Nommer 4.
Maandag den 23 July 1731.
Den Laplandschen tovertrommel.
Ille dies lethi primus, primusque malorum Causa fuit, &c.
Virg. AEn. lib. 4.
Ik ken een soort van gehoepelrokte vrouwtjes op overspel bevonden, dat al te staatelyk is voor de tuchthuys roe, en zeer zelden is dat soort gevoelig aan eenige tuchtiging tot verbetering haarer zeeden, uytgezondert aan de streek van een wakkere pen, en, die vrouw, die Mevrouw, of dat wyf, dewelke zo min als een kopere stokbeelt verbloost of verbleekt voor de striemen van een gepunte pen, wort gerechtelyk by my geboekt op den naamrol der onverbeterlyke zondaaressen.
Een diergelyke zondaares is ons niet dan al te wel bekent, zegt den autheur van den Laplandschen Tovertrommel, de wel-[p. 26]ke noch onbeschaamder overspeelster zynde als de beruchte Messalina, echter haaren hooggehoornden bul zo voordeeliglyk overhaalt in haar voordeel, dat hy Madame zo zuyver en onbezoedelt keurt als een geloutert suykerbrood, wiens sneeuwwitte schors nooit is belekt of bezabbert geweest by uytheemsche pikzwarte somertorren, of by gemeenzaame blonde winterkarakollen.
Die nooit verzaade Lais heeft zulk een vondryk hooft, en daar by zulk een onbestierlyk passaadje sloep, dat zy genoodzaakt is om altoos een zeemacht van gezenuwde matroozen op de been te houden, als een appeltie voor den dorst der mangraage begeerte; zynde zy zelve een volmaakt werktuyg, in de wieg gelegt by de natuur en de liefde, voor alle de menigvuldige Aretynsche liefdeoefeningen; ja, dat noch een toon hooger gaat, een befaamt minpiloot heeft my betuygt, dat in haar persoon alle de werkingen, buygingen en draayingen der gantsche falbala's kunnen worden gevonden.
En nu zal ik de kuysche Lukretia eens gaan opweegen tegens die voorgemelde braambeezy Messalina, wiens gantsche levensloop een doolhof van allerhande kleeverige minnehandelingen is geweest, ja noch tot dato dezes is en waarschynlyk zal verblyven, alhoewel zy echter, tot zo verre als 't doenlyk is, haare mangraagte besluyert door een gevernist gedrag, en vorders haar point d' Espagne faam beschaduwt door den regenhoed van 's mans fatsoen, om niet geheelyk aan Aloiseas dwaalende pingsterbloem te gelyken.