Den ontleeder der gebreeken. Deel 1
(1724)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
De Dood van de schoone Sally Salisbury.HA ha! hier komt de Ontleeder der Gebreeken te voorschyn met de laatste Woorden van Sally Salisbury, die in haar Proef-jaar is gestikt in het Ga naar voetnoot*Brigittynen Klooster van Newgate, en hy, die de Overzetting van haar Leeven, nog onlangs, afkeurde, speelt nu voor Kapellaan van 't Gevangenhuis, en hy maakt haar laatste woorden zo algemeen, als haar Conduite. Dat is waar, Jonker Halfgaar, en daar meê bewys ik, dat ik | |
[pagina 194]
| |
een Voorstaander ben van de natuurlyke Filozofie, en dat het gemakkelyker is voor een Auteur, van zyn Leevens-manier, als zyn Pen, te verbeteren. Wel dat zou hard zyn dat de Kapitein Charles Walker meêr Privilegie zou hebben, over een Algemeen Voorwerp, als de Ontleeder, en het zou geen kleine Vlak zyn voor een Nederlander, indien hy de afgekeurde Hembsmouw van Sally, zonder slag of stoot, cedeerde aan een Brit. Neen neen, ik wil en ik zal part en deel hebben aan dien Patryze-poot, en heeft Walker begonnen met haar Wieg, en opgehouden met haar ontraderde Rolkoets, ik zal, als Doctor Anatomicus, myn Leezers een vrolyke Beschryving geeven van haar laatste Ziekte, dat is immers vermaakelyk! en ik zal eindigen met haar Doodkist, wel dat is divertissant! De Dood is een Kaerel die zo koppig is als een grys Deurwaarder, en die een Familie-haat, tegens alles wat Leeven ontfangt, heeft opgevat, en daarom plukt hy nu, op 't onvoorzienste, de zo dikmaals geplukte Roos van Sally Salisbury, waar aan zo veel Natiën participeerden, en welkers Reuk de Britten deê niezen, tot dol wordens toe. Die Schoone, die men met recht een Dame van de gulde Eeuw mogt noemen, dewyl al de Liefhebbers der Stofscheidkunde naar het Elpenbeene Doosje van haar Pierre Philosophale taalden, kreeg, onlangs, een Vermaaning van een Lente-koorts, die zy dacht te stuiten door het Decoctum van Eeau de Barbade, door den Koeldrank van geambreerde Brandewyn; en door den Amandel-melk van driedubbelde Kraam-anys, maar alle Artssenyen zyn Vruchteloos, als de magere Moord een stok in 't Spinnewiel komt te steeken, zegt de Auteur van de Courant zonder Privilegie. Ga naar voetnoot*Milord Koriander, een Loontrekkent Hospitaliers Ridder der kwynende Vloer-Nimfen, ontfing de eerste Weet van Sally's Indispositie, en dewyl hy juist op dien tyd middagmaalde, 's nachts omtrent twaalf uuren, en een snikheete Bredasche Kapoen, die in 't jaar zestig staat betaalt te worden, begon te ontleeden, kreeg hy een inkeer, en hy belastte zyn Kamerdienaar, om die Kapoen te brengen naar Newgate aan de bekoorlyke Sally. Die | |
[pagina 195]
| |
schoone Kranke ontfing dat luchtig Prezent, met een natuurlyke Grimlacgh, en wel weetende, dat Milord gebilletteert was, in 't Hospitaal van St. Onmacht, gaf zy dit spitsvinnig Bescheid aan den Afgezant; Zeg tegens Milord, dat ik nu eerst zie dat hy een galant Man is, want om een Zuster te spyzen, slacht hy een Broeder. Sir Andrew, een Chevalier zonder Verwyt, die al zyn Schuldeisschers heeft uitgestelt tegens den Feestdag van St. Jamais, liep op zyn pooten naar Newgate, want het Bestek van zyn Crediet was al lang verloopen by de Huurkoetsiers, en hy ontëerde Sally, voor 't laatst, door zyn laatste Visite. En hoe is 't geleegen met uw dierbaare Gezontheid, myn schoone Sally, (vroeg de Ridder, met een fistula lachrimalis op zyn Wangen) is 'er nog hoop van de Koekoek te hooren zingen? Meêr als ooit, Sir Andrew, (gaf Sally tot antwoord) want ik heb de Eer om deszelfs Grootvader te zien zitten in de Kooi van Newgate. De Schildknaap Heydiridey, die zo gaar gebraaden was door het Eikevuur van Guajak en Salsa, dat hy van 't Spit droop, en die, gelyk als een Vrydags Penitent, overdekt was, met een schraale Zak en Assche, kwam, in min dan zeven mylen, van Ludgate naar Newgate kruipen, om die vrolyke Dwaalstar nog eens te aanschouwen. Helaas! myn Heer, (riep Sally op die verschyning) heb ik nog de Eer, om zo een waardig Edelman te belonken met myn zondige Blikken! (dit zeggende neep zy haar Oogen vast toe, en een moment daar na vervolgde zy) uw Paruik zit over dwars. Hoe konje dat zien, myn bevallyke Sally? (repliceerde de Schildknaap) want uw verrukkende Starren zyn zo dicht gesloten, als de Deur van dit Kraam-salet. Ha, myn Heer! (antwoorde de scherpzinnige Sally) dat kan ik zo klaar zien, als jy kond zien dat ik nog Maagd was, na dat ik al de zoete Kwik had verôrbert van Doctor Cases Apoteek. Helaas! (vervolgde zy) ziende op de Dochter uit het Wit Hert, die meê grys begon te worden onder de defensive Bed-lakens van de Mingodes) hoe hossebossende heb ik myn ledige uuren versleeten, in den Boezem der Ledigheid! Myn Leevensloop is een continueel Bal geweest, en ik heb dag en nacht moeten danssen, naar de fantazy van allerlei Natiën! ja, ik kan met waarheid zeggen, dat ik, en Souveraine, altoos een open Tafel heb gehouden, (alhier viel zy in een Mercuriaale flaauwte, doch haar Geesten, door de hartster- | |
[pagina 196]
| |
kende Spiritus van een Kelk vol Kaneel water, herhaalt hebbende, vervolgde zy) en, dat ik myn Gasten altoos heb getrakteert op een Na-gerecht van Hoop en Vreeze. Een machtig Edelman klopte zo zacht tegens de Deur van Sally's Cel, dat het Kasteel van Newgate stond te schudden, gelyk als die Persiaansche Toren, die nog met een natte Vinger te beloopen is, in 't tweede Deel van een groote Reis beschryving. Het was een kluchtig Heerschap, die twee duizent Pond Sterling verteerde jaarlyks, vyf hondert Pond uit zyn eigen, en vyftien hondert Pond uit de Goederen van zyn Evennaasten. Zyn Stem was zo zoetluident, als de Stem is van een grof zwangere Turftonster, in een Gedrang van Paardetuisschers; voor de rest een goed Kaerel, tot spuuwens toe, en de zevenste Gek, in zyn Familie. De zieltoogende Sally, die wel wist dat hy een grooter Spion was, als een Ziekentrooster, vroeg hem; Wat 'er van zyn dienst was? Hy, die een Man was zonder gal, repliceerde; Niet anders Sally, als dat ik u, die onderscheide Infidelityten vergeef, die ik heb moeten opkroppen toen je myn Maitres waart. En wat dat ik heb moeten verkroppen, weet al de Waereld, (antwoorde Sally) doch hoe is 't mogelyk, dat een Mainteneur kan eischen, dat die Maitres aan hem getrouw zy, die de Gaave heeft van te behaagen aan alle Liefhebbers. De Omstaanders begonnen te schateren als Satyrs en Nymfen, over de stervende openhertigheid van Sally, van die Sally, die haar blanke bouten plagt uit te spreiden, gelyk als een Duitsche Arend, die de deugtzaame wist te verleiden, de omzigtige te betoveren, de waakzaame te verblinden, de minnaars by den neus te leiden, de verspieders voorby te loopen, en al de liefhebbers, die maar éénmaal een teug hapten uit haar Toverkelk, te hervormen, in viervoetige Hoorn-beesten, of in vliegende Koekoekken. De Geneesheer Wood**, die de Juffers by haar leeven ontleed, om zo veel te wiskunstiger de zwakheeden der doode Dames te ontdekken, trat op dat moment in de Kamer. Hy had een Mixtuur in zyn rechterhand, en hy eischte een Lepel om aan Sally haar laatste Olysel te administreeren, doch die Schoone weigerde dien laatsten dienst, zeggende; dat zy gewoon was, t'zedert haar veertiende jaar, al haar geneesmiddelen in te neemen, op de punt van een | |
[pagina 197]
| |
mes, doch dat het reeds te laat was om de Avond-gebeeden te zingen. Ook ben ik gewoon (vervolgde zy) van my meêr te betrouwen op de Natuur, dan op een Doctoor, want ik weet dat de Natuur, ter goeder trouw te werk gaat, en een Doctoor by de gis. Dit gezegt hebbende, begaf haar de spraak, haar twee blinkende Stalkaarssen begonnen te verduisteren, en op de wieken van vyf a zes zachtluidende zuchten, klom haar adem opwaards in de dunne Lucht. | |
Courant stof.Parys. Twee Zusters hebben een Officier dronken gemaakt, (dat is geen kunst) toen berooft, (dat is slimmer) en eindelyk vermoord, (daar is geen zalf aan te stryken) en die twee lieve Zusjes zyn in de Conciergerie gebragt, alwaar hun Proces zal opgemaakt worden. Waarlyk de Vrouwen zyn stouter dan Schooljongens, want een Schooljongen is banger voor de Plak, dan een Rus is voor de Knut, en een Vrouw die dag en nagt moet bloot staan voor de Tromp van een gelaade Snaphaan, of voor de punt van een Stootdegen, zal geen Stroohalms breete achterwaards wyken, al zouden haar kniën onder haar deyen bezwyken. Dat is wat te zeggen! Maar, hoe zeer dat ik ook geporteert ben voor de onderleggende party der Juffers, echter zal ik ze nooit vrypleiten, wanneer ze aan 't Moorden slaan, want het past een Vrouw te zweeten, in de Constructie, en niet in de Distructie, des Menschdoms. Het vermoogen der Jalousy geeft zomtyds aanleiding tot die razerny, de Jalousy maakt een Duivels oproer in het waggelend Vaartuig van een Vrouw, en uit een furor Matricis, spruit dikmaals een furor Mentis. Een vigoureus Geneesheer, die zyn Geneesmiddel omtrent de porte pêe draagt, is een onfeilbaar Doctoor voor een jaloersche Vrouw, want de meeste jalousy is gefondeert op een zeker misvertrouwen, dat het Huuwelyks brood te ligt is, en al de Juffers beschouwen hun Mans, als Aalmoesseniers, waar van die geen het meeste wort bemint, die het meeste goed arms is, en die in de weekelyksche huisbezoeking zyn graage Huis-arme boven 't bezet Loon, nog een Speelpenningje in de hand duuwt, is de braafste Man. | |
[pagina 198]
| |
Anubisburg.
| |
[pagina 199]
| |
Hermesstad.
| |
[pagina 200]
| |
berouw, en tot versterving, en dat zyn de tydelyke vruchten der Vasten. Aldaar zweeg de Geest, en hy maakte een potaarde Reverentie. Ik stoof met grooter gezwintheid over end, dan het een Man past van zo hooge jaaren, ik rukte de deur open van een Kas, waar in ik myn Eetwaaren bergde, en ik nam daar uit een gebraade Kalfsborst, waar aan ik dat Vasten-Spook liet ruiken. Ter naauwer noot had die schraale Scherminkel de Lucht weg van myn Gebraad, of hy stoof de Schoorsteen uit, gelyk als een Toverheks, die haar Sabbat gaat vieren, op het gevleugelt Ros van een beezemsteel de Schoorsteen uitvliegt, naalatende een geur van gedisteleert Water, en van Vischschubben. En nu heb ik een Zeedeles overgewonnen uit deeze Spookverschyning, naamlyk, dat'er geen Souveryner middel is, om de Vasten te verjaagen, dan een gebraade Kalfsborst. | |
Advertissement.In het volgende Papier wort geproponeert; wat zoeter is, het Gemeene-best des Huuwelyks, of de eenhoofdige Regeering van den ongehuuwden Staat? over het eerste redeneer ik, gelyk als een stomme in 't serail redeneert met zyn vingers, en naar het laatste sla ik, gelyk als een blinde naar het Ey. Diergelyke redenvoeringen zyn thans, a la mode. De Ontleeder der Feilen laat een iegelyk weten, als dat 'er in een bekende Vryplaats, een onvry Tapytschilder te zien is, die tot primo Mey zo vast zal slaapen, als een slaapende Boer van Stolwyk, om dies wil dat zyn Schuldeischers niet zullen ontwaken, dan teegens den derde dito.
Te Amsterdam, by H. Bosch gedrukt L. Bidloos Schoon Saizoen van den Jaare 1722, en 1723. Ook is by den zelven te bekomen Schoon Saizoen van 't jaar 1718. Als meede desselfs Pan Poëticum Batavum, of Kabinet der Nederlandsche Dichteren. Als ook Ariovistus, Koning van Germanien, met de Minnaryen van Julius Cesar, uit het Frans vertaalt door Robert Hennebo. T. Arents Mengel-poëzy; Ook zyn nog eenige Exemplaren te bekomen van 't nieuw Testament, Frans, Engels en Duits, naast malkander gedrukt. De Muitery en Nederlaag van Midas, Zinnespel. |
|