Den echo des weerelds. Deel 1
(1726)–Jacob Campo Weyerman– AuteursrechtvrijDen onfeylbaare voorzegger.In dit Jaar Een Duyzent Zeven Hondert en Ses en Twintig zal men tegens Primo Mey nog grooter Verplaatsing beleeven onder de Huysmeubelen als onder de Kommiesen; doch die Verandering zal minder smartelyk zyn als een Sprong van de Maas, tot aan de Aa. Tegens primo Mey zullen de groene gegallonneerde Trekvogels komen overvliegen na het Y, en na het beruchte 's Gravenwonder, welke Trekvogels geen geringe Verwoesting zullen veroorzaaken onder de schraale Wurtsburgse Wynen, en onder de afgekeurde Mey-kreeften, en welke Trekvogels, (de Vroomen niet te na gesprooken) op het onvoorzienst al gelaerst en gespoort zullen zyn, onderwyl dat de Heeren Kasteleyns nog zullen leggen te ronken achter de Hoepelrokx Schanskorven van hun fuperbe Kasteleyninnen. Tegens het laatste van Mey zal de Warmte een leelyke Meenigte van Smoussen Insecten uytbroeyen op de Beurs-sluys, die zig aldaar zullen Bakeren in de Zon, als zo veel vaale Slangen op de Chathamsche Krytbergen. Ongelukkig die Behoeftigen (zegt den Echo) die komen te vervallen onder hun Uylspooten, want zy zullen 'er alle zo ontvedert uytkomen, als zoveele in een holle Boom overwinterende Koekoeken. Zo 'er iemant zo gek is, om onder dien Troep geprivilegieerde Afzetters, een eerlyk Man te willen uytzonderen, die zal'er zo kaal afkomen, als den Lanternist Diogeen, die dat eyge. Konstje doch vruchteloos praktiseerde op de Markt van Athenen, Het gemeen Hollands Spreekwoord | |
[pagina 211]
| |
zegt een sneege Smous, een groote Leugenaar, en daarom gelooft den Echo, dat den Vader der Leugens en een Smous in de zelve Liverey loopen, en in Maatschappy koopen en verkoopen. Tegens Primo Mey zal de Biergest der Mannen, en de Wynmoer der Vrouwen, berucht onder de Benaaming van het Infantery Corps der Douwslaagers, voor dag en voor douw gaan vagabondeeren in de omleggende grasgroene Weyden en Klaverbeemden van het koopryk Amsterdam; en meenige Douwslaagerin zal een zeeker Iets verliezen op de Molshoop van een Akker, dat zy niet ligt weerom zal vinden op den Vlooyberg van haar verheeve Bedstede. Ieder Tuynder zal het zo druk hebben voor de Maand van Mey, als het Wafelyzer op een Vastenavond, om Paardemest in jonge Radys, en om Ramshoorns te transmuteeren in witte Amandel-Asparges. De Diemermeers Hoveniers zullen een lengte uytgediende Meloenkassen, voor het dagelykx gebruyk van Weevers, Snyders, en Pypenbakkers, hervormen in Komkommer-Ovens; doch die Hoveniers zullen met de Komkommers leeven gelyk als veele Ampten-vergeevende Heeren leeven met hun moye Dienstmeisjes, de Eerstelingen der Komkommers zyn voor de Lekkerbekken, en het Overschot der Boezelaartjes Bekoorlykheden is voor de livereydraagende Officianten. Als de Zon zyn eerste Intree heeft gedaan in het Tweelings têken, dan begint het Koekoeksschap weelig uyt te botten. Dan beginnen de Dames trek te krygen naar Aken, Spa, en na haar groenende Buytenplaatsen; en men zal een grooter Zwarm heromzwervende Zondaressen oploopen tusschen de Plantaazie en de Maaliebaan, als men Santinnen zal ontmoeten op zommige hoogtens van de Prinssengragt. De A la Mode Kraamers met jaloersche Harten en met gekroonde Hoofden beginnen nu gepynigt en geplaagt te worden met de Gordyn-Requesten van nieuwe Tabbaerden, gestikte Onderrokken, engelsche Vrouwen Koussen, gefestoeneerde fransche Muyltjes, en diergelyke Snuyfteryen, en die Persoon die niet goedwilliglyk bewilligt in die ruineuse Verzoekschriften, zal nog slimmer leven leyden als een weerbarstige Bedelaar in het Willig Huys van de onwillige Verbetering. Maar inzonderheyt waarschouwt den Echo des Weerelds die Win- | |
[pagina 212]
| |
keliers die overlaaden zyn met Malsche Dochters, van dat graage Goedje te voorzien met lustige Mans, of die te bestieren met een korte Dissel, dewyl de Lentezon zo een achter over hellende Neyging mededeelt aan de Knieschyven der Meysjes, dat de lompste Winkelknegt die een pootje zal zetten by de eerste Occasie de beste. Daar zal van dit Jaar geen kleyne Nayver worden bespeurt tusschen de Officianten van den Berg der Barmhartigheyt, en tusschen de onbesneede Woekeraars, wie van beyde dat eerst in de Hel zal springen met het Hoofd voor uyt. In de aloude Tyden wierd een Man die Tien ten hondert vorderde, uytgekreeten voor een Woekeraar, daar hedensdaagsch een vroom Burgerman, met een ongekreukt Gewisse Dertig per Cent zal neemen, zonder eens over die gemaatigden Intrest te verblikken of te verbloozen. De jonge Dames en de jonge Juffers zullen meer fyne Parysche Speelkaarten verorberen, als Maagdeklagts Boekjes van den Ridder Kats; terwyl de gerimpelde Schoonheden, als slegte Portrecschilders, zo lang met Root en Wit zullen zitten te morssen op hun getaande Tronien, tot dat het Origineel tot in de grond toe bedurven zal zyn. Wilje de stipte tyd van een Juffers Zitdag voor haar Toilet weeten, Leezer? fiat, den Echo zalje dat Nieuws mededeelen. Die Dame, die na het Klokkenspel van Tien uuren des morgens pal gaat zitten voor haar Toilet, en die dan opgetraaliet is eer dat de Klok het Uur van Een begint te beyeren, wort by haar Sexe begroet als een gaauwe Vrouw; en die Juffer die haar bepaalt met een Minnaar, schoon dat zy Twaalf maal 's jaars discarteert, wort hedendaagsch geboekt voor een onveranderlyke en bestendige Minnaares. De mooye Meysjes zullen 'er zo overvloedig te zien zyn in dit Jaar, dat een genereus Heer, die gezint is om een geldelooze Juffer te trouwen, op hoop dat ze daar door veel ootmoediger zal zyn, en hem haar Huuwelykx Goed niet dagelykx zal verwyten, 'er meer als een kan krygen, die met een Hemb van Tien stuyver de El over haar Tederheytje loopt quikstaerten. Doch den Echo des Weerelds adverteert zo een genereus Heerschap, van dat geamelioreert gulde Vlies naauwkeuriglyk te observeeren, uyt vrees dat den eene of den andere Nieuwschierige, door het betasten van haar Lynwax, na de naaste Prys daar van mogt komen te raaden. | |
[pagina 213]
| |
De Prys van het Huurpaerden-vleesch zal niet weynig opslaan, tegens de helft van toekomende Juny, van Zaturdag tot op Maandag, dewyl veel Ingezetenen die hun Vrouwtjes in de Wey van hun bekrompe Buytenplaatsjes hebben gejaagt, op ieder Joden Sabbath na buyten zullen reyden, om die eens lucht te laaten scheppen, bevreest dat ze anderszins geoccupeert mogten worden door vreemde Staljongens, die geen recht hebben op die Zadels nog Toomen. De Snuysterings- en de Bylevelts-Kraamers, de Guycghlaars, de Fioolspeelders, de Bedelaars, en de Goedergeluk-zeggers, beginnen thans een Aanvang van hun Pelgromagie te maaken, en komen uyt alle hoeken en kanten afzakken na de ryke Nederlanden, tot een merkelyke Schaade en Slachting der Boerenhoenders en Duyven, en in Uytdaaging der heromzwermende Dorps Menschenvangers. De Kwakzalvers zyn mee gantsch onleedig in het vervaardigen van hun onfeylbaare Pacquetten, en in het opmonsteren van hun Zotten, Orateuren, Dansmeesters en Aapen, om daar langs de ligtgeloovige Stedelingen en de onweetende Landluyden uyt hun Have en Gezondheyt te horten. Daar zal byna niet een Stad in Holland zyn, die niet besmet zal worden met een Hoogduytsche Landlooper en met zyn vagebondeerent Gezin, tot een Straf voor de mishandelde Licghaamen, en tot een Pest voor de leydende Beurzen. Gelyk als het Eynde van de Vreugd het Begin is van de Droefheyt, zo is het laaste der Lente het Beginsel des Zomers. In Juny zynwe het hoekje der Koude te boven, zullende de Vorst en Sneeuw als dan zo zeldzaam zyn, als den Donder en Blixem ontrent de Kersmis. Een Overvloed van Fluweele Sluyers en Rokken zullen in 't Graven *** van zelfs den Weg vinden na de Bank van Leening, en na de Magazynen der partikuliere Lombardiers, om uyt die Penningen dunner Gewaaden te bekostigen. De Bedpannen zullen eerst gepolyst worden door de vereelde Palmen der Dienstmeysjes, om dan als uytgediende Kurassen aan de Discretie der hongerige Roesten, (om my van de gedachten des dichtkundige Glaazemaakers te bedienen) overgelevert te worden. Vorders zullen de Moffen, de met Bont-gevoerde Handschoenen en de Palatynen, zo overtollig te bekomen zyn by de Oude Kleerkoopers, dat een Ieder zo veel | |
[pagina 214]
| |
keur zal hebben van die bonte Koopmanschappen, als een Liefhebber kust en keur kan neemen van alderhande handelbaare Katjes op de Tien stuyvers Schouwburgs Gallery. Sta ruym Mannen, scheerje Wyven, en loop uyt de weg Jongens, daar komt een vliegende Armee van Fransche Snuyftabakx kraamers, Gaskonsche Keuken-klouwers, en Gauloische Paruykmaakers, de Stadspoorten uytdringen. De minste van die Kabouters zal een Oostindische Rave doodklappen, de Faam voorby schreeuwen, en een Legion van Vischwyven stom gillen. Thans zal men dag voor dag Vierhondert parlês vous Francois Messieurs? in de groene Velden en in de graazige Beemden, tegens Een in de Kerk, op 't lyf loopen, welke Heeren gezamentlyk doelen op een Salaa van bittere Paerdebloemen, en op een Fricassêe van groene Kikvorsschen, op welke Delikatessen zy vry beter groeijen en bloeijen, als de Heeren Trekschuyts-Reyzigers groeijen op de uytgeteerde Palingen van Hopman Kornelis, wat is 'er van je dienst, myn Heer? Nu zullen de groenende Heggen in het kort het werk der Huyzen verrichten, en aan meenige Hoer en Boef tot een Schuylplaats verstrekken voor de Vervolging van het Gerecht. Maar in het byzonder zullen de Heggen tot een Thereses Huys verstrekken aan een Kattenzot, een Heg zal de Hinderlaag eens Gaauwdiefs, het Logement eens Vagebonds, het heymelyk gemak eens Reyzigers, een Schaduuw voor het Vee, en des Landmans Veyligheyt uytmaaken. In dit Jaar zullen de Schiedamsche en Weesopsche Wacgholder-brouwers veranderen, of liever continueren, in Duyvelbanners, en geen kleyntje handelen in Kwaade Geesten; welke Kwaade Geesten langs kleyne Kelkjes in de Licghaamen der Matroosen, Sleepers, Kruyers, en alzulke adelyke Persoonagien zullen vaaren, die dan vry leelyker Bogten, slimmer Verwringingen, en onnatuurlyker Beweegingen zullen maaken, als ooit de behexte Nonnen van Loudun wisten na te bootsen. De Veenpuyten en de Turfschippers zullen de Zon aanzien met nydige Oogen, en nog luyder klaagen over de Hette als barnende Tovenaars. De smeerige Kaersemaakers zullen zo grimmig worden op de Lengtensder Dagen, als of al hun Ongel in de Assche was gedroopen. De Fransche en Munstersche Kokx, de Hoen- | |
[pagina 215]
| |
der koopers, en de Slaagers, zullen in de Hondsdaagen nu en dan meer uytverkoopen, voor Ses stuyvers, dan zy zelfs inkoopen voor een halve Kroon; en wanneer die Gerechten piepheet worden opgedischt, zal een keurige Tong zyn Appetyt konnen verzaaden door den Reuk, in stee van door de Smaak. Ga naar voetnoot* De Tonneelspeelders zullen nu hun Winter-Glorie moeten afleggen, om hun Zomer-Nederigheyt weer op te neemen; en die Heeren (de Juffers hebben veeltyds een Broodwinning apart) zullen thans hun Verstand moeten aanspreeken by den Dag, die eertyds op de Zotskap teerden, by de Kaers, of anderszins moogen zy te Bed blyven roesten, om nieuwe Rollen te bestudeeren tegens den Herfst. Een Substiruyt Akteur diende de Rol van een Kamelion te konnen speelen voor een Maand drie à vier, en wanneer het Schouwburg geslooten wort, moest hy zyn Maag insgelykx op het Nachtslot zetten, en op de Wind leeren aazen als een Laplander-Tovenaar, of als een Schoonhovensche Steur. Een Apotheeker, die een mooy, jong, en buygzaam gehumeurt Wyfje achter zyn Toonbank heeft zitten, behoeft nooit bekommert te zyn om Kalanten; want veel jonge Heeren zullen ziek worden a dessein, om door Haar Handen gecureert te worden. Hoe meer dat den Artzenybereyder uythuyzig is, hoe grooter Neering dat hy zal krygen, dewyl de meeste Leyders van die Natuur liever willen gedient worden by een Hen als by een Kapoen. Den Echo des Werelds waarschouwt een legelyk, die eenige Achting bezik voor zyn Gezondheyt, van zo min als het doenlyk is, aan een Geneesheer de Dispolite te geeven over de Beurs, uit vrees van daar langs hem Heer en Voogd te maaken over het Licghaam, en krygt hy eens een Voet in beyde, dan moogje het Doods Muziek van St. Brunos Zangmeesters wel luydk eels opzingen Memento mori. Ten tweede adverteert hy alle de Meydrank-drinkers van bekwaame Warmoeziers uyt te kippen, uyt vrees van Pypkruyt in hun Koeldranken te laaten glippen, te meer dewyl een diergelyke Meydrank eertyds gantsch kwaalyk bekwam aan den platgeneusde Socrates. Ten derde, verhit nog verkoud uw niet te schielyk, onder de Lucht, aan de Tafel, nog op het Bed, (de Vrouwen zullen die Ordonnantie wel vergeeven aan den Echo, die zulkx wel leert, doch niet praktiseert) en leeft metje Familie Doktoor, als metje Familie Advocaat, eerst het uyterste afgewacht, | |
[pagina 216]
| |
en dan is het veeltyds nog te vroeg, volgens den op de Ervaarendheyt gestichte Grondregel des geweezen Ontleeders; Den Geneesheer helpt 'er Een, en Vermorst 'er Twintig. Dat 'er ruym zo veel Nieuwe Gevoelens zullen uytgebrotyt worden, als nieuwe Auriculas, onderstelt den Echo als het onbetwistbaar Punt, Wie tyfelt 'er aan? en dat de gevoeligste Jongelingen het Heydendom zullen omhelzen, en op hun Kniën de gestrikte en gequikte Afgodinnen zullen aanbidden, zal ons de Ondervinding en de Handtasting klaar en onklaar aantoonen. Vorders zullen 'er niet weynig quetterende Pleydooyen ontstaan tusschen de Kaauwen en de Exters, wie dat de schoonste Kinders heest; welke Krakeelen dikmaals gedecideert tullen worden by den Opperrechter den Kuykendief; en daar uyt besluyt den Astrologische Echo, dat de Vonnissen van een onbepaalde Macht al vry veel klem hebben op de onedele Gemeente. Wy besluyten, dewyl ons Bestek zo wel als het Gedult der Leezers ten eynde loopt, met het gewoone Kompliment van Don Antonio Magino; Wy wenschen u alles wat uw dient, dan kan 'er geen Abuys in de Rekening insluypen. Den Astrologant van de Vecht. |
|