Maandag, den 10. Juni, 1726.
Me hercle non tam Sum Peregrinator jam, quam Soleham.
Cicero. ad Lep. l. b.
Ik heb in myn vooring Papier den Advokaat, den Schout, den Snyder, en de twee doolende Princessen gelaaten in het avondmaalent Gezelschap van de vertellende Kastelynsche; (zegt den Echo des Weerelds) en dewyl ik in dat voorig Papier aan myn Leezer heb belooft, van hem een kluchtig Geval in die Herberg gebeurt te zullen mededeelen, zal ik daar mee staands voets een Begin maaken, zonder een langdraadiger Inleyding.