Den echo des weerelds. Deel 2
(1727)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 145]
| |
No. 19 | |
Maandag, den 24. February 1727.
Odi Sapientem, sibi qui nihil sapit.
Euripides.
IK ken geen erger Schepsel als een Wysgeer die zigzelven niet wil troosten, of een Geneesheer die zyn eygen Kwaal niet kan geneezen; en indien ik 'er een Dervis, die zig zelven niet in Mahomets hemel weet te voeren byvoegde, zou 'er een Trits van drie gelyken te zien zyn op den Naamrol des Echos. Dat Argument zal ik zonder een uytgestrekter Inleyding, door het bewys der Ervaarendheyt goedmaaken. Onlangs ging ik na ouder Gewoonte (zegt den Echo) na den Geneesheer Drieblad, een Man die met zyn Patienten leefde, gelyk als een Fransche Pasteybakker leeft met zyn Stuyvers Lekkernyen; als den Laatsten een Dozyn Pasteytjes verkoopt, geeft hy 'er het dertiende op toe, en als den Doktoor Twaalf Patienten om een luchtje zond, behielt hy zomtyds den Dertiende in | |
[pagina 146]
| |
't leeven; doch tot nog toe weet geen Mensch wie dat dien Ouwen Gelukkigen redde, den Geneesheer of de Natuur. Den Knegt des Geneesheers die my inliet scheen zig vruchteloos gepynigt te hebben om te schreyen; de Huysvrouw ontfong my met een door Konst bedroeft gemaakte Tronie, dat is, zo meenige Traan, zo meenige Duy**l; een bejaarde Dienstmaagd, die zo wonderlyk oud was, dat zy al aan haaren derden Man zat te kluyven in het Jaar van Twee en zeventig, huppelde zo vrolyk langs de Vloer als een jonge Kat die met een Balletje speelt; en de Kinders dansten en sprongen, gelyk als zo veel dronke Boschenaars op Ga naar voetnoot* sint Lammerts Vierdag. Ik vroeg aan Madame de Doktoores na de waare Oorzaak van zo veele waare Blydschap en van zo veel gemaakte Droefheyt? waar op zy tusschen het Malsoet en het Wrang repliceerde; Ach! Echo des Weerelds, myn Man den Geneesheer heeft een derdendaagsche Koorts, en op dit Ogenblik wort 'er een Consultatie gehouden in zyn slaapkamer tusschen drie befaamde Doktooren, die..... Ha ha hi, ik zal me nog in drie Vierdedeelen lacghen, die zeggen, dat de Natuur boven de Konst gaat, dat men niet sterft voor zyn Tyd, en dat de Zinspreuk van, Doktoor helpje zelven, niet is opgestelt voor de Struysvogels. Ik vroeg, Of het my vrystont om den ongeneeslyken Geneesheer een Visite te geeven? en zo dra had ik het Fiat niet geobtineert op myn Request, of ik dee een Intree zonder Ceremonien in de Consultatie saal. Ik wil wel bekennen, dat ik dikmaals parlemtaire Byeenkomsten heb bygewoont, zo hier als hier namaals, doch dat ik nergens die belacghelyke Aandacht, of die bespottelyke Deftigheyt, heb konnen bespeuren op eenige Tronien, die ik zoo zwaarmoediglyk zag doorstraalen langs hun diepzinnige Blikken. Ik groete die drie Raadsheeren van Galeens Justietiekamer, en zy beandwoorden myn Beleefdheyt met dat ontzacglyk Air, waar van zig den gestrenge Rhadamant bedient in het Vonnissen der helsche Schimmen, Wel Echo des Weerelds, (sprak den Oudste met | |
[pagina 147]
| |
een Knik des hoofds, als of hy my zyn rosse Paruyk dreygde toe te gooyen) hebje ook by Geval een onfeylbaar Hulpmiddel tegens de derdendaagsche Koorts? Den Tweede gromde, na echter alvoorens een graauwe Kaudebeksche hoed aangeraakt te hebben met den Duym en de voorste Vinger; Wel Echo der Aarde, zieje kans om den Geneesheer Drieblad te kureeren van zyn Derdendaagsche Koorts? En den Laatsten, wiens hoofd schudde gelyk als de flodderende slagwieken van een Ransuyl, vroeg op een schimpachtige Wyze; Of ik niet een wisse Geneezing tegens de Derdensdaagsche Koorts kon opmonsteren onder alle myn Geheymen? Ik andwoorde Ja, myn Heeren, onder die mids dat je my de daar toe vereyschte Geneesmiddelen zult byzetten, en als dan zal ikje aantoonen, dat de Geneesheeren gewoon zyn de Lyders te onderhouden met beuzelachtige Redenvoeringen over hun Kwaalen, en die zo lang te amuseeren met goede of met kwaade Medikamenten, tot dat de Natuur die doode of genas; doch dat 'er Luyden worden gevonden, die het Konstje fix hebben van Iemant te herstellen, Ras, Veylig, en Vermaakelyk. Dit gezegt hebbende greep ik een stoel Sans Facon, viel daar in achterover op een Doctoraale manier, knabbelde een poos op de Goude Knop van myn Rotting, duuwde toen de huyd van myn Voorhoofd een weynig Opwaards na de linker kant, met het eerste Lid van de Middelste Vinger, gromde een poos tusschen myn Tanden, zonder de minste Opening der Lippen, liet de Tanden daar op min of meer blinken, gaapte onverwacht, en dikteerde ten laatsten de navolgende Ordonnantie aan die drie ongeloovige Geneesheeren. De Kortbondige Spreuken van Hippokrates, (sprak ik volmondiglyk uyt) beschouw ik als zoveel uitgedorschte Stroohalmen, op het Kapittel van de Derdendaagsche Koorts. Een verouderde Derdendaagsche Koorts is een oude Leksnoek, die alle ds verstikte Schakels van Galenus verbreekt; Ja de Paracelsische, Waterpotsfilosoofen, en alle de Kruydberydende fondamenteele Starrekykers van Cosmus en Damianus, zyn zo stom als Hamburger braassems op de Aanspraak van een Derdensdaagsche Koorts. Een Vechtfilosoof is den eenigste Apol die dien Draak zal doorschieten met zyn onfeylbaare Schigten, en die Schig- | |
[pagina 148]
| |
ten zyn gehart in de navolgende Geneesmiddelen. RECIPE, dat is, verkiest een Geneesheer die zig nooit heeft verwildert buyten den Cirkel van Probatum est; die meer weet als hy zegt; en die zyn Patienten met Raad en Daad assisteert Gratis, dat is, om Zunst. Den Patient zal des Ochtends vroeg, na alvoorens te hebben gewatert, zyn Water overvloediglyk maaken in een Urinaal geblaazen uyt Augustus Ys; en in Stee van groove Spys en van Zwaare Drank, zal hy het Licghaam voeden met Inbeeldingen en met Antyksche Gedachten. Hy zal dag voor dag 's Morgens by tyds, eer dat den Dageraat aankomt, Ses a Zeven Uuren wandelen in de Zonneschyn; en eer dat hy zyn Bed verlaat moet hy zig kleeden en reeden, en buyten 'shuys zig gaan vertreeden, en een luchtje raapen. Men zal hem Negen Oncen en een Sestiende deel Bloed doen aftappen, zonder de Opperhuyd te doorsteeken met de Punt des Lancets; dat gedaan zynde, zal hy Elf Minuyten lang, precies by Gissing, moeten zweeten in een Bakkers Oven die geheet is door den Noordewind, en door een Decembers Maartsche Buy; en des Nachts dient hy met het een Oog toe, en met het ander Oog open Acht Uuren over eenen boeg te slaapen, zonder eens Wakker te worden. Het Licghaam aldus geprepareert zynde, zal den Apotheeker een Handvol Kraanenwind, onder het vliegen over den Berg Kaukasus vergadert, vermengen met het Stof van een Molensteen wiens Molenaar geen Dief is; en hy zal die twee Ingredienten tot op een half Aam na verkooken in de Mond van een Reyziger, wiens Tong geen Overspel begaan heeft met de Leugn. Nog zal den Geneesheer den Leyder voorzien met een Siroop 't zamengestelt uyt drie vrolyke Invallen van een Zwartmaaker, die reeds op het Kruys is vastgestrikt om leevend gerabraakt te worden; benevens de Klank van de zilvere Spooren eens vlugtende Arabiers, en het Opslag van Drie Quakers Oogen van een onvervalschte Zeedigheyt. Daar by zal hy voegen drie jeugdige Kaprioolen van een ouden Os, gedissolveert in de ongeveynsde Traanen van een Schoone jonge Weduwe, die de on- | |
[pagina 149]
| |
tydige Dood beweend van een oud machteloos Man; en die Julep zal hy Vroeg en Laat dreygen in te neemen langs de Staert van een ongetemde tamme Vos. Daarenboven, dewyl ik de Lakonische Beknoptheyt bemin, zulje zyn Gehoor streelen met drie Drommen van de Schietspoel eens rechtvaardige Weevers; met het Muziek van een Snyders Schaer, wiens Meester een Doodvyand is van alle Dieverey; en met de boetvaardige Zuchten van een Bakker, die het Water bezuynigde, om zo veels te meer Meel te konnen gebruyken in zyn Beslag. En wil je 'er nog het Bloed van een Zwarte Tor, die alzo wel aast op een zeker Soort van Suykerkoekjes als de Heeren Doctooren, byvoegen, zulkx kan gedaan of gelaaten worden met een onbeschaadigt Gewisse. Deeze Ordonnantie zal den Patient niet alleenlyk herstellen van de Derdensdaagsche Koorts, maar dien zelve Patient, Let daar op, myn Heeren, dien zelve Patient, zeg ik, zal door dat Gebruyk zo een ongemeene Kennis krygen van de Geneeskunde, als 'er een jong Geneesheer van heeft, die kars vars met zyn Bul van de Hooge Schoolen komt afzakken, dat is, hy zal 'er zeer na zo veel van weeten, als het Mannetje in de Maan. En waar zal men die Geneesmiddelen gaan opzoeken, Waanwyzen Echo des Weereldss vroeg den gryste Geneesheer met het lieftallig Geluyt eens Inquisities Cipiers, en ik andwoorde zonder de geringste Beteuterdheyt; die Geneesmiddelen zyn te vinden in den Artsenywinkel van dien Doctoor, die niet aast op zyn Patienten; die geen Medikamenten ordonneert als in den uytersten Noot; en die altoos alvoorens een geneeskundigen Regel voorschryft, eer dat hy 's Lyders Licghaam verslimmert, door de schadelyke, beurspyningende, en veelstyds doodwaardige Medikamenten des Apotheekers. |
|