Waarschouwing.
Dewyl 'er voorleede Woensdag 's nachts tusschen elf en half twaalf, in een Haagsche Kuyvemaaksters Winkel, by een lieve vriendelyke Winkeldochter, oud tusschen de vyftien en sestien jaaren, verlooren is een zekere Ingebeelt Rariteytje, genaamt een Maagdom, wort een legelyk die een Hoed draagt verwittigt, Dat men die Persoon, die dat Rariteytje mogt komen te vinden, verzoekt, van het niet te doen omroepen, op Markten, op Straaten, of in Steegen, maar het by de eerste Gelegendheyt aan de Eygenaarster, op dezelve wyze als het verlooren wiert, te restitueeren.