Den echo des weerelds. Deel 1(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een Zamenspraak tusschen Damon en een jong Juffertje. Air als 't begint, of Pekelharing in de Kist. Damon. Myn Lam, myn lékk're Amandeltaart! Een Woordje dierbaare An? Dat Kind is wel een Kusje waart, Wiens Middel houd geen Span. Uw Lonk ontsteekt, uw Oog verquikt, Ey Antje, een lieve Kus? Ach Anna Ach! myn blonde Sus! Een Kus of Damon slikt. [pagina 168] [p. 168] Anna. 'k Ben jong, O Damon! dat is waar, Doch echter weet ik dit; Een Mondgesprek maakt Handgebaar, En 's Minnaars Kus verhit. Geen Kusjes Damon, 'k weet 'er van, Nu stit, foei Damon, Sus! Eerst eyst me een Duymbreed, dan een Span, Neen Linker 'k sta geen Kus. Eynde van 't Kussen. Vorige Volgende