Den echo des weerelds. Deel 1
(1726)–Jacob Campo Weyerman– AuteursrechtvrijHet Twee-endartigste Gezang van Anakreon.Tel al de Bladers van het groenent Mastenbos,
't Ontelbaar Duynenzand der Zeeuwsche en Vlaamsche stranden,
Die dat optelt ontwind de Klos.
Dier graage Juffers die myn Gloed dee watertanden;
Maar neen, ik wraak uw Cyferspel,
't is best dat ik die Lammers tel.
Abdera kon myn Jeugd met tienmaal Tien verzaaden;
Doch 't Vlaamsche Brugge trots op fiere Bed-najaaden,
Begon met Anne', en sloot het Hok met 't Maagdengroen
Van ruym een Legioen.
| |
[pagina 134]
| |
Het straffe Duytslaud schat ik op twee Duyzent Bloemen,
Dat 's ommers Mondjes maat,
Want Nederlant .... maar 'k schuuw de Praat,
Kon maklyk op een tal van meerder Knopjes roemen,
Als Karel Stuart ooit op 't graagste ven zyn Vlam,
In Londens Teems-serail op zyne tanden nam.
Verwonderje uw dien Roem te hooren?
Dat Hoepelrokx gewas was me' alzo ruym beschooren
In 't zilte Zeelant, 'k heb op Ga naar voetnoot* Neelhalinnes strant
Myn dart'le Mintrofeen by Ga naar voetnoot† Ponden voortgeplant:
En zonder dat ik me' eens beroem op Groot Brittanje,
'k Heb van de Breede Aa af geliefkoost tot in Spanje.
Zegt eens, dat Mejuffrouw Roomtaart, die zo Maagdenlyk daar heen trippelt, als of haar Voetjes een plegtig verbond hadden aangegaan, van nooit een Minnaar den Melkweg na Diones Doolhof te laaten betreeden zonder de Huuwelykx Certificatie, dat zy de Lais van onze Eeuw is, en dat zy meer looze Streeken en Praktyken heeft om een verliefden Sul in haar tederste Omhelzingen in te wikkelen, als ooit het Serpent gebruykte om het Origineel van haar Sexe te misleyden. Let eens, dat gezegt hebbende, of zy uw niet zal onthaalen op een Schotel met Stekelbaars, bestrooyt met den Orego van Bitter Heylig, Want de Leugen teelt Vriendschap, en de Waarheyt baart Haat. Eyndelyk en ten laatsten, zegt eens tegens Madame Gepeldegarst, dat zy nooit een Mainteneur onder haar Bouten krygt, of zy breekt hem Beers gelyk de Lenden. Zegt eens, dat'er naauwelykx een Oost- of een Westindisch Transportschip, een Regiment in 's Lands dienst, of een welgegoed Hospitaal is, waar in zy niet een dwaalent Ridder heeft van haar Zending; want zy is altyds bezorgt om den laatsten Stuyver van haar Minnaars Kapitaal te zien, en dan au Diable met den Handelaar. Let | |
[pagina 135]
| |
eens, dat gezegt hebbende, of zy uw niet zal ontdooyen met shikheete Uylenwyn en Sterkwater, want de Leugen teelt Vriendschap, en de Waarheyt baart Haat. Deeze Sprookjes afgesponnen hebbende, rees Galeens Confiturier over end, dronk de goede Nachtrust van het Gezelschap, klopte de Meyd eens onder de Kin, beloofde de Knegt een Kemirs, gaf den Hond een goed Woord, nam zyn Afscheyd van de Kat, en verschoot zo gezwint als een Schiedamsche Toveres, die schrylings gezêtten op een Beezemstok, haar Exit maakt langs de Schoorsteen, om een Astrologische Les te gaan haalen op den brandende Berg Hekla. Den Advokaat Borago was zo opgenomen met die Verdediging der Leugenkunde, dat hy een solemneelen Eed dee, Van nooit in het toekomende de Waarheyt te gebruyken nog te misbruyken, waar op een uyt de Compagnie hem al meesmuylende toebeet; Die Eed is overtollig, Heer Advokaat, dewyl ghy tot nog toe de Waarheyt hebt behandelt als uw Boeken, 'er wel mee gepronkt, doch nooit doorleezen. Dixi. Ik heb een Brief gekreegen uyt Utopia, gedateert van Gedultsberg de Hoofdstad der Koekoeken, welke Missive een ongemeene Aanmerking vervat over de luydruchtige Huysdialogues tusschen den Schildknaap van Aries, en de Staatjuffer van de Godes van Cyprus. Die 't Zamenspraak luyd als volgt. Heer Echo des Weerelds. Gisteren was ik aan het Huys van de Heer Pannekoek, wiens Huysvrouw meer Matrassen verslyt als Cheer-kussens, en dewyl die Dame tusschen Tien en Elf uuren aanbelde, wiert myn Heer toornig, en vroeg haar met een half barsse Stem, Waar hebje zo laat geweest? Buyten 's huys (repliceerde zy) om te kyken en om bekeeken te worden. | |
H Y.Ik geloof datje de Fransche Mabonnes slacht, en meer werkmaakt van de Brey-naald, als van het Spinnewiel? | |
Z Y.Wachtje Voorhoofd, Hartje, wanneerje geraseert wort, en ziet | |
[pagina 136]
| |
toe dat het Scheermes niet gaat omleggen tegens je Drietant. Weest verzekert, zo ik uw kwaade Bejegening tegens den Kapiteyn Stootplaat kom te klaagen, dat hy de Voering van je Chitse Japon vry hartiglyk zal verwarmen met de dikste Kaneelpyp uyt een Inlandsche Takkebosch. | |
H Y.Ey lieve, is het die Kapiteyn die thans Point de Marseille voor je stikt? Nu zie ik eerst dat een scharlaken Vacht het beste Aas is voor een graage Vooren, en dat de Juffers, gelyk als de Makreelen, het alderliefst knabbelen aan een rood Lapje. Ik zal dat Nieuws niet laaten smooren onder myn Dak. | |
Z Y.En wat profyt doch doet een Man, dat by de Vlam jaagt uyt de Schoorsteen, en aan de Weerelt doet zien, dat zyn Wederhelft een Kruypin van Woerden, en by een Koekoek is als Kidi? Verzagt die Deklaratie uw Arbeyd in 't Kantoor, en bevordert die Bekentmaaking uw Aching onder 't Gemeen? Wat vangt een Man in Vulkaans Steekgaaren, Liefste? Niets anders als zyn eygen Hoorns, zomtyds een hand vol Vermaaning dat hem de Ribben kraaken, en altoos een wisse Schande, en een Persiaans Naberouw. Nooit is een Officier, of een beleedigde Vrouze beschaamt over een Vingerhoed vol Doodzonde; want den Krygsman stelt grooter Glorie in een Dame, als in een Stad te verrooveren, en een Juffer is meer vermaakt met een staale Kuras, als met een zilver Toilet. Maar laat Ons het ...... op dat Ogenblik wiert 'er gebelt, en dat ongelukkig Geluy stoorde een Zamenspraak die my beter beviel als alle de berymde Dialogues van Nikolaes van Tolentyn. Uw Dienstb. Dienaar. Pieter den Egel. Te Amsterdam by H. Bosch is te bekoomen, het Leeven van Gilblas, of Spaansen Avontuurier. Het Leeven en Bedryf, van de Graaf van Warwik. De Leevens Gevallen van Hippolytus, Graaf van Douglas. Het Leven van de Prins van Vriesland. De Gemalinnen der 12 Cesers. Leeven van Johanna. Leeven van den gelukkigen Corilon. Nieuwe Avontuuren van Don Quichot. Leeven van Sally Salisbury. Don Clarazel, Doolent Ridder. Pater Abram, Nuttelyk Mengelmoes. |