machtigen door de Tusschenkomst van een jichtige Snaar zonder een Helder of Penning uyt te geeven.
Ten derde, Het Mofs Geheym, om uyt een Linnen Keel in een vergulde Koets te vliegen, en om die Straatkeyen te beschaadigen door de Hoeven van Vier gepenningde Paarden, die hy eertyds plagt te bederven door een Paar bespykerde Schoenzoolen. Dit Vertoog is opgestelt door de Zoons Zoon van een Heer, die zeer na in allerley Contradeugden vermaagschapt is aan den Reus Kakus.
En ten laatste, De Wapenzalf der Guyten, of de Kneep om het Pedestaal der Gerechtigheyt te ontsnappen door een tydige Vlugt.