Den Amsterdamschen Hermes. Deel 2
(1723)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 353]
| |
Het Karakter van een Mystiek Chirugyn.EErtys vervelde een wanschâpe Architekt in een goet Doktoor, en thans ontaart een Ingenieur dier Kiestrekkers in een lomp Chirurgyn. Die knaap is een Mystiek Huighelaar, die den G * * dienst neemt tot een Regenhoed, gelyk een Zeedyks duif de Zedigheid uitkipt tot haar Patrones; door die schynheiligheid geeft de Mystiek een glimp aan zyn Fieltery, en de Speelhuis-pop besluijert door dat omzigtig opslag haar Onkuisheid. Die onthemelde Weerhaan speelt voor devotaris by zyn tydgenooten, en hy beslaat den gescheurden Wateremmer van zyn harangue, met de yzere hoepels van den FlikleerGa naar voetnoot* Jakob Böhm. Die Menschen smidt is zo familiaar met valsche Eeden, als de Paerdeman Lok * * familiaar is met wel doorzulte vloeken, en hy doorzwelgt met meêr gemak een valsche getuigenis, dan een Yr van Dublin, een Norman van Kâen, of een Notaris van Mans, | |
[pagina 354]
| |
een dubbelzinnige Attestatie opgeeft. S'morgens vroeg bestudeert hy een Schelmstuk, tegens den Middag maakt hy 't werkstellig, en tegens den avond belaght hy die zotten, in zyn vuist, die hy zo Mystiquement heeft verschalkt. Hy is zo stipt in 't handhaaven van een omgekogte getuigenis, als een Kamerkat stipt is in de uitvoering van haar Appointement, doch de stiptheid dier beide eindigt in het middelpunt van Eigenbaat. Wanneer hy zyn hand op zyn borst, en wanneer hy zyn oog, opwaards, slaat, laat dat een waarschouwing zyn van hem te mistrouwen, want wanneer de Satan zig in 't wit vertoont, gelyk een St. Michiels heer, dan beoogt hy 't verderf des Schepzels. Eenmaal vroeg een uitheemsch Fabrikeur aan dien doorstikten Chirugyn, die hem viermaal van de Bisschuit en Water-Galei der Napelsche Republyk, door de blinkende hulp van St. Merkuur, had gerantzoeneert, Waar in dat de voornaamste kwaliteit bestont van een Huighelaar? waar op hy dus antwoorde; In een Tronie, die zo stemmig uitgestreeken is, als een paar Webbens Mystiek kloosterdoek, en in een hart, dat loozer trekken bevat, dan dat van den Franschen Cartouche, of van den Spaanschen bedrieger, want door 't bedrog dilateer ik den weg naar 't Geld, gelyk ik door een incisiemes den weg dilateer naar de Geneezing. Ha, myn boezem vriend. (vervolgde hy) ter liefde van 't Geld onderneem ik alles, en ik verdruk veel liever een onschuldige Vrouw, ter liefde van 't Geld, dan dat ik een wormsteekelingen Deen verlaat, ter liefde van de Waarheid. Met één woord, ik ben een doortrapte Slak, die altoos zal kleeven aan den gulden Oraanjeboom van Eigenbaat, dach nimmermeer aan den verdorden Balzemstruik van Verdrukking. | |
Het Posthuis van Hermes.Madrid. Een Soldaat, die de Soldatesque Conspiratie, om den Gouverneur van Porto Longone om hals te brengen, ontdekt heeft, is aangestelt tot Onder-Lieutenant. In die Soldaat errinnert zig Hermes den vermaarde Ferguson, die Aanlegger Participant, of ontdekker is geweest van alle de Conspiratien, die geformeert wierden tegens het leeven van de laatsten der Aquitânen. Die Perguson was altoos vluchtig, gevangen, of in een sluiphol, en hy is de eerste Filosoof geweest, die staande hielt; dat een welgegronde Vrees de dierlyke geesten doet nederdaalen na de Kniespieren, welke Spieren dan, met een knik, de beenen opvatten, om het licg- | |
[pagina 355]
| |
haam te transporteeren buiten 't bereik van pynlyk halsgerecht. Vorders was die Ferguson zo familiaar met het Heeren logement vanGa naar voetnoot* Newgate, met den Doelen van Gatenhouse, met de Kasteleny van Ludgate, en met het vermaakelyk Teemszigt van de Savoy, als een Coffischenker met slapgezette sprookjes van Staatkunde, als de Waardin van 't gulde Zwynshooft met een stuk kryt, en als de Konstkooper Ba* * familiaar is met de Leverantie van konstelooze Copeien, in steê van konstige Schildereien. Eenmaal was Ferguson zo diep ingewikkelt in een Conspiratie, dat hy geen kans zag om zyn perzoon te ontwarren, en de Gerechtsdienaars, die, in die verlegendheid, op hem invielen, kreegen den vroomen Conspirateur by 't linker been. Na drie daagen speenens wiert hy gebrogt voor Milord Holt 's Konings Opperrechter, die Ferguson ziende aankomen, al lacghende, uitriep; Ha ha myn oude Kennis, met u zal ik het kort en goet maaken, en ik zal u maar, wegens eenige omstandigheden, ondervraagen. En ik Milord (andwoorde hy) zal het nog korter maaken met u, want ik zal 'er geen een beantwoorden. Hermesstad. Broeder Bon Homme president Schepen van.. van... van zyn eigen Vormsel, heeft aan Hermes een naamlyst van de volgende boeken overgezonden, die eerstdaags zullen gedrukt worden, onder zyn Opzigt. Een deftige Redenvoering over de Kuisheid der Geestelyken, opgedraagen aan de Eerw. Paters vanGa naar voetnoot† Huybergen. Een onfeilbaar hulpmiddel om de derdendaagsche Koorts, en in de koorts den Patient te ontwortelen, uitgevonden door Mumin Gaseli, de Geneesheer van het Paerd van Troien. Een noodzaakelyk handboekje, om den alderslimsten Schimmel door vloeken en bannen, zo meesterlyk te vermommen, dat hy, op 't oog, een deugdzaam paerd gelykt, door Lokh * *, Stalmeester der Dams-Ridders. Een nieuwe Uitvinding, om Ragous zonder smaak, om Pasteien zonder geur, en om Taarten zonder delicatesse te maaken, gepent door een Onderkok van Montauban, en gedediceert aan den Kastelyn van de Marechal de Turenne. | |
[pagina 356]
| |
Een Manuscript, om door een Kaffers neus, door een Tartaarschen mond, door hoofthair met Katrollen, en door een Palatyns voorhooft, de Y-Juffers te bekooren, beschrêven in 't jaar Een, dooor Imaur een Kalamuks Tarter. Een Naamrol van alle de Boerenschoutens, die uit straatjongens tot Laqueijen, uit Laqueien tot Schoutens, uit Schoutens tot Boerenpractisyns, en uit Boerenpractisyns tot Koekoekken zyn uitgedeit, opgedraagen aan den Schout Cantharus slokop Een aardige Zamenspraak tusschen een Poëet en een bedelaar, waar in elk de welspreekendheid bepleit van zyn broodwinning; benevens een vriendelyk krakeel tusschen een Dansmeester en een gegeezelden Beurzesnyder, wegens den voorrang van natuurlyke kabriolen, door een Dansmeester van Abdera. De wydlustige Getuigenis van de Warmoeziers, Zaadverkoopers, kurkdrooge Drogisten, en Groenwyven, gegeven in faveur van de Heer Jan van D * *, gesprooten uit het wydberuchte stamhuis van Duitestyn, en Kootenburg, waar in geattesteert wort, dat de groene kervelmoes-baden van zyn Edt. ruim zo heilzaam zyn aan het Menschdom, als het onvervalscht Rattekruit, de Wolfswortel, en de dolle Nachtschade noodzakelyk zyn, in een Amandeltaart. Benevens de avontuurlyke Anticipatie van Broeder Bon Homme op de onschuldige en bloedelooze bataille van Hogstet, die te zien, en te koop is geweest, in de Kolveniers Deelen tot Amsterdam, waar in het gevangen neemen van Talart, en het vluchten van de Pagies zo boven natuurlyk was gerepresenteert, dat de minste bloodaart, als in een spiegel, kon zien, dat het loopen een eerlyke exercitie is, en dat een Man, die meêr weg spoed in een wedloop dan zyn Vyand, noit een Prisonier de Guerre kan gemaakt worden. Madrid. De Paus heeft aan de Vaders Trinitarissen een arm en een rib vereert van hun patriarch St. Jan de Mata, om die Menscheneeters overblyfzelen vreedzaamlyk te verdeelen onder de resteerende Medemonnikken. Het is thans het saizoen van Jaarmarkten en Kermissen, en daarom stelt de Paus zyn konstpoppen, en gedroogde Zandzee-overblyfzelen, ook op een prys, te meêr daar die, grof en groot gestoolen worden. Onlangs heeft een kerkrooversche Cartouchiaan | |
[pagina 357]
| |
een Wateremmer vol goede Smidskoolen, waar op St Laurens gegrilleert wiert, uit de groote voorraadschuur der H. Reliquien, gestoolen; dat schelmstuk treft den goeden Vader, die ze, eeerstdaags, door de filofische steen van Onfeilbaarheid, meende te herscheppen in goude staaven. Zo 'er iemant begeerig is om een half Aam deugdzaame Vloeken te koopen, zyn H. zal hem daar meê gerieven, schande koop, te meêr daar hy bespeurt, dat zyn solemneele Zegeningen, zo krachteloos zyn geworden, als de gebeeden van een afgekeurde Kamerpop. | |
De Hermetische vraag beandwoort Petrice.Hermes viel onlangs in een luim om eens te gaan Kermissen, en na dat hy zig luchtjes had opgeschikt met een bonte tabbaert, (want het was in de hondsdagen) en na dat hy zyn fluweele kantoormuts had opgezet (want het was onverdraaglyk heet) greep hy zyn paerd by 't hooft, (noteert dat zyn paerd een overoude engelsche rotting is, waar meê hy in zyn groote jeugd, verscheide drinkgelagen heeft vereffent) en hy reê naar het algemeen tournoispel van een boerekermis. Een Kwakzalver was 't eerste voorwerp van Hermes nieuswgierigheid, een Knaap, die zo een ongemeen krachtig Extract opveilde, dat 'er de Elixir van Angelhomme, de Tinctuur van Chouvert, en de Baaden van Meester Jan zo veel by hadden, als een Berg-Uil, die gevangen is, in een Vinkenet, heeft by een Oostindische Rave, of als een Franschman, die zo rappig is als een afgezaagde Beschutter, egaal is met de achtbaare tronie van St. Lukas kastelyn. Die Kwakzalver stont op een Berg, die iets laager was dan een gemeene Molshoop, hy speelde meesterlyk uit een geleenden Aaszak, en, na dat hy eenige perkemente bullen, met loode en met potaarde zegelen beslaagen, had ontrolt, begon hy zyn geneeskundige Oratie, in faveur van zyn Algemeen Extract, aldus op te snyden. Hier hebje curieuse Liefhebbers, het Extractum Catholicum Petri! is 'er iemant die bezeten is met een geleerden Vyand, schryft aan dien Vyand een klein briefje, verzegelt dat met myn algemeen Extract, en die knaap zal, binnen drie maanden, een Lyk zyn, in de Republyk der Geleerden. Is 'er een Auteur (die tytel is te geef) die het voorrecht van | |
[pagina 358]
| |
eens Anders schriften poogt te violeeren, laat die Auteur zyn pen bevochtigen met drie droppelen van myn Extract, en zyn Antagonist is kapot en Repiek, binnen drie maanden. Zo 'er een Cabale mogt opstaan tegens een onnoozel Schribbelaar (Heeren ik hou 'er my buiten!) Laat die Schribbelaar een half Dragma koopen van myn Extract, Laat hem zyn vyanden besprengen met dat Extract, fluks zullen de vingeren van die Filozofische krygssluiden zodanig verdooven, als of ze waren aangeraakt door de Visch Torpedo. Dat een Auteur (by voorbeelt een Auteur gelyk als ik ben) het Mes laat snyden langs twee kanten; laat hy geld van den Drukker, en boeken invorderen, van den Schryver; laat hyde werken vermorsselen van een waardig Man, en de Vodden verheffen van een onverdienstig Overzetter; daar is geen Gevaar, ik zal zyn Reputatie bewaaren, door de Papausche wapenzalf van myn Extract. Weest en blyft een Pensionaris van Schoolmeesters, van loome Uitschryvers, van baatzuchtige Drukkers, en van zulke Kabouters, daar is geen perykel, mits dat je, gelyk als een speelder een Klaverenblad van vieren in zyn tas draagt, desgelyks in uw binne beurs een half ons verbergt van myn Extract. Weest in de Dichtkunde een Renegaat, in Onrym een Apostaat, in de Taalkunde een Pool, in de Geschied-boeken een Mahometaan, in de Aaloudheid een Swaab, en in de Wysbegeerte een Bedelmonnik, alle die wanschapenheden konje verbeéteren, door drie dropelen van Extract. Zo de Hermes u maar eens aanziet, van ter zyden, maakt een kogeltje ter groote van een erwt, uit myn Extract, laat dat loopen op een ganzeschaft, en geeft vuur, paf! daar buitelt de Tuchtheer achter over, met de pooten in de lucht. Op dat moment schoot Hermes toe, gelyk als Y-snoek toeschiet op een vorsch die zit te kwaaken in de lissen, en hy vroeg aan dat Kwakzalvertje; wat dat de voornaamste ingredienten waren van zyn Katoliek extract? Op die Vraag begon het Opsnydertje te schateren, gelyk als een Korenbyter die een slegt gewas van graanen voorziet, en hy beet den Tuchtheer dit heimelyk toe; Die Propositie, Vader Anubis isGa naar voetnoot* Oolyk Oolyk driemaal Oolyk! maar dewyl wy | |
[pagina 359]
| |
Confraters zyn, in publice het publyk wat op de mouw te spellen, zal ik met u van grond gaan: De twee voornaamste ingredienten van myn Extract zyn.... maar niet te klappen, Hermes, die zyn..... maar zo stom als een Visch, Papa, die zyn Onkunde en Flikflooiery. Parys. De Heer Le Blanc is gedisgracieert, de But en Blanc, en die gryze Minister is geretireert naar zyn Landgoet. Het is raar dat de Cederboomen van het Ministerie zo dikmaals onderhevig zyn aan de vorstelyke straf-orkaanen van Ongunst of van Ballingschap. Hermes gelooft, indien de Ministers de gulde Legende van Eigenbaat, wat minder, en de purpere boeken der Koningen, wat meerder doorbladerden, dat hun tydelyke gelukzaligheid dieper zou wortelen. Zelden daalt een Dwingelant in 't graf, zonder bloet of wonden, en zelden loopt een Minister de Palmaasiebaan zyns leeven ten einde, zonder een koorts-vermaaning van Ongunst. Ei lieve, Hermes, verhaalt ons eens, waar uit dat die Constellatie spruit, die met zo een kwaadaardige invloeiing predomineert over de Ministers? Vraagt dat aan den Leidschen Courantier, (repliceert Hermes) die een Machiavel is in de Ontleeding van het Politiek licghaam. Vraagt dat aan den Delfschen Courantier, die een Hobbes is in den blinde spiegel der Staatkunde. En vraagt dat aan den Haagschen Courantier, die vry dieper ziet in de geheim-kabinetten der Vorsten, dan een blind paerd in een sloot ziet, die zo klaar is, als een versch gebrouw van Bronswyksche Mom. Anubisburg. Onlangs vroeg Tullia aan den vermaakelyken Grisanot; (zegt het Persiaans Manuscript) waarom dat hy, pas twaalf zomers oud zynde, zyn vaderlant ontvluchtte, en overvloog naar Ispahan? Om het spotten van myn Landsluiden te ontwyken, (antwoorde Grisanot) die my, waar dat ik gong of stont, met de vingers naweezen, en dat om de volgende oorzaak. Eenmaal wiert ik van myn Vader gecommandeert om een Schoorsteen, waar in wy onze Elft droogden, uit te veegen. Ik gehoorzaamde dat gebot blymoedig, ik stoof naar boven, en al speelende stak ik myn hooft buiten de Schoorsteen. Dit was naauwelyks geschiet, of de Borgers begonnen te roepen brant, brant! De stormklok wiert getrokken, de brandspuiten, en de Ladders wierden aangevoert, de leere wateremmers wierden uit de haansbalken gehaalt, en de geheele Stad was in oproer, want een iegelyk be- | |
[pagina 360]
| |
schouwde myn ros hair als een glimmende kool vuurs, die hun huizen en schuuren dreigde met een blaakende Verwoesting. 'K ontweek naar Ispahan de Viskraam, en 't gelach,
Dier Lompe Mormeldieren,
Om met Laverna's krans deez' rosse kruin te sieren,
En om te toonen wat eenGa naar voetnoot* Deen, in 't schelms vermagt.
|
|