Konststuk van Corregio, of als een Steendog aandoening heeft van een Kopje Keyzers Theê. Zy konnen zig niet uytdrukken in bekwaame Termen, zy zitten te kyken als Boeren die de Kaart hebben vergeeven, en zy byten in ste van te likken.
Alzo mogelyk als het is om een Wolf of om een Vos tam te maken, zo ondoenlyk is 't om die Plomperts te beschaaven voor 't Salet, voor de Raadkamer, of voor een openbaare Byeenkomst; want doorgaans kent men den Ezel aan zyn Ooren, en de Punt van het Zeyssen beklapt altyd den Hannekesmaayer.
Daar is nog een tweede Boersheyt veel snooder als de eerste, dewylze vrywillig is, en die wort genoemt, een onechte Ernstigheyt by den Echo, doch ze wort by andere gedoopt een Honds Filosofie, of een Verkens Wysbegeerte.
Zomtyds is 't gebeurt, dat adelyke Kinders die door Leeuwen opgevoet wierden in de Bosschen, met 'er tyd zo wild zyn geworden als hunne gehairde Voedsterheeren; en op die voet geschiet het nog dagelykx, dat adelyke verstanden zig zo sterk verbinden aan ernstige Konsten en Wetenschappen, dat sy de smaak verliezen van alle Aardigheden, zy leeven als Wilden, zy geeven nooit, maar beneemen altyd de Vreugd aan de vrolyke Gezelschappen, zy zitten te loeren als stilzwygende Kerkuylen, om te zien of zy hier of daar niet een roekelooze Muys konnen betrappen, en als dat gelukt schorten zy de bovenste Barriere des monds waar op onze gelobde Voorvaders de Slagzwaarden der Knevels lieten groejen eens op, en zy kruyen met een halve Grimlacgh na hun Nesten.
Van dat Soort was Agelastes die enkelt door zyn figuur de vrolykste Geesten wist te hervormen in Zoutpilaaren, en daarom was 't dat Filippus van Macedonien, na dat hy alle de Afgezanten van Athene genoodigt had op een heerlyk Feest, dien bedroefden Gromduy** 'er buyten sloot, uyt vrees dat hy de Gasten eer mogt doen huylen als lacghen, door zyn Poolsche Graviteyt. Het is een groot abuys van de Natuur, dat zy zomtyds de Gedaante van een Mensch geeft aan de Ziel van een Serpent, of aan den Inborst van een Woudezel.
Schoon dat die Mensch-slangen aardig zouden konnen zyn, echter praktiseeren zy zeer zelden die gezellige Eygenschap, zy vatten een Weerzin op tegens alle aardige Spreekwyzen, om dat zy