Den Amsterdamschen Hermes. Deel 2
(1723)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 297]
| |
No. 38.
| |
[pagina 298]
| |
en sestig pond Meisjes-vlees op voor zyn Dulcevalsche reis (dus victualieert zig een Oost- of een West-indisch Schipper met Verkens-vlees) en hy steekt van Land, zonder leezen of bidden, gelyk als de Kapitein van 't Schip de Paerl; zyn Buitenplaats is zyn Conscientievliet, zyn schoonzoon Kidi is zyn Numa, en hy proeft meêr zoetigheid onder de tong van zyn scherpspreekende Tullia, dan in al de Vertoogen van den welspreekendeGa naar voetnoot* Tullius. O de vermaarde Grisanot leeft, zo gerust, gelyk als een Nimrod in dat kleine Babel van zyn eigen fabryk! aldaar weeft hy onder de Dienstmeisjes, gelyk als een Sardanapaal spon, onder zyn Hofagurkjes, en hy is ruim zo geplaiziert, wanneer hy, onder het dak, by die Was- en Plas-Najaaden mag onderkruipen, als een Primo Visier geplaisiert is, die, langs de hulp van een Serail stomme, insluipt by de Maitressen van den grooten Heer. O hoe opgetoogen is de rosverwige Grisanot in de beschouwing van een ondertastelyke Dienstbaarheid! O hoe verrukt is hy in die ondermaansche Bespiegeling! ja hy kittelt zig met een gevoeliger vermaak wanneer hy de voorschoot van een bepoedert Dienstmeisje ziet opwaaijen, dan een Kermiskind zig kittelt, die de gordynen van het Schouwburg ziet opvliegen, wanneer men 'er het Stichtelyk Blyspel van het Vrouwtje van Ephezen zal ten besten geeven. Maar zacht zacht, Hermes, sakre * *! zacht zacht, (roept de Heer Louw Zeelt) een Persiaan, die geen bekwaamheid heeft, om een fulpe Regenkleed te abordeeren, moet zig wel behelpen met een dienstbaare Boezelaar; en een vernagelt Huurpaard, is de rechte montuur voor een Weevers trosboef. Halte, Hermes, halte, men moet de gryze wynbraauwen van den bedroefden Grisanot met geen wyn-azyn wassen; hy heeft, reeds, een grooter som aan den Scheeps-timmerman der Persiaansche Voorsteevens betaalt, voor zyn pyn, en smart, dan hy aan een haveloos Meisje verspilt heeft, voor zyn overspeelig vermaak. Die Sneukelaar, die zig eertyts zo jammerlyk bezeerde aan den Hulstboom der inlandsche haag-appelen, moet... maar daar vliegt de gordyn van het Consultatie-spel, wagen-wyt, op, daar komt Grisanot, benevens den Advokaat Gehennasi, op 't tooneel aanstappen; sus, sus jongens, zit stil, want een Zyworm spint maar éénmaal 's jaars.
Grisanot.
Ik ben een Persiaan, by de worp, maar een Arabier, by harts- | |
[pagina 299]
| |
togt; ik bemin meêr een Afrikaan-bloem vanGa naar voetnoot* Medinat-al-nabi, dan een Rooze van Sciras; en ik heb een inwendiger tederheid voor myn Tullia, dan voor de Sultane. Tullia, die snappende Confituur-schaal, opent door den sleutel van haar graage blikken, de verroeste hengsels van myn geldkist, en zy alleen moet het klompje gouds inslikken. Om tot die gelukzaligheid te geraaken, is daar kans toe, myn heer?
Gehennasi.
Ja. Maar dan moet de Sultane de trechter zyn, langs Tullia uw schatten moet inneemen.
Grisanot.
Is 'er geen middel om de Sultane een ebbenhoute koleur te geeven, door den ink-vernis van een opgeraapte beschuldiging?
Gehennasi.
Geen één, maar duizent middelen! Is de Sultane somtyds niet een weinig bleek gekoleurt?
Grisanot.
Ja, myn Heer.
Gehennasi.
Ergo verlieft! want Bartolus Anglicus zegt;Ga naar voetnoot† dat de verliefde Minnaars en Minnaressen zo blank zyn als het conterfeitsel van O.L.V. ter Sneeuw. Heeft de Sultane ooit gereist?
Grisanot.
Ja, myn Heer, éémaal naar Lotona.
Gehennasi.
Ergo verlieft! wantGa naar voetnoot‡ Menander schryft, dat een goede Vrouw den huishaart bewaakt, gelyk als een Devotaris op schildwagt staat by het h. graf. EnGa naar voetnoot¶ Euripides zingt; houd den Hoepelrok binnens huis, dan stuift 'er geen uithoomsche wind door heene. Is de Sultane ooit op de Schouwburg geweest?
Grisanot.
Tweemaal, myn Heer.
Gehennasi.
Ergo verlieft! want Theodosius en Valentiniaan, stemmen op malkander gelyk als een paar valsche getuigen, en zy affirmeeren; | |
[pagina 300]
| |
dat het aan een Man vry staat van de Huuwelyks Leits te moogen laaten slippen, indien zyn geboezemt Gespan, maar éénmaal, de dertele gebaaren heeft beschouwt van een Tooneelspeelder. Ontbloot de Sultane ooit haaren hals?
Grisanot.
Effentjes maar, myn Heer.
Gehennasi.
Effentjes voor een ander, is veel voor u, Ergo verlieft! want de groote Constantyn zei eenmaal tegens een jonge Juffer, die, wat meêr dan effentjes, haar twee sneeuwwitte Tweelingen moedernaakt liet loopen; Zyn de Hoenders niet te koop, wat doen ze dan uit de kooi? Is de Sultane gaarn opgeschikt?
Grisanot.
Tamelyk, myn Heer.
Gehennasi.
Ergo verlieft! want toen Juno een roemwaardige nacht, een nacht van aangelegentheid, en een nacht van Repetitie, met Jupyn wilde vieren, bekranste zy haar koninglyke Voorzaal met den gordel van Venus. Komt de Sultane nooit aan de Voordeur?
Grisanot.
Somtyds, myn Heer.
Gehennasi.
Ergo verlieft! want de gevaarlykste Torren en Horssels, die den vruchtbaaren kriekenboom des huuwelyks beschaadigen, met steeken en met lekken, vliegen by nacht, en by ontyde. Is de Sultane ook jalours over uw gedrag?
Grisanot.
Ja myn Heer, tot myn onschult.
Gehennasi.
Ergo verlieft! want de vlam van haar jalousy ontdekt de verborge hinderlaag van uw Meide-min. Ha Grisanot! zelden ontmoet men in Sciras of in Ispahan eenGa naar voetnoot* Sara, die een dienstbaare keukenmeid wil te bed dekken by haar eigen Zyworm. Maar waar uit spruit uw weêrzin tegens de Sultane, die eertyts het voorwerp was van uw tederste liefde? | |
[pagina 301]
| |
Grisanot.
Om dieswil, dat ik gelyk als een Exter, opgevoet ben met Wrongel en met getapte Melk, daarom kreeg ik zin in haar blanke koleur, want ik erkende geen schoon, dan het geen doortrokwas met een Melkkoleur. Thans verkrop ik my aan uitheemsche delicatessen, en, door den gloet van Vin de Grave, en door 't hoog root van overspel, ontvonkt, wraak ik de koele zneeuwberg van myn Sultane. O een ros Man, gelyk als ik ben, is een klomp gouds in de oogen van een mooie dienstmaagt.
Gehennasi
Hoort Grisanot, wat dat de scheidsman van Neros vermaaken zegt;Ga naar voetnoot* Een Man walgt van zyn Trouw banket. Ook weet ik, dat als wanneer een Man, tot viermaal toe, verminkt geworden is op de Schermschool van St. Lupanar, (het is niet tot uw affront, Grisanot, dat ik deeze text allegeer) dat dan de Vrouw haar Man niet begroeten kan, met een blik der Liefde. Maar ik kom tot de zaak, Grisanot; Voor Geld! voor Geld! voor Geld! (dit zeggende spande hy zyn Arends klaauw zo vlak open, gelyk als een heidin, die een gekruiste penning eischt voor een hand vol bedrog) zal ik uw Geld doen winnen! Voor 't prezent van een Hermelyne bont, zal ik u verschot verschaffen van Pelssen! en voor een Verëering van een stuk Damast, zal ik u de behulpsaame hand bieden, om uw Schaar te zetten, in een ontallyk tal van dienstbaare Staa myntjes. Geen Sultane is u beschoren deel, o heil beschoore Grisanot! want wanneer ik de Sultane benevens uw zy zie zitten, verbeel ik my een schooneGa naar voetnoot† Goudvink te zien, die by abuis, komt te rusten op een vervalle grafstee van Lotona. Neen waarde Grisanot, soort past alderbest by soort; een Weever sluit op een dienstmeid, en een Weezel past by een Vos, gelyk als een dorre Kidi past by het Kaimans humeur van de Sultane lievende Tullia. Op dat ogenblik (zegt de vrolyke Gulistan) kwam een goede Geest, op den reuk van dat paar consulteerende Zondaars, instuiven, en ziende dat die zielooze Zielen, over hals over kop, met den Teerquast van een grondelooze gierigheid, gebalsemt waren, | |
[pagina 302]
| |
trok hy een heidensche vermaaning van Horatius, vry zinryker dan de overgezette Redeneering, tegens de beschaavende geleerdheid, door Pieter Burman, uit zyn zak, waar uit hy het volgende gebedeken voorlas aan dat heiloos gespan. Ga naar voetnoot* Wat baat het Schelmstuk, aan een Man, die geen moment leevens verzêkert is. Immers, o Grisanot! zult gy huiden of morgen, uw Weefgetouw, en uw Tullia, moeten verlaaten; en van al die boomen, die ghy, gelyk als een Diocletiaan, zelfs hebt geplant op uw schuilplaats Dulceval, zal 'er u geen een overblyven dan een vaale Cypresboom, op wiens top een leelyke Nachtuil, dag en nacht, zal zitten schreeuwen; Wat dolheid, Grisanot, kroop door uw slaafsche zinnen;
Toen ge, op 't nootschikkelyk ogenblik
Verbreeken zaagt die Jaagers-strik,
Die Themis knipschaar, en uw baatzucht wist te spinnen.
Uw Erfgenaam de leugenachtige Kidi, die een Verraader by geboorte, een huicghelaar by opvoeding, en een Ram is by zyn Echtverbont, zal met uw bespaarde goude en zilvere lappen, die Vloerduiven van Sciras en van Ispahan, in den dos steeken; hy zal met uw Gravesche wyn het verrimpelt leer van zyn pokdaalige kaaken, verwen; en hy zal uw spaansche matten doen Zwemmen in dien wyn, die zo verzekert is onder uw keldersleutel, als uw Atheistische papieren verzeekert waren onder den sleutel van uw welbezorgde geldkist. In 't kort hy zal alles doen dat te verwachwachten is van een Mensch gelyk als uw erfgenaam KidiGa naar voetnoot† Sacer is. | |
De Courant-uur.Romen. Vit de kist van de pausselyke Saal zyn drie paketten met Medailles, die nog ongewyd zyn, gestoolen, doch de Dief is enbekent. | |
[pagina 303]
| |
Een Dief, die een Paus besteelt, en een politiek, die een Jesuiet bedriegt, zyn een paar zeegroene Oojevaars. Een Cartouchiaan te berooven, is gevaarlyk, en een Paus die de Vorsten besteelt, te berooven, of een Jesuiet die al de staatkundige Schaakmat zet, te bedriegen, is ruim zo gevaarlyk. O een Jesuiet is een hemels hoveling, die ondankbaar aan zyn Weldoender, verschrikkelyk aan zyn gebuur, gevaarlyk aan de Ziel, een Oorblaazer aan zyn Vorst, en een Verraader is aan den staat! Een Jesuiet bekrachtigt het oud hollandsch Spreekwoort; zeer zelden is de deugd vermaagschapt aan een groote geleerdheid. Maar de Paus is een H. vader, die wanneer hy gewaar wort, dat 'er een opening is, in den stamboom van Eendragt, tusschen een Vorst en een Vorst, fluks 'er de yzere spie van Verwarring in heit, en wanneer de boom splyt raapt hy de stukken op, en zyn Monnikken verzamelen de spaanderen. Maar wat doet dat tot de Medailles, vader Hermes, vertel ons liever eens, hoe en door wie, die Medailles weggeblaazen zyn? Door een Duivel (zegt Anubis) die met ongewyde Medailles leeft, gelyk als met de klokken wanneer hy ruikt, dat een kerkklok ongewyt is, komt hy gelyk als een verhongerde kerkuil in den Toren instormen, hy slaat de poot op die Schaapsbel, gelyk als een Pander de vuist legt op een gearresteerden imboel, hy slikt de klokspys in zyn heete maag, gelyk als een Struis een hoefyzer inslikt, en de Koster, die vroegmorgens naar de klokreep misgrypt, wort gewaar dat de gefalieerde klok, gelyk als een Bankrotier haas op is gespeelt in de maaneschyn. Sir Robert. Met vermaak heb ik uw Geneever Lof doorblaadert, en ik zal 'er af nog toe doen, dan alleenlyk dit; dat ik had gewenscht, uw dichtkunde geborduurt te zien met eenige kanteekeningen, gelyk als Houbraakens kruishelt, die hy herleeven dee, om hem op nieuws met de byl van een Dordrechtsche kantekening te onthalsen. Daar was kans, Sir Robert, om de Oudheid van de Moutwyn te bewyzen door de navolgende aanmerkingen. De Numantynen zoopen hun zo vol en dol, in hun laatste uitval, aan een drank uit graan gedistilleert Celia genoemt, (zonder twyffel een soort van Geneever) dat zy met zo een fransch gewelt op Scipio invielen, dat het sus of zo stont, of de Romeinen wierden Geboucaneert. | |
[pagina 304]
| |
Die van Siracusa distilleerden een drank, Seva gedoopt, (zooder twyffel een soort van Genever, uit graan en uit appelen, waar aan zy hun zo beestig vol pooiden, gelyk als de piepende Wil** onlangs was, toen de Herauten der Scheepjes schellings Ridders, hem, met stokken en met staaven, uit den Doelen uitboften. Uit Ryst wort een Moutwyn gestookt, die vry sterker is dan, Rystenbry (een soort van Genever) en waar uit dat de Rum, die in de Barbados groeit, en vry sterker dan Brandewyn is, wort gebytelt, weet al de Weerelt, Sir Robert, uitgezondert Ik. Uw waare Vriend, Hermes. Romen. De Paus zal, waarschynlyk, den Pater Andrea Conti, die pas 500 jaaren dood is geweest, dienst geeven in het roode Granadiers regiment der H. Is 'er iemant van St. Peters Schriftgeleerden die beweeren durft, dat men in de drie hondert eerste jaaren de H. angeroepen heeft, laat die, op de Geschilstoel klimmen. Epiphanius, die geleeft heeft inde vierde eeuw, noemt die Aanroeping, een Kettery der Vrouwen. De Paus maakt een Tooneelspel van de Kerk, door de Vermeenigvuldiging van al die H. en hy ballast St. Peters Kraak, in steê van met gezonde spys, met poppegoed, en met Legende-sprookjes. Al is een Man nog zo een Vrouwe-zot, echter is hy al te wys, om te gelooven, dat St. Ursel met elf duizent Maagden (ach! dat de goede Natuur ons met een diergelyk gewas wilde zeegenen!) naar Romen zou gaan zwermen, en dat met maar ééne Pelgrims staf, te weeten de Paus Cyriacus, daar Baronius beweert dat 'er nooit geen Paus is geweest van die naam. Op den 27. van July worden de zeven Slaapers geviert, die ten tyde van Decius in een Spelonk in slaap vielen, en niet ontwaakten dan onder de regeering van Theodosius; dat was een Uiltje van 362 jaaren, en dat om de Ketter die de Opstanding der dooden ontkenden, te overtuigen. Die dat gelooft is een achtste Slaaper (zegt Hermes) en verdient ontnuchtert te worden met een hand vol Nieskruid, of met het gelui van een Paarde-zweep. St. Joris is een grooter H. als George Heilloos, die thans leeft op de uitgaave van een godloos Sprookje; en St. Kristoffel was een Edelman die twaalf voet lang was, doch Jakob Draaikolk rekt hem uit met een Windaas, en hy maakt 'er twaalf Kubieten van. St. Becket, dat hovaardig Episcopaal Dier, is meê al een Sant, om dies wil dat hy beweerde, dat een Paap of Monnik Moord, of Dief stal begaande, niet aanspreeklyk was voor de Rechtbank des Konings. St. Seroop, een Aardbisschop van York, die de wapens opnam tegens Hendrik den vierden, en als een Verrader geëxecuteert wiert, is ook een H. St. Tomas van Lancaster, die geen ander G * * dienst beleê, dan dat hy rebelleerde tegens zyn Souverein. Eduward de tweede, pronkt al meê in den Roman der Santen. Hermes zegt, dat het geen wonder is, dat de Verraders zo weelig voortschieten als Duivels Warregaren, indien Moort, Verraad, en een verfoeilyk Eedgenoodschap, de marmere trappen zyn, om de Komies plaats van een H. te obtineeren. |
|