Den mensch teygt den duyvel en de liefde veele zaaken op, die hun zo min aangaan, als den Doge alles aangaat, wat 'er wort verhandelt in het Venetiaans gemeenebest.
Een malle minnaares is gelijk een zwakke Vesting, gaauw gewonnen, en met er haast verlooren.
De Juffers slachten de boeken, indien je 'er te styf op staroogt, dan maaken zy uw onbequaam tot een vrolijk gezelschap; doch dezelve met bescheydenheyt gebruykt, is 'er kans om langs dat dubbelt kanaal een goed gezelschap te vervrolyken, en te veroolyken.
Het is een onbetwistbaar argument, dat de liefde nooit haar vermoogen behoorlijk heeft bevestigt, voor dat zy de burgt van de reden heeft vernielt.
Het cieraat van een nieuwtje is aan de liefde, het zelfde dat de blaauwe waassem is aan een pruym van damast; het zet zo aan de eerste als aan de laatste een glans by, die ligt wort ontciert, en die eens uytgewischt zynde, nooit zal wederkeeren.
Doorgaans zal een verstandige juffer den eersten minnaar, by gebrek van een tweeden galant, bewaaren.
Meestentyds is het met een oude liefde gestelt, als het is gelegen met een hooge ouderdom, den mensch leeft voor alle de elenden des vleeschs, doch hy is dood voor alle de vermaaken des leevens.
Maar boven al spoed een onderneement Minnaar veel grond in den wedloop der liefde, en die stelling bewyst den tolk van Dione's wetboek door dit vaers getytelt,