Den echo des weerelds. Deel 2
(1727)–Jacob Campo Weyerman– AuteursrechtvrijDes Echos Bespiegeling over de zwangere Vrouwen.Veeltydts verlangen de getrouwde Dames na Kinders, gelyk de jonge Juffers haaken na Mannen, min om Troost als om Eer, dewyl 'er niets zo verachtelyk is als een oude Maagd, in de oogen der jonge Juffers, en niets zo schandelyk als een onvruchtbaar Wyf, in de blikken der getrouwde Dames. Doch ik ben van een tegenstrydig Gevoelen, want ik oordeel het beter te zyn, Geen Man te hebben, als een kwaad Man; en ik voeg'er by dat een Vrouw vry zo ongelukkig is in het voortbrengen van onnatuurlyke Kinders, als in met geene Kinders voor den dag te kormen. Doorgaans worden de Man- | |
[pagina 212]
| |
nen gerêkent tegens de Schuldbetaaling van een Schelms Bankroet, twee per Cent, dat is tegens een paar lieftallige Mans, acht en negentig. Doorbrengers, Gortentellers, of Vrouwenplaagers; en meestentydts kalkuleert men tegens een vroom, gehoorzaam, en wys Kind, vyfhondert ongehoorzaame Ligtemissen en malle Spilpenningen, die door de Weerelt zwerven tot Smaad en tot Verval van hunne Geslachten. Maar ik heb geobserveert (zegt den Echo des Weerelds) dat de jonge zwangere Vrouwen en inzonderheyt die geene dewelke reeds al wat getrouwt zyn geweest, zonder eenige tekens van etcetera bespeurt te hebben, haar gedraagen gelyk als een kars varsch getrouwde Vrouw, die in haar Ommegang en Spraak zo bedwongen en gemaakt is, dat men zig dwars midden door moet lacghen op het hooren en zien van die Hoepelroks grillen. Let 'er eens op, Leezer, of een jonge Vrouw haar Gedrag niet schynt te betoomen door een nagebootst Bedwang, en of zy het wufte hoofd niet zal laaten zakken tot halver weege haar appelronde Tetten; niet zo zeer uyt een waare Zeedigheyt, als wel uyt een bedwonge Blooheyt. Geef eens acht, of een jonge Vrouw haar niet laat dunkende verlieft zal aanstellen tegens haaren Man, en of zy zig niet zo verliefdelyk mal, en zo lastiglyk minnelyk zal gedraagen, dat 'er den Man van komt te walgen, als of hy vergast wiert op gestoofde Kalfspooten met lange Rozynen. Maar om de waarheyt niet te verkorten, die Buyen duuren niet lang, want na een maand a twee slachten die Juffers de door Konfituuren overlaade Maagen, die na andere beetjes beginnen te graagen, waar door zy in het kort geen slimmer gezelschap kennen als haare eyge Mannen. Op die wyze trekken de jonge zwangere Vrouwen zulke en zo veele vreemde bekjes, dat 'er een Scaromouche zyn platte Muts moet na gooien, en zy houden zig als of zy ziek en ongemakkelyk waaren tot sterven toe, daar zy zo graag zyn dat de zwakste het spits van een Oorlogslans zou konnen afbyten, zonder eens te kikken, O my, of wee my! Het heugt me dat ik in myn eerste jeugd eens een visite gaf aan een Antwerpsche Juffer, die pas ses weeken voor Hermio- | |
[pagina 213]
| |
ne had gespeelt neffens de zy van een brabandsche Kadmus, en die reeds meer Quaalen belee te hebben, als ooit Doctor Zweitser voorgaf te konnen geneezen. Zy had voor eerst een verdichten Hoest, en daar by was haar Adem zo kort als een Gebak van welbeslage Spritsen. Haar Woorden kwamen nog wel zo langzaamlyk te voorschyn, als de Geschenken uyt de Beurs van een Woekeraar; en zy storten meer onnoodige klachten uyt als het Vrouwtje van Ephesen, na 's Mans overlyden, en haar Man, die onder een inlands goudlakens Kamisool een Spaansche Ziel voerde, begrynsde haar met een walcg, waar op ik haar de hand gaf om een tuynluchtje te gaan neemen. Het was in de Wiedemaand, en den Bogaert ley vol onrype afgevalle Appelen en Peeren, waar onder Madame aanstonds begon te grabbelen, en die zo greetiglyk op te eeten, dat ik voor vast stelde, dat zy binnen de acht maanden aan de Antwerpsche Weerelt een jongen Sinjoor zou overlêveren, om het geslacht van die harssenlooze Hannekens te perpetueeren. Ondertusschen hemelde zy in het sestiende jaar na haar aldereerste Ontginning zonder ooit getwyffelt te hebben, waar uyt ik bespeurde, dat 'er zo min staat moet gemaakt worden op de Lust der jonggetrouwde Vrouwen, als op de graage Maag der verzoopene Mannen; en dat men zo wel mag zeggen, behoudens de diepe achting voor Tuynmans Spreekwoorden, Quansuys Moeder ik kaauw Appelen, als quansuys Moeder ik eet Mosselen. Maar die nederlandsche Lust is nog verdraaglyk, ten opzichte van de preliminaire punten over den Opschik van het Kraamvertrek, het Lucinas Ledikant, de Luyermant, het Toilet, en alzulke Mansplaagende etceteras. Den Buyk is eerder voldaan als het Oog, zegt een oud spreekwoord; en den Echo, die voor een Praatje by scheep komt, zal 'er nog toedoen, dat een Man nog wel zo maklyk een Konfituriers winkel, als een Zyde,-Fyn Lynwaat, of een Zilversmids winkel kan bekostigen; waar uyt hy durft besluyten, dat zwangere Juffers doorgaans de Trouwgordynen openschuyven met Kupidos Konfituuren, doch meestentyds het treureyndent Blyspel des Huuwelyks besluyten met Hymens Bitterheyligskoekjes. | |
[pagina 214]
| |
Indien ik niet vreesde dat de Dames my met haare Veeremofjes zouden steenigen, zou ik den Leezer op eenige Voorbeeldsels, niet der oude Wyzen, maar der jonge Zottinnen, trakteeren, welke laatsten het Optooisel van haar Kraamkamers hebben geextendeert buyten den omtrek van het quistachtig Banket van Antonius en van Kleopatra; als by voorbeelt. Den Heer Johan Winkelhaak, die groot gefokt was achter de toonbank, gelyk als een winkelmuys, wiert de Koopmans weelde wars en rekhalsde na des Adels Armoede, waarschynlyk min uyt kennis, als uyt glorie, volgens de daar van bekende blyken. Hy besteede dan zyn Kontanten aan een bouvallige Heerlykheyt, en aan een kraakende adelyke Juffer, twee Gebouwen die nog dak- nog vensterdigt waaren, en gevolglyk jaar uyt jaar in wraak riepen om een eeuwigduurende reparatie. Madame kraamde maar eens om de elf maanden, en veranderde jaarlyks van Luyermand en van de vordere daar toe behoorende stoffen en omstandigheden, zynde ieder Kraamspel zo voordeelig voor des Ambachtsheer Winkelhaaks finantie, als een Etnas aardbeeving nuttelyk is voor de Siciliaanen. Kort om hy zag zig in minder als in zeven jaaren veradelt en verarmt, zonder dat zyn Frelle daarom een reefje in het Marszeil van de glorie wilde inbinden, waar door den genobiliteerden Leyder, in de laatste Luyermands gestaltverwisseling, het overgebleeven zilver Servies moest toevertrouwen aan de Bank van leening. Een eenig goud repetitie Orlogie had hy nog behouden uyt die algemeene verwoesting, en dat was reeds het Geloofsonderzoek der Kleynoodien gepasseert, toen een halve Koppelaares, met een geemalieerde vorstelyke Suyker en Kruyddoos kwam aanstryken. Helaas! het Goud, of schoon het beter metaal, moest zig vernederen voor het Zilver, het Orlogie, dat wel eer voor een Haan plagt te speelen in het opwekken der luye Winkeljongens en slaapgierige Dienstmeysjes, dee een sprong uyt de binnebeurs op den top van den Ga naar voetnoot* Berg van barmhertigheyt, en het wiert van zyn dienst gesupendeert, om als een afgedankt Officier in een vergeeten hoek of kant te gaan roesten. Toen schoot het | |
[pagina 215]
| |
gemoed vol van den als gouddraad uytgewonden Heer Johan Winkelhaak, des barste hy uyt in deeze beweeglyke en verstandige woorden; Sakrem**t! Mevrouw, megt ik dan het Orlogie niet behouden? Neen, Zot, (andwoorde Madame) want de Tyd staat voor niemant stil, veel min voor zo een Uylskuyken. Een Abderiets Baardscheerder ging eens ten hove om den Koning te zien, en op zyn terugkomst gevraagt zynde wat hy had gezien? gaf hy tot andwoort, Den Koning was zeer met geschooren. Op die zelve wyze gaan de Vrouwen na het Kindermaal, het Kind en de Kraamvrouw te gaan bezoeken is het Voorwendsel, maar alle oogen wachten op het prachtig Toilet, op de overkostelyke Luyermant, op het met Brusselsche kanten rykelyk behangen Wiegje, op het nieuw modisch engels Ledikant, op den Opsmuk van de gedupliceerde Dame, in 't kort, op duyzende vodderyen van die natuur, der Vrouwen Beroep en der Jufferen Hemel. Daar is geen Wysgeer of hy is behebt met een vermenging van Dwaasheyt; en geen Vrouw die niet onderbêvig is aan de Vallende ziekte der noodelooze Verquisting, een vallende ziekte, door wiens toevallen den Man niet alleenlyk uyt den regen in de sloot, en uyt het krediet in de misachting, maar ook dikmaals tot de Oost- of tot de Westersche Valreep vervalt, en ik ken geen slimmer Verval als van de Weelde in de Armoede. Een Vriend des Echos, een Toonbankshoveling, die al ommers zo staatkundig was op het kapittel van Interest als Machiavel gekonfyt was in de Belangens den Vorsten, behandelde die vrouwelyk Zindelykheyt, nog niet lang gelêden, op een kluchtige wyze. Dat Heerschap had ook een nederlandsche Kleopatra geloot, die aan haar eerste Kraamtoilet het grootste gedeelte van haar Bruydsschat had besteet, en waarschynlyk 's Mans welvaart zou hebben gewaagt aan de tweede Duplicatie. Den Man zag die beluste prodigalityt door de vingers, en assisteerde als een vrouwlievent Man by de eerste Ontbolstering; en eenige lispende Klappeyen willen wel zeggen, dat hy nu en dan nog een luyder keek opstak als de onderleggende Party; doch na eenige verdrietige ogenblikken begonstigde Sinte Lucina het jon- | |
[pagina 216]
| |
ge paar met een wakkere Dochter. Zo dra had dat lieve Wicht het eerste daglicht niet gegroet met eenige zwakke schreeuwen en tedere traanen, of de blyde Moeder gaf een zwaare zucht, en zey, zonder dat 'er iemant behoefde te gelooven; Ja wel, Huuwelyk, ik heb altoos nu myn Bekomst. Zo dra hoorde den nieuwe Papa die woorden niet of hy stoof na het Toilet, pakte met een groote handigheyt de zilvere en goude Kraamcieraaden by malkanderen, en snorde 'er mee uyt de kamerdeur, toen de Vrouws moeder hem tegens 't lyf liep in het opkomen van de trappen, dewelke vroeg, wat zulks beduyde? Mevrouw, (andwoorde hy koeltjes) uw Dochter heeft haar bekomst, en dan is het tyd de tafel af te neemen. Het Sprookje voegt 'er by, dat hy alle die goude en zilvere Vaten uyt Lucinas Tempelgevaart aanstonds verruylde tegens gereede Penningen; maar of die Onderneeming by een rechtschapen Nederlander zou durven gewaagt worden, past het ons de Juffers te vraagen. Den Ridder Isak Newton zegt zeer aardiglyk; Dat 'er zo een groote Beurtwisseling op deeze weerelt, zynde de Stoffe in een gestadige Eb en Vloed, dat indien het niet was dat de vaste starren altoos verblyven op een zekere tusschenwydte, en nimmer naderen nog verwyderen, en de dagelyksche beweeging gestadiglyk slag hield, geen ding op zig zelven een moment zou konnen duuren. En wy voegen 'er by, dat de Vrouwen als Dwaalstarren begroet wordende by de Mannen, die gebaarde Dwingelanden het in de beste plooi dienen te slaan, al is 't dat de Juffers zo dikmaals van Kraamservies veranderen, als van Hartstogten, en inzonderheyt in die hacghlyke Tydsstip, zonder dewelke de geheele weerelt zou instorten, gelyk als een adelyke Burgt die ontzet is van op de pof repareerde Metselaars en Timmerluyden.
Het is gezegt. By H. Bosch, zyn eenigen Exemplaren te bekomen, van Erasmus van de Borgerlyke Beleefdheid der Kinderlyke Zeden, in Latyn en Duits. |
|