Maandag, den 28. October, 1726.
Vide quid haec Epistola narret.
A. Gell.
ZEer na was ik geavanceert tot aan de sesde Bladzy van myn Vertaaling des Nachtegaals, (zegt den Echo des Weerelds) toen ik een ongewoon Gestommel kwam te hooren aan de deur van myn Studeerkamer, en op het Geroep, Wie is daar? zag ik Demon, die een Postillions Valies op den Nek had, binnen treeden. Wel Knaap wat is 'er van je Gading? vroeg ik, en hy andwoorde, Niets van Belang, myn vroome Meester, als dat ik dit Valies heb opgevischt, tusschen Dover en Calais, waar in misschien een Missive van eenig Nut kan schylen,