Maandag, den 6. May, 1726.
Non opus est celeri subdere Calcar Equo.
DE Geleerdheyt slacht op een zekere wyze de Boter, die genoegzaam by alles te pas komt, al was 't maar by Stokvisch of overgebraade Aardappelen. Wie zou ooit denken om een Vertoog op te stellen over de Spooren, een laag, yzer, en beslikt Voorwerpt; wie anders als den Echo des Weerelds, die zeer na zo veel Wysheyt bezit, als daar een verdienstig Courantier die geen Onderscheyt maakt tusschen een Bastion en een Bataillon, tusschen een Kaatsbaan, en een Dorp, en tusschen de Waarheyt en de Vinding, om benoodigt is. Wel aan dan, laat de Spooren ons aanspooren om een vrolyk, historisch, en zeedekundig Vertoog te schryven over de Spooren; wie weet of zulx geen Aanleyding zal geeven aan zommige Geleerden, om een Traktaat over de Handschoenen, over de Pollevyen, of over de omgekeerde Dansschoenen op te stellen; en zo wy een van die drie Wenschen obtineeren, is de Kaats ons, en des Echos Oogmerk voldaan met Woeker.