Saizoen van den Jaare 1722, en 1723. Ook is by den zelven te bekomen Schoon Saizoen van 't Jaar 1718. Als meede desselfs Pan Poëticum Batavum, of Kabinet der Nederlandsche Dichteren. Als ook Ariovistus, Koning van Germanien, met de Minnaryen van Julius Cesar, uit het Frans vertaalt door Robert Hennebo. T. Arents Mengel-poëzy; Ook zyn nog eenige Exemplaren te bekomen van 't nieuw Testament, Frans, Engels en Duits, naast-malkander gedrukt. De Muitery en Nederlaag van Midas, Zinnespel. Ook zyn by den zelven nog eenige origineele Exemplaaren te bekomen van het Huwelyks Mintafreel, in drie boeken, door P. le Clerq, met fyne plaaten; dezelve die by Gerard onder de Linden gedrukt zyn. |