Den echo des weerelds. Deel 1
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 329]
| |
No. 42 | |
Maandag, den 5. Augusty, 1726.Lena ego sum, fateor, pernicies communis Adolescentium. ACh Echo des Weerelds ik zal het besterven, ik kan het niet langer uytstaan, ook is het hoog tyd dat een Man wiens Eer op hol is de Steel na het Byltje werpt, en zig verdrinkt, ophangt, of door de Kop schiet! Dit was de Inleyding van een Heer die my per Post kwam zien, om de Kruyk van zyn Droefheyt uyt te storten in den Oceaan van myn Mededoogen, en die zig als een Zot aanstelde, om dat zyn schoone Nicht haar wyk genomen had in het Vestas klooster van Vreedenburg, een Nonnenkonvent berucht wegens de drie strenge Geloften van een gestadige Dronkenshap, een gedwonge Armoede, en een nooit verzaade Onkuysheyt. Ik begon eens hartiglyk te lacghen met dien wan- | |
[pagina 330]
| |
hoopenden Winkelier, die my bad en smeekte om een Papier over het eerloos Beroep der Koppelaaressen te schryven, om daar door een jonger Nicht te diverteeren, dewelke reeds geen geringe Blyken gaf van eerstdaags ook een Pensionaire te zullen worden in die Kweekschool van de Nederlandsche Sigea. Ik vroeg hem, Of hy een middel wist om my in dat Klooster te introduceeren? en hy repliceerde op een vrolyke Toon; Ja, Echo, daar toe heb ik thans de bekwaame Gelegendheyt, want een Duyvelbanner heeft my den Ring van Gyges bygezet, en door deszelfs onzichtbaarmaakende Macht konnen wy tegens het vallen van den Avond in Vreedenburg inglyden, alwaar wy de Geest van Ga naar voetnoot* Madame Picart, die eens 's jaars de beslooten Winkels der voornaamste Koppelaaressen gaat visiteeren, in een drukke Conferentie zullen zien met de dronke Therese, met de geveinsde Madame Berkmans, en met de geinteresseerde gryze Maria, door de wandeling bekent met den Alias van, Hoe ouder hoe Boozer. Dat Voorstel liet ik my welgevallen, (zegt den Echo) en schoon ik myn Gestarnte dank weet, dat ik al te zedig ben om ongebonden te weezen, echter liet ik my voor eens beweegen door de Nieuwsgierigheyt, en ik vergezelschapte dien Leydsman, die my ongezien de Occasie gas, om de navolgende Beschryving van die respectieve Societyt der Koppelaarsters op te stellen. |