Den echo des weerelds. Deel 2
(1727)–Jacob Campo Weyerman– AuteursrechtvrijDe Dood van Tamerlan vertaalt uyt het zelfde Boek.Den Alkoran stelt, dat God de Weerelt schiep ter Liefde des Menschs, doch hy heeft den Mensch tot zyn dienst geschapen. Daar uyt kan men zien dat de Waardigheyt des Ziel van een eerlyk Man al te verheven is om eeuwiglyk te berusten in het Stoffelyk Licghaam, en dat een zo zuyvere en zo uytmuntende Geest geen rust kan vinden als in het Genot van het Gezig van | |
[pagina 29]
| |
dien Werkmeester, die hem na zyn Evenbeeld geschapen, en met de Onsterflykheyt heeft beschonken. Na de Kampagne van zeven jaaren in dewelke Timur zeer na geheel Asie had verovert, boog hy al zyn Heerszucht om de Rechtvaardigheyt te doen heersschen op de Weerelt, en niets gong hem meer ter harte als zig te doen onderrichten van de Gelegendheyt der byzondere Persoonen, en van derzelver Kwaalen te verligten. Indien zy door Dwingelanden wierden onderdrukt, dan deed hy hun Recht erlangen, en als zy arm waaren, verrykte hy hun door zyn Weldaaden, en door dat Middel dee hy de Weerelt bloeyen, en vervrolykte de Harten der Volken. Om boete te doen, en om van den Hemel vergiffenis te verwerven van zyn voorgaande Overtreedingen, beraamde hy een toeleg na dat hy vyf Maanden had uytgerust, om de Afgodendienaars van China te gaan beoorlogen, en zig op weg begeeven hebbende met dat Voorneemen, verbleef hy te Otar, ses en zeventig Mylen van Samarcande. Op den tiende van de Maand Schaban, zynde een Woensdag wiert Timur onvoorziens overvallen door een heete Koorts, en hy verbeelde zig dat die altoos verblyvende Ga naar voetnoot* Maagden, die gedestineert zyn tot de Vermaaken der Mahometaanen in het Paradys, hem inluysterden, Dat hy boete moest doen om te verschynen voor den Heere, en op dat ogenblik gevoelde hy een oprecht Berouw en Leedweezen over zyn Misdaaden, en hy beloofde den Heere, daar voor Voldoening te geeven door goede Werken. Zyn Kwaal vermeerderde van moment tot ogenblik, en verzwakte zodanig deszelfs Krachten, dat hy nog Rust nog Gedult meer over hielt; de Droefheyt besloeg de Ziel van alle de Hovelingen, en straalde meer door na maate dat de Ziekte vermeerderde; en helaes! toen kon hem nog het Keyzerryk, en toen konden hem nog de Heirlegers, nog de Rykdommen, nog de Schatten, nog de Kroon nog den Troon niet langer te stade komen. Alhoewel nu den ervaarendste Geneesheer des Weerelds, de wydvermaarde Moulana Tebrizi die den Keyzer alom vergezelschapte, al zyn Konst en alle de uytgeleezendste Geneesmidde- | |
[pagina 30]
| |
len in 't werk stelde, echter wiert die Kwaal hêviger van dag tot dag, ook sloegen 'er nog nieuwe gevaarlyke Ziektens toe, zo dat de Geneezing van de eene het Kwaad van de andere Ongesteldheyt vermeerderde. De Hulpmiddelen zyn onnoodig als het Nootlot het Doodvonnis uytspreekt; daar was geen Hoop meer overig voor de Gezondheyt des Keyzers; en de Geneesheeren verklaarden, dat zy geen Artzeny kruyden ken den tegens het laatste Lot. Doch schoon dat zyn Licghaam verzwakte door de Ziekte, zyn Geest bleef echter in een volle kracht, en hy liet niet na zig te doen onderrechten van den staat van zyn Soldaaten, en van de Gesteltenis des Legers, in het hevigste van zyn Smarten. Eyndelyk zag dien Vorst door de Doordringendheyt zyns Oordeels, dat de Kwaal de Geneesmiddelen vertrotste, des besloot hy moediglyk te sterven, hy liet de Keyzerinnen en de voornaamste Emirs in zyn Tegenwoordigheyt komen, maakte zyn laatste Wil, en verklaarde zyn jongste Meening in deeze Termen. Ik gevoel zekerlyk dat myn Ziel het Licghaam wil verlaaten, en dat den Troon des Heeren myn Toevlugt is, die na zyn Wil het Leeven geeft en neemt, derhalve bid ik uw allen niet te gillen nog te schreyen over myn aanstaande Dood, dewyl de Traanen nog de Zuchten niet baaten in deeze Gelegendheyt; want wie doch heeft ooit de minste Tegenstand konnen bieden aan het laatste Lot? In stê dan van uw Tabbaerden te scheuren, van herwaards en der waards te loopen als raazende Menschen, zo bid den Heere om Barmhartigheyt, en zegt, Ga naar voetnoot* Groot is den Heere, en leest het Ga naar voetnoot† eerste Kapittel van den Alkoran, om Vreugde te geeven aan myn Ziele. Dewyl den Heere my die Genade heeft gedaan van zulke billyke Wetten te geeven aan de Aarde, dat niemant der Grooten iets durft onderneemen tegens zyn Evennaasten in de Koningryken van Iran of van Touran, en dat de Vermoogenden de Armen niet durven onderdrukken, daarom hoop ik dat dien zelven Heere my myn Zonden of nog zo meenigvuldig zal vergeeven, want ik getroost me dat ik nooit heb toegestaan dat den Machtige den Zwakken heeft beledigt, geduurende myn Regeering. Alhoewel ik weet dat 'er geen Bestendigheyt is op de Weerelt, en dat ze my niet getrouw geweest zynde, uw luyden niet beter zal behandelen, | |
[pagina 31]
| |
echter raade ik uw die zelve Weerelt niet te begeeven, dewyl zulkx een Wanorde zou veroorzaaken onder de Menschen, en de Veyligheyt der gemeene Wegen zou doen ophouden, en gevolglyk de Rust der Volken, zynde het zeker dat men daar over in den Dag des laatste Oordeels van die geenen zal rekenschap vorderen, aan dewelke dien Last is toevertrouwt geweest. En thans verklaar ik, en ik wil, dat myn Zoon Pir Mehemmed Gianghir myn algemeenen Erfgenaam, en den wettigen. Opvolger myns Keyzerrykx zal zyn, en zal verblyven. Hy zal den Troon van Samarkande bezitten met alle deszelfs Oppermacht en Afhankelykheyt, en alle zyn zorg stellen in het bestieren van het Priesterschap en van het Keyzerryk, in het verzorgen van de Nootwendigheden des Legers, en in de Rust der Bewoonders van de Steden, en van de Onderdaanen onzes Rykx. Ik beveel uw allen van hem te gehoorzaamen, en te dienen, van uw Leevens op te offeren tot handhaaving van zyn Macht, op dat de Weerelt niet kome te vervallen in een Wanorde, en op dat mynen Arbeyd van zo veel jaaren niet mag verlooren gaan. Indien ghy uw vereenigt houd, zal zig niemant tegens uw kanten, of het alderminste belet durven doen aan de Uytvoering van myn laatste Wil. Nu heb ik geen nader begeerte als om nog eenmaal myn Zoon Charoc te moogen zien, ik zou hem nog wel eens willen zien, doch dat is onmogelyk, den Heere heeft het zo niet beslooten. Zo dra als de Dames en de Prinssen, die de Voorkamer besloegen om op den Staat des Keizers te letten, die Woorden hoorden, wierden zy ongeduldig, en vielen in een Vreeze en in een uyterste Onsteltenis, zy begonnen te schreyen, waar op Timur zig wende na de Prinssen zyn Zoonen, en hun aldus voor het laatst vermaande. Gedenk aan dat alles dat ik uw heb voorgehouden aangaande de Rust der Volken, zyt standvastig en moedig, houd den Zabel in de vuyst met dapperheyt, op dat ghy gelyk als ik heb gedaan lang en gelukkig moogt heersschen. Ik heb de Landen van Iran en van Touran van derzelver Vyanden en Verstoorders der algemeene Rust gezuyvert, en ik heb die herstelt in een bloeyende staat door de Gerechtigheyt en door de Weldaaden; indien ghy uw stiptelyk houd by myn laatste Wil, en indien ghy de Gerechtigheyt en de Weldaaden tot een Richtsnoer neemt van uw Bedryven, zal het Keyzerryk en de Kroon een lange tyd verblyven in uwe handen; | |
[pagina 32]
| |
doch indien ghy de Oneenigheyt voet geeft, zal de Uytkomst kwaad zyn, de Vyanden zullen Oorloogen en Oproeren verwekken, ghy zult ze met moeite onderbrengen, en daar zullen Nadeelen, uyt spruyten, onherstelbaar voor den Staat en voor de G**sdienst. De Kwaal verdubbelde na dat Vertoog, en een zeer groote Hik bevong den Keyzer, en alhoewel veel Imans en Gebedendoenders buyten de Deur van de Slaapkamer den Alkoran van het begin tot aan het eynde laazen, echter beval Timur dat men den Leeraar Moullana zou doen binnen komen, die hy verzogt om zonder ophouden het Woord des Heeren te leezen aan het Hoofdenend van zyn Pavilloen, en liet hem dikmaals de Beleydenis des Geloofs van de Eenigheyt G**s herhaalen. Den Nacht tusschen het Gebed des Avonds en des Nachts gekomen zynde, sprak hy dikmaals deeze Woorden, Ga naar voetnoot* Daar is geen ander G**d als den Heere, volgens de Belofte van Mahomet, die verzekert dat die geen die die Woorden uytspreekt zal ingaan in het Paradys. Die groote Vorst gaf zyn Ziel over in de handen van den Engel Esrafiel, die hy aanriep met deeze woorden. O ziele die hoopt, keer weder tot uwen Heere. Wy zyn des Heeren, en wy keeren weder tot hem. Een zeker Schryver die Timurs Vriend niet is geweest, zegt in die zelve Historie, dat die Keyzer geduurende zyn Verblyf tot Alep verscheyde Leeraaren op ontbood, om die te verstrikken door Vraagen, en om dan daar uyt Voorwendsels te trekken om ze te doen sterven. Timur zey eenmaal tegens Ahmed Ben Arab; Onderdaagsch is 'er een van ons Volk door een van uw Volk gedood, wie van die bey den zyn Martelaars? Die Leeraar andwoorde; Die zelve Vraag wiert eertyds voorgestelt aan Mahomet door een Arabische Boer, en ik zal uw zyn Andwoord herhaalen. Apostel des Heeren, (sprak den Boer) de Zommigen stryden door Schaamte, een tweede Soort vegt door Dapperheyt, en Anderen oorloogen uyt een Yver voor de G**sdienst, wie nu is den Martelaar? Die geen alleen is een Martelaar (repliceerde den Keizer) die stryd voor de G**sdienst, voor de Eere, en voor het Voordeel van het Woord des Heeren. Een heerlyke Zinspreuk, die alle Vorsten beley den! Op Heden word Uygegeven, by H. Bosch, de Samenspraken, tussen Barthold Swarts. Uytvinder van het Buskruyt, en Laurens Koster, den Uytvinrder van de Drukkonst; en Kristoffel Kolumbus, den eersten Wegwyzer der Spaansche Indiën. |