Den Amsterdamschen Hermes. Deel 2
(1723)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 321]
| |
No. 41
| |
[pagina 322]
| |
kracht vermindert, naar maate dat hy zig van dat eerste beginsel, dat hem dien grooten bons gegeeven heeft, verwydert. Toen de Advokaat van de Kastaanjebaal, den Makelaar Sprinkhaan betrapte, die een overspeelige party sloot met deszelfs Kalamuksche Nootedop, riep hy toen niet, Burgers staat by! zwoer hy toen niet by de Wraak? maar was hy 's anderendaagsch niet zo gedwee als een balyne hoepelrok, toen de kuische Mama hem een beursje met dukaaten in de vuist stak? Toen de SchoutGa naar voetnoot* Cantharus, die vermaarde onaardige slokop, in qualiteit van een Boeren Advokaat stont te pleiten voor de graazige Rechtbank der koemelkers, en toen men hem boodschapte, dat zyn Klerk een Text na zag in de overspeelige Pandecten der Schoutinne, zwoer hy toen niet by de Wraak? maar kroop hy, 's anderendaagsch, niet in de Herbergsschulp vanGa naar voetnoot† Inkeer, en zag hy niet zo stemmig, als een Boereschout, wiens paerden op hol zyn? De Liefde is een natuurlyke beweeging (die beweeging is geen onbekent Zuidland aan de jonge Juffers) die tot een grondregel heeft de milde Natuur, en die, by gevolg zo lang duuren zal als de Natuur zelve. De Liefde is een inlandsch dier, waar aan iegelyk, ingang geeft; doch indien men dat lieve dier poogt te wederstaan, dan dwingt het al de zinnen tot een generaale revolte, en de Ziel, de adelyke Ziel, is de allergrootste Malcontent, die de wapens opvat, om de Liefde te verdedigen. De Wraak is, ter contrarie, een onnatuurlyke beweeging, waar tegens al de hartstogten hun schrap zetten. De Natuur (de Natuur is een lief appeltje voor den dorst) resisteert aan de Wraak) de G** delyke en de Menschelyke wetten kanten hun tegens de Wraak, en de Beleeftheid, en de Menschelykheid, bestryden de Wraak. De Wraak is, veeltyds, gelyk aan een Italiaan, bied hem de tanden, en hy keert u den rug. De Wraak is gelyk aan een jong gebooren Kind, dat veeltyds versmagt in de Wieg, want zo ras als het schuim van de Wraak zig zet, en dat het bloed van een wraakzuchtig Mensch niet meêr overkookt met groote golven, dan wykt de Wraak te rug, en de Toorn laat zig zadelen en optoomen door de Reden. | |
[pagina 323]
| |
De meeste Menschen zyn zelden wraakgierig, dan tegens de zulke, die in waarde, of in couragie, minderjaarig zyn. Zy meeten hun Toorn by de Brabantsche El van hun Vermoogen, en zy verliezen de zucht voor de Wraak, wanneer ze zien, dat de baan niet klaar is. By voorbeeld. Een hoogduitsche Snoeshaan belooft hondert duizent Priegels aan een Hollander, a la distance, (dat is) wanneer hy gist dat die Kabouter tot Luik is, of in Engeland, doch wanneer de Gedreigde reverteert, en dat die durft doen, dat geen, dat de Mof ploeterde, dan speelt Jonker Hans met den kastoorhoed, dan wort de Bullebak hoffelyk, en dan eindigt hy het bly-eindent treurspel met; zyn schuldigen dienaar, myn Heer. Niets was vermaakelyker voor den Hopman Karmyn! dan op de Paauwkamer te pronken als een oorlogs-paauw, dan op den bataille-hengst van dreigementen te klimmen, en te vloeken en te bannen; Hy zou by duizent sak** die Kaerel gaan opzoeken! en by 't Zwynshooft van een Buffel! en zo voorts. Maar toen de Abderiet dien Yzervreeter, daags daar aan, kwam uitnooden op het Duivels Concert van een koppel Pistoolen, of op de yzere bruiloft van de Kling, zat hy toen nog niet gebakert in den Aaperok van een Japon, waaren de Zwitsersche hoeven toen niet afgebrand, en was hy toen niet gerezolveert, van zig over te geeven aan den Duivel, om ontslagen te worden van zyn Moêr? De Liefde is een verwonderlyke Pedagoog, die zyn Scholieren, binnen een korten tyd, goede manieren leert. Een Minnaar onthoud zig van alles, dat het bemind voorwerp zou konnen beleedigen, en hy besnoeit die feilen, die aan die deugden tegenstrydig zyn, die hy zyn Maitres ziet waardeeren. De Voorzichtigheid kluistert zyn lippen met een maalslot, en de Stilzwygentheid verbied hem van te papegaaijen van zyn Amourettes, en 't Vernuft wyst hem een verborge voetpad aan, om die te verkrygen. De Liefde ontsluit de yzere geldkisten der Woekeraars, zy ontbind de tong der Dommekragten, en zy inspireert de Beleeftheid aan de allerdomste Vryers. De Wraak is voldaan na de Daad, maar de Liefde verslapt niet na 't genot van dat Zoet, dat binnen de vier-en-twintig uuren, zo weelig uitbot, als Hefst-Champignons. De Wraak bezit meêr een Italiaan, dan een Batavier, en meêr een Spanjaard dan een Geldersman, by gevolg is | |
[pagina 324]
| |
die vervloekte hartstogt niet algemeen aan alle Natiën; maar de Liefde dwingt Goden en Menschen; en zo men de deugtzaame Religieuzen, die zig de Werelt onttrekken in kleederen, doch zelden in imborst, mag gelooven, die gekapte Zondaars vinden meêr moeiten in die kittelende hartstogt te wederstaan, dan om te resisteeren aan de Wraak. Is een Generaal, die een subaltern Officier kommandeert, niet machtiger dan de gekommandeerde? Wel dan is de Wraak die door de Liefde gecommandeert wort, minder in vermogen dan de Liefde. Dit probeert Hermes door duizende Duellen, die door de Wraak zyn uitgevoert, op 't Commando van de Liefde. Maar heeft de Wraak wel ooit de Liefde gebruikt of misbruikt, om haar oogwit te bereiken? nooit niet (zegt Anubis) want de Liefde bezit zo veel lieflykheid, en zo veel bekoorlykheden, dat indien de Wraak zich wilde bedienen van de Liefde, dan zou de Kamenier wel haast het hoogste woord voeren boven haar Mevrouw; want de Liefde, die gewoon is Leeuwen, Draaken, en Moffen te temmen, zou niet veel werks hebben om die hartstogt te overheeren, die zich noemt wraak. | |
Het Vrouwtje van Ephezen.Tot Ephezen woonde een Dame geballast met zo een geweldig gewigt van kuisheid, dat de Juffers van alle kanten kwamen aantrappen, om haar te zien. Deeze Schoone haar Man verlooren hebbende, was niet vergenoegt, van met losse tuiten, en een bekrabbelde tronie hem te convoyeeren tot in zyn laatste logement, maar zy zwoer van hem te vergezelschappen, tant quil dure; en na het ligchaam in een verwulfde grafsteê geplant te hebben, volgens de wyze derGa naar voetnoot* Grieken, daalde zy neêrwaarts, om zonder wyn of brood, den geliefden Dooden te bewaaren voor het steeken der Muggen. Haar Maagschap kon haar dat besluit niet uit 't hoofd praaten; de Magistraat gaf haar over aan haar wanhoop; en die troostelooze Weduw wiert van Jan Alleman op den bedroefden naamrol der gestorvene aangeteekent. Een Kamenier, een model van getrouwheid en van geneegenheid, accom- | |
[pagina 325]
| |
pagneerde haar Dame (de hedensdaagsche Kamenieren accompagneeren liever haar leevende Heeren, die Kamenier vermengde haar traanen, met die van haar krankzinnige Juffer, en zy victuallieerde de Lamp, die alle vier-en-twintig uuren meê in stervens nood was, met versche Olie. Men sprak door de geheele Stad van niets anders, dan van die heldhaftige rezolutie, en zy stemden alle over één, dat het Vrouwtje 't eenigste voorbeeld van Liefde en van Kuisheid was, dat Ephezen ooit had beleeft. Het gebeurde op dien tyd, dat de Gouverneur van die Provintie eenige Struikroovers liet opknoopen, naarby de grafstede van 't mistroostig Vrouwtje. Den volgenden nacht, wanneer een Soldaat, die de opgehange Roovers, uit vrees dat ze door den halsband mogten smelten, bewaarde, eenig licht gewaar wiert in die Tombe, en de klachten van het Weeuwtje hoorde, kroop hy 'er in, en hy verschrikte, in 't eerst, geen kleintje, voor die twee melkwitte Geesten. Maar een dood ligchaam, betraande oogen, en opgekrabbelde wangen ziende, erinnerde hy zig de historie van die kuische Dame, en hy liep als een Hert, om een koude Bredaasche Kapoen, en een paar Drielingen Suranson te haalen. Met die wapens, en met een Krygsmans welspreekenheid, attaqueerde hy die bedroefde Schoonheid, zeggende; dat het geen wysheid was van te volharden in een ootmoedige droefheid, en in overtollige traanen, dat de dood een algemeen Treurspel was voor getrouwde en ongetrouwde, en diergelyke troostredenen, om de hartnekkige droefheid der Vrouwen te combatteeren; maar de troosttelooze Weduw wiert, meêr en meêr, verbittert door die onverwachte vertroosting, haar traanen verdubbelden, zy verscheurde haaren blanken boezem, en zy rukte zo een meenigte blonde tuiten uit haar schoon hoofd, die zy wierp op het doode ligchaam, dat 'er den armen Man uitzag als een Zuidzee Wilde. De Soldaat aarzelde niet voor dat geweld, maar hy poogde, om haar een lekkere teug, en een hartelyk brokje, in te preeken, tot zo lang dat de Kamenier, meêr door de reuk van den wyn, dan door de welspreekenheid van zyn discours, overgehaalt, een zachten poot uitstak, waar in de Soldaat een schuimende Bokaal vol wyn plantte, die zy Chambrierement uitpooide: hier door verkwikt zynde, attacqueerde zy, op haar beurt, de eigenzinnige Weduw; wat zal het u baaten, Mevrouw, (sprak zy) van te | |
[pagina 326]
| |
sterven door honger en dorst, van u leevendig te begraavén, en van een Ziel te verwaarloozen, die het Nootlot nog niet komt op te eischen? 't Is zonde en schande van uw ligchaam dus te villen,
Zo zacht als bont, zo glad als fulp;
Verlaat dien kouden romp, gryp 't leeven tot uw hulp,
Men moet geen traanen, op een dooden Man, verspillen.
Hoe Mevrouw! wil sy een dooden Man opwekken, tegens de order der natuur, en tegens de order der Sexe? Gelooft my, en ontslaat u van die zwakheid, die aan de Juffers zo tegenstrydig is, en geniet het voordeel van den Dageraat. Dat ligchaam, dat daar voor uw schoone oogen legt, toont u de waarde van het leeven, het leeven, Mevrouw, heet Hans, en moet worden uitgerekt, gelyk als gouddraat. Door deeze persuasive harangue wierd de appeteit van Mevrouw gaande, en, zonder veel kieskaauwens, nuttigde zy een paar vleugels, de halve borst, den grootsten poot, benevens een half dozyn groote haanekammen, waar meê die koude Kapoen was verzelt, en in min dan een groot half uur, waaren de twee Drielingen zo droog, als of ze waaren uitgeveegt met een Zeespons. Na die Collation, bestormde de Soldaat, met dezelve wapens waar meê hy haar droefheid had overwonnen, haar kuisheid, en hy won, hand over hand, zo veel terrain, dat de fortres het wit vaandel uitstak, en zich, op genade en ongenade, overgaf aan de discretie van den Verwinnaar. Zy spon, door 's Krygsmans raad, den draad der kuisheid af,
Volharding won de Bres, de Onthouding stoof als kaf.
Wat zal ik meêr zeggen? het schoone Vrouwtje van Ephezen was zo maatig in haar Tederheid, als in haar appeteit, en de Soldaat raaffelde het een en het ander. Zy bleeven dan by malkander, niet alleenlyk voor dien eersten nacht van haar Kuisheids uitvaart, maar ook 's anderendaags, en den volgenden dag, de deur zo vast toe, dat, zo 'er al iemand omtrent de Tombe kwam te approcheeren, die moest gelooven, dat die Manlievende Vrouw den geest gegeeven had, op het ligchaam van haaren Man. De Soldaat door de schoonheid van die Dame, en door het geheim van zyn geluk betovert, liep, tegens den avond alles koopen, dat 'er nodig was voor drie persoonen, en, vol en zoet, gereverteert zynde, kroop hy in 't graf, sloot het deurtje toe, en dan & cetera. Ondertusschen naamen de Vrienden van één van | |
[pagina 327]
| |
die opgeknoopte Bosdieven, de gelegentheid waar, ziende dat de Schildwagt 'er by nog omtrent was, zy ontknoopten den gehangen Zondaar, en zy speelden Haas op met den dooden Dief. Maar de verliefde Soldaat, die bedroogen wiert, om dat hy te lang ondergedompelt geweest was in den rouw van het Weeuwtje, ziende dat 'er één van die Moliken weg was, liep, als onzinnig naar het graf, verhaalde zyn ongeval aan zyn Maitres, en hy zwoer; dat hy zig, op zyn Krygsmans, veel eêr zou om hals helpen, dan het sterflot afwachten van een Gaauwdief; voor het laatst verzogt hy aan die schoone Juffer; van zorg te willen draagen voor zyn begraafenis, en van dat zelve graf voor hem te vervaardigen dat zo doodelyk was voor haar Man, en voor haar Galant. Maar het Weeuwtje, dat te mededogende was voor het Menschdom, riep met een tedere accent; Dat verhoeden de Goden, dat ik, op een en dezelven tyd, de lyk-stacie zou beleeven van twee zulke lieve persoonen! veel liever wil ik den Dooden ophangen, dan den Leevenden zien sterven. Zo gezegt en zo gedaan, men greep den Dooden by de kraag, en men hong hem zoetjes op. Dus maakte de Soldaat een belle echappade, en 's anderendaags verwonderde het volk van Ephezen zig niet weinig, dat een Man die ruim een week dood was geweest, kan opstaan, om zig zelven te gaan verhangen. | |
Anubische post-tyding.Weenen. De Heer Beinthema de Peima, een Fries van geboorte, en Hongarische Proto-Medicus, is alhier overleeden aan de teering, hy was zeer ervaaren in de luchtbeweeging. Dat laatste stuit Hermes, want een Man die zo ervaaren is in de luchtbeweeging, moest zig de luchtpyp zo gemakkelyk niet laaten toewringen, door de Doot. Doch dat een Doktoor aan de Teering sterft, is maar kunst om kunst, want het is billyk, dat de Doot, die door 's Doktors gastvryheid, op het Menschdom teert, ook eindelyk eens te gast gaa, op zyn Patroon en Weldoender. Zo het spreekwoord doorgaat; zien sterven, leert sterven, dan moet de Dood aan een Geneesheer zo familiaar voorkomen, als de halsband van Tyburn aanGa naar voetnoot* Jak Ketch familiaar voorkwam, die na het opknoopen van vyf a zes hondert Britten, zelfs zyn hals ten | |
[pagina 328]
| |
besten gaf, aan den hennepen ringkraag der Ladderboeven. Romen. De Paus heeft voorleden Zondag eenigeGa naar voetnoot* Agnus Dei, waar aan groot gebrek bespeurt wiert, gewyd. De Agnus Dei van het een of het ander gewas, verscheelen merkelyk in deugd, en in smaak De Paus Leo was een groot Konstenaar in 't beslag van een wasse Lammetje, hy was zo rad van hand als Lambert de Googchelaar, en hy kon, voor de vuist, bidden, als een Don Gusman den Kerk bedelaar. Hy verdreef eenmaal een Koning der Serpenten uit het verwelfsel vanGa naar voetnoot† St. Lucia's kerk, en dat door zyn h. adem; met een kruishouw bluste hy een groot vuur dat de huizen der Lombarden opvrat, en dat de Kerk van St. Peter dreigde te verslinden; en door een beknopt gebedeke daar metaal in stak, joeg hy de Saraceenen voor St. Felten; ook stichte hy een Stad, welkers Poorten hy zo krachtiglyk bezwoer, dat 'er de Duivel, tot dato deezes, op geen kanonschoot na, by of omtrent durft komen. Maar moet zig Hermes dan; week voor week vervrolyken met den Paus, (vraagt Pater Katskop) en moet een Ketter zig bemoeijen met de Manufactuuren der H. Kerk? is hy niet vergenoegt, die heels huids, naar bed gaat, die troostelyk zyn gebraaden Hoentjen opsmult, die, zo gerust als een Abt, zyn flesje wyn uitveegt, en die, gevoeglyk, zyn middags-uiltje knapt op een rust-bank? Ja (antwoort Hermes)
Ga naar voetnoot‡ Maar straft hem niet Romein, waarom zou hy niet speelen,
Daar gy een Ketter slagt, gelyk me een Lam gaat keelen?
| |
Waarschouwing.Toekomende dynsdag zal Hermes scheep komen met een last grasharing van versch ingeleide Courant-periooden, en mogelyk, met iets ongemeen. |
|