Den Laplandschen tovertrommel
(1994)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
De dood van Lukretia.Ga naar voetnoot* Lukretia de dochter van Spurius Lukretius, ende huysvrouwe van Kollatinus Latinus, verkracht zynde by Sextus Tarquinius, den zoon van Tarquyn den hoovaardigen, door geweld, en door de bedreyging van een slaaf te dooden, en dien nevens haar dood lighaam te leggen, quansuys als by haar verrast op de [p. 27] daad van overspel, ontbood haaren man, vader, en eenige andere bloedverwanten, aan de welke zy een omstandig verhaal deet van dat schelmstuk; en na dat zy die bovengenoemden had doen zweeren, van wraak te zullen neemen over dat onvergeeflyk misdryf, verklaarde zy het onverzettelyk besluyt, van haar zelve te willen doorsteeken, welk voornemen den vader en man haar poogden uyt het hooft te praaten met deeze aanspraak. | |
Het vertoog van Lukretius en Kollatinus.Volg uwe droefheyd niet in, Lukretia, om een zo onwillige misdaat; ghy hebt bereyds overvloedige proeven gegeeven, dat uw toestemming aan den overspeeler alleenlyk het uytwerksel was van zyn gewelt, waar in uw ziel geen aandeel heeft gehadt. De wraak die ghy vordert, en de beschuldiging die ghy maakt, zyn onloochenbaare bewyzen, van den dwang waar onder ghy uw bevont, dewyl die zaak in 't geheel een geheym kon zyn verbleeven. Het gedrag van uwe voorige leevenswyze is een voldoende bevestiging van uwe onschult; in welke leevenswyze ghy zyt voor den dag gekomen als een getrouwe en standvastige toegewyde aan de maatigheyd en de kuyscheyt, te gelyk buyten en binnens huys, in het openbaar, en in het gezigt van de gantsche weerelt, ook in het byzonder in de aldergeheijmste wijken van uw eijgen huijs en huijsgezin. Geheugt het uw niet, mijn waarde Lukretia, hoe noch onlangs toen den vervloekten overspeeler en ik onvoorziens by uw kwamen, toen ghy noch man noch bezoeker verwachte, hoe wy uw op die tyd vonden? Goede Goden! aan uw werk onder de dienstboden, niet na den zwier werkzaam? dien dag, dat overval, gaaven aan myne Lukretia de overwinning, den palmtak der kuyscheyd boven alle de Romeynsche vrouwen. Want de dochters des Konings, en de adelyke vrouwen van zyn hofhouding in het [p. 28] afzyn haarer mannen, wierden niet blyer bezig gevonden gastereerende en danssende, in geneuchte en vermaakelykheyd; dat gedrag deet Lukretia's onwaardeerlyke glorie doorstraalen, onderwyl dat de algemeene toestemming haar vereerde met den lauwertak der zedigheyt. Zyt dan zo ongerust niet over | |
[pagina 21]
| |
uw ongeluk, noch zink niet onder het gewicht uwer onteering, vertroost uw met dit gedacht, dat wy overvloediglyk dien grouwzaamen hoon zullen wreeken, en hy zal dat te gelyk onwillig en onvolmaakt genot duur betaalen, uw door bedwang ontrukt langs de omhelzingen van eenen stormenden jongen guyt. Ghy zult blydelyk, dien godloozen erfgenaam van zyns vaders godloosheden, zien nederzinken onder eene gelyke straffe, zo het mogelyk is, aan dien hoon. Na dat hy, alhoewel tegens uwen wil, zich onwettiglyk heeft vergast op de lekkernyen van uw beminnelyk licghaam, zult ghy er dan noch williglyk toe doen, tot verhooging van zyn vermaak, dat hy zyn verschrikkelyke bloeddorstigheyt zal verzadigen met het gezigt van dat purper bloed dat door uwe aders vloeit? Helaas! Lukretia, is de wreedheyt des vaders, en de onmenschelykheyt des zoons, niet genoegzaamlyk bekent? Wat een slachting onder de Gabiers deet dien roover uwer kuysheyt? En hoe veele onschuldigen wierden niet slachtoffers aan zyn wraak en heerszucht? Indien ghy in der daad dit schrikdier haat, indien dien afkeer voorkomt uyt uwe ziel, en indien ghy oprechtelyk reikhalst na zyne gerechtige straffe, leev, draag zorg voor de behoudenis van uw leeven, op dat hy den geest geevende; in zyne laatste doodsstuypen, uwen triomf mag beschouwen; en onderwyl dat hy zich bevint stervende in eerloosheyt en vervloeking, laat hem de smart gevoelen van dat licghaam, dat hy had gepoogt te bevlekken en te schenden, zyne stormen te zien overleeven, verzelt door een onbesoedelde, en ongeschonde faam. Ha! myne Lukretia, stort uwen man niet neerwaards, die uw meer bemint als zyn leeven, in een te gelyk zo verschrikkelyk als vervloekt weduwschap. Beroof uwen schryenden ouden vader van geene dochter, noch breng zyn grys eerwaardig hooft ten grave in een onvertroostelyke droefheyt, door zulk een geweldig lot, noch versteek uwe arme kinders, uw teder-[p. 29]kleyn kroost, van eene zodaanige lieve en zorgvuldige moeder. O! wensch veel liever na het leeven, verleng uwe dagen, en zy een blyde getuyge van onze toekomende wraak. Het is waar, den Koninglyken guyt heeft de woonplaats van uw licghaam bezoetelt, door zyn haatelyk genot; doch dan is de adelyke vrouw van die schoone wooning noch vry en onbevlekt, uw gemoed is onschuldig en klaar van een misdaat, die uw licghaam niet kon ontwyken; en daar geene toestemming is, grypt geene misdaat plaats. Wie is zo zinneloos van uw niet te ontheffen van de schuld, wanneer hy de omstandigheden overweegt? den tyd, den persoon, en de plaats verrieden uw tot dien jammer; naakt geleegen op het bed, in slaap gezuyt door de dagelyksche zorgen, toen alles, uytgezondert lust en wraak, in een diepe rust lagen, onbewaart, en geen het minst vermoeden dat een vrient, een verwant, een Koning, zulk een schelmstuk zou onderstaan. Aldus weerloos, onbehoet, ontkleed, slaapende, en ongewapent, wat wederstant kon Lukretia doen tegens een jongen Vorst, kloek van leden, | |
[pagina 22]
| |
zo sterk in zyn lust, als ongestuymig in zyne begeertens, en gewelddaadiglyk geneygt tot overspel of moordt? die jeugd, die bloeiende schoonheyt in zijn aangezigt, en die evenmaatigheyt van zyn gestalte, dewelke de eerbaarheyt aller andere vrouwen moest hebben tot niet gesmolten, deet geen de minste uytwerking op uwen straffen boezem. Zyn dreygent gewelt, die welkome verschooning der vrouwen, raakten niet eens uw gemoedt: En onderwyl dat uw licghaam de vervloekte verrukkingen des jongen overspeelers moest dulden, was uwe ziel zo ongevoelig voor het vermaak, als de zyne was voor medely of rechtvaardigheyt. Indien uwe ziel haakt naar eene byzondere glorie, dan is deeze triomf der kuyscheyt zo groot, dat er niets tot die volmaaktheyt kan worden toegedaan. Toen in spyt van alle de verlokkingen en de brosheyt van het zwak vleesch en bloed, ghy uw zelven hervormde in een marmer beeld, yskoud en ongevoelig voor alle de pogingen eens wakkeren, schoonen, jongen Vorsts, brandende door liefde, en zynen lust boetende met de uyterste graagte en greetigheyt. Voeg hier by, myn waarde Lukretia, dat ghy uw niet over-[p. 30]gaaft aan zyne bedreygingen uyt vreeze des doods, maar van eene eerloosheyt die vry verschrikkelyker is als de dood aan de deugdzaamen. Den schrik die uw overwon was het bederf van uwen goeden naam, toen hy uw niet alleenlyk den dood zwoer, maar dat hy zelfs eenen slaaf dreygde te dooden, dien hy nevens uw zielloos licghaam zou leggen, als doorstooten op het bedryf van overspel. Uw vader, ja uw man, spreeken uw vry van de daad; ha! zyt ghy niet alleenlyk dien onverbiddelyken rechter, om uw zelven te veroordeelen voor een ongeluk, het welk uwe ontstelde inbeelding uytspreekt als een misdaat. Het is geoorloft, dat wy de eerloosheyt moogen ontwyken door de dood; doch door uw dood vernielt ghy uwen goeden naam, dewyl ghy, langs de wonde van uwen boezem, te gelijk den vader en den man komt te dooden. Door uw dood verkeert ghy de vreugde van de wraak, dewelke maar ten halve kan volmaakt zyn, wanneer zy uw ontbeert als een aanschouwer; en ghy schend door die selfsmoord die onschuld, en verkondigt opentlijk die schande, dewelke onze handen zouden verzekeren en verzoenen. Indien de reden de overhand niet kan krygen, heb dan eenige achting voor het gezag; uw man en vader, ja alle uwe bloedverwanten, ontheffen uw oprechtelijk en volkomentlijk van alle schuld, en verbieden eenpaariglyk dat ampt aan uwe hand dat het zich heeft aangemaatigt. Waarom wilt ghy alle hunne oordeelen veroordeelen door die daad? Daarenboven haalt ghy door uw dood die schuld over uw, die ghy poogt te ontwyken; want het zal vry moeielyk zyn om de Romeynsche weerelt te overtuygen dat zy onschuldig zyt, die het raadzaam dacht haar zelven als misdaadig te straffen. | |
[pagina 23]
| |
Op toekomende Maandag, zal den Autheur van dit papier, den leezer Lukretia's andwoort, besluyt, en sterflot, benevens eenige aanmerkingen over het overspel mededeelen, zynde dit bestek al te bekrompen voor zulk een ruym veld: ook zal hy dan wiskonstiglyk doen voelen en tasten aan een medeamptgenoot van den Zodiak's ram, dat als wanneer den koekoek, al te lang, de onbeschaamde achterovervallingen van zyn wandelent hospitaal vol doodzonden door de vingers ziet, hy veeltyds zyne overspeelige duyf ziet [p. 31] veraarden in een koppelaares van zyne gewaande meysjes, welk spel duurt tot dat hy ende zy ten laatsten onder dat haatelyk karakter, tusschen de parsplanken van gebrek en krankte, vergaan, by geenen beklaagt, doch gevloekt by veelen. |