Den echo des weerelds. Deel 1
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
No. 5 | |
Maandag, den 19. November 1725.Ga naar voetnoot*Id vero quod Psittacus dicit, ita Similiter nobis canit, vel potius eloquitur, ut vocem si audias Hominem putes. DEn Echo des Weerelds trakteert ons op Sprookjes, als of hy een Echo van Madame d' Aunoy, of de Weestuyt was van de Arabische Nachtvertellingen; ook slacht hy Ovidius, die zyn Maitressen een Vaersje in de Hand duuwde, wanneer hy geen Geld had om die Dames een Haagsche Kermis te koopen; op welke Papiere Nootmunt een welgebooren Jonker, zo hy maar leezen en schryven kan, meer Negotieert als op vier dubbelde Fransche Pistoolen, of op geplooide Hollandsche Dukaaten. | |
[pagina 34]
| |
Op dien Toon Zingen veele Coffihuys Staatkundigen, die geen gemeene Spaansche Deftigheyt verbeelden, terwyl zy op een afgeperkt Schaakbort den Oorlog voeren met Lindebooms Mannetjes, en met houte Paerden, onderwyl hun bloedryke Huysjuffers de Ogenblikken vry beter besteeden, op Vrouw Naturas Dambort, Party op Party winnen, en doorgaans Ses voor uyt bieden aan de forste Speelders. Maar zeg me eens, Heeren Berispers, waarom mag den Echo zo wel niet met Zedekundige Fabelen en Sprookjes voor den dag komen, als een Esopus, een Phedrus, een Pilpay, een la Court, en diergelyke Sprookjes-smeeden? waarom zal men die Vertellingjes aan zommige Nieuwsschryvers toestaan, en waarom die veroordeelen in een Hermes, in een Ontleeder, of in een Echo des Weerelds. Om .... om .... je weet niet waarom, doch ik weet den Daarom, want een Abderiet zal je konnen zeggen; dat Ik eenmaal meer Nut heb bewerkt op een hartnekkig Pleyter die vastgeklemt was tusschen de Giersklaauwen van den Advokaat Cycnus, door de navolgende Fabel, als al zyn Bloedvrienden konden, uytwerken door hun groote Waarheden. |
|