Den Amsterdamschen Hermes. Deel 2
(1723)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 289]
| |
No. 37.
| |
[pagina 290]
| |
booren zynde, als nog, door de bekrompenheid van zyn geboorte, het beslykte Dyëpad der kortgehielde Dienstmeisjes bewandelt. O! de disciplien van een Weevers schietspoel zit hem nog zo vast aan de ribben, dat hy geen smaak schepte in zyn Speeljagt, ten zy 'er een dienstbaar Tobbetje in watergorgelt; en nooit prikkelt het eerste Lentegroen zyn tong, ten zy hy met zyn troetelkind Tullia, in Ernst, en met zyn Schoonzoon Kidi, pro forma, vergezelschapt is. Nogmaals, Papa, hout-den poot aan het Weeskind, Kastyd die Schyndeugd, door een helsch vernuft misleid,
Die, in naarvolging der vermoorde Onnoozelheid,
Een Sciras Juffer wilde slagten;
Vervolgt den inhoud van 't beloofde Manuscript,
Weest in 't Vertaalen prompt, en stipt,
Dit zal ik, eerstdaags, van uw wisse Pen verwagten.
Uw Dienaar, en een Liefhebber van uw Persiaansche Overzetting.
Hermes zal die Liefhebber, en hy zal zyn zelven vergenoegen, doch eêr dat hy voortgaat in zyn Vertaaling, moet hy een bladzyde verspillen op de roodgehairde Menschvossen. Het is opmerkens waardig, dat de meeste Roshairigen, in naarvolging van hun Patroon Judas, Verraders zyn, of Spionnen. Jaques Clement, de Vadermoorder van Hendrik den derden, was zo ros als de staart vanGa naar voetnoot* Phalaris kopere Stier. John Shepherd, die, onlangs, geworgt en gevierendeelt wiert, over Hoog verraad, was zo ros als geverfde boter. En deGa naar voetnoot† Kardinaal d'Ossat, in zyn beschryving van de spaansche Bespieders, die te Romen op de Loerjagt laagen, telt 'er drie op, waar van de minste zulke blonde lokken droeg, als een paruik van root zandelhout. Het Vuur is bloedroot, en een Comeet, die alles met den angel van zyn staart dreigt te verwoesten, is meê zo blank als de borstelige wynbrauwen van Grisanot, die, volgens de beschryving van Gulistan, de goudverf van een Deens hooftsieraad, verbergt onder den Zonnescherm van een blonde Spaansche Tulband. | |
[pagina 291]
| |
Een sprookje.Een Aaanzigtkundige zag, op een zeekere tyd, drie Jongelingen, die op den Dam, de vergaderschool der mannelyke Labbeakken, stonden te klappen, en die, na malkander louter Ge-Myn-Heert te hebben, separeerden. De jongste van die drie was zo bruinhairig als het beeld van een roomsche Sant, dat gebytelt is uit de stam van een Nooteboom. De tweede was zo blond, als of hy gevormt was op een Haarlemsche bleekery. Maar den Oudste was zo ros als de drie kruissen van Abdera's wapenschilt. Laat ons die drie Kabouters eens navolgen (sprak den Fisionomist tegens zyn Vriend Robert) en ik zal u de onderscheide neigingen doen zien van dat driegespan. Dit gezegt hebbende, observeerden zy met een betaamelyke tusschenwyte, die Messieurs, en zy zaagen den bruinen in een Coffyhuis instappen, om, onder het bikken op een pyp tabak, den heerlyken ftyl van broêr Felix naar te zien, in de Leidsche Courant. De blonde Jongen schoot in een Wynherberg, en hy zoop als een Zwaan, om door het vuur van Suranson, het ys van zyn koele Constitutie te ontdooijen. Maar de rosse Liefhebber sloop in een Vogel-knip op de Prinsegraft, om... om aldaar de togtige koolen van zyn verliefde gesteltenis, uit te dooven in de algemeene doofpot van een inlandsche Pagadet. Toen de Vriend van den Fisionomist dit zag, schreeuwde hy luitkeels uit; Niet te vergeefs wort ons Venus met rosse tuiten afgebeelt, want nu zie ik dat een roshairige Sprinkhaan, zo geil van imborst is, als de Minnemoer, en zo sterk van reuk, als een stalbok. De Consultatie van den Persiaaaschen Zyworm met den Rechtsgeleerden Gehennasi; Door Gulistan. DeGa naar voetnoot* vacantie die Hermes heeft verleent aan Grisanot, is geexpireert, de genade-zon is gezonken, en die pen, die zyn eerlooze leevensloop heeft gecraionneert, zal 'er de laatste streek aan geeven, en dan weg 'er mee. Na dat Grisanot zyn hart, in het vuur van een gepremediteert schelmstuk, tot de bestaanlykheid van Damaskyns staal had verhart, palleerde hy zig in 't wit, en in 't zwart, gelyk als een Pestmeester, (dus zyn de Bruidegoms gepalleert, die het verworgent huuwelyks Contract moeten ondertêkenen met Madame de Mont- | |
[pagina 292]
| |
faucon) en hy stuurde zyn cours naar de Kaap der pleitzuchtige Guiten, bewoont door een Rechtsgeleerde, die een roof zou haalen voor de hel, en die meer geinteresseert was dan den stadhouder van Lingen, die zyn Burgers opvrat met een Venezoen, en die zyn Boeren verslont met een Mostert-saus. Die Practizyn, die door zestig zomers, en door sestig duizent C[h]icaneries had gegaloppeert, zat met de schenkels kruislings over een, in een Kantoor, waar in meêr vergiftige Consultatie-vruchten aan verroeste spykers hongen, dan 'er pestilentiaale kruiden veil leggen in het Doods-magazyn van een Dorps Apoteek. Hy had op een vierkante tafel een hoop Goud, en een berg van Zilver, op het voordeeligste geplaatst, om door de vertooning van die broodpenningen, de gulde- en de zilverlingen, uit de goudbeurzen der Stedeligen, en uit de dyzakken der Buiteluiden, in zyn eigen beurs te lokken. Een oude Sim, die eenige jonge Meerkatten had uitgebroet, besloeg zyn linker zy (de linker zy is de zy van Eer van den Rechtsgeleerde Gehennasi) en zyn rechterhand leunde, Pro forma, op het wetboek van den profeet Aly, noit voor of na, geopent dan om daar in de geboorte-uur van zyn gaapende Rietmossen aan te tékenen. In dat postuur zat Gehennasi, toen de Persiaansche Zydeweever, die Pagode van de omgekeerde Themis, naderde, en, na alvorens, de ten toon gestelde gulde, en zilvere Offerhande, met een diepe Ootmoed, geëert en vermeêrt te hebben, sprak hy aldus.
Grisanot.
Ik wensch u een goede dag, en gezontheid, myn Heer Gehennasi.
Gehennasi.
Ik lagch eens met de gezontheid, en het Geld; een rypen Oogst van nieuwe Processen, zyn de goede dagen die ik verwacht.
Grisanot.
Het een, en het ander boodschap ik u, myn Anker, en myn Kabeltouw, want ik zal...
Gehennasi roept tegens zyn jongste Dochter.
Een stoel! een stoel! een stoel met een groen trype kussen, voor den Heer Grisanot! voor Grisanot, de zuil der Advokaaten, het Aambeelt der Prokureurs, en de gulde Web van Themis Pleit-zaal! | |
[pagina 293]
| |
Grisanot zegt tegens Juffrouw Simmeria.Die dienst zal ik met een Lap Damast vergelden, jonge Juffrouw, want ik beloon altoos meêr een schreede van een Dienstmeid, dan hondert stappen van een Arbeidsman. | |
Hy keert zig naar den Advokaat.Myn heer Gehennasi, ik heb een weêrzin tegens de Sultane, en een Liefde tegens Ispahans goud opgevat. De armoede van Latona spoort my aan, om my te verkroppen met den overvloet van Ispahan, en ik kan met minder onkosten een Lyf-chirurgyn, een handelbaar Jansje, of een poezelige Kamerpoes, naarby een Zuider Moskee mainteneeren, dan een Sultane, met de toetakeling van een kostelyke huishouding, onderhouden. Het vervolg hier van, dat zeer ongemeen is, in de volgende Hermes. | |
Courant-koekjes.Romen. De heer Cibo, die Patriarch is van Konstantinopolen, ge|lyk als de Pretendent Koning is van groot Brittanje, verkiest de Heremitagie van Gandolfo, om aldaar een nieuw leeven te ontginnen, en een oud leeven te eindigen. Toen de Duivel zo grys geworden was als een Fransche waterhond, wiert hy een Heremyt; toen Lodewyk meêr Maitressen geoculeert had, dan Karel den tweeden, viel hy plomp verlooren in de Devotie; en toen Robert de Duivel, Hertog van Normandyen, (die had, circum circa, zo een stichtelyk leeven gevoert als Joris den Maas-bouffen) niet meêr kon stygen op zyn geooiffeert Bataille-paard, schoot hy een yzere harnas aan over zyn bloote huid, en hy wiert een Monnik. Nu begraaft Cibo zig leevend', nu verbergt Cibo zyn ligchaam in een kluis, en hy stelt zyn geest op verloeren Schildwagt, die op de geringste nadering van den Duivel roepen zal; Qui va la? en die op het minste voordeel, den gebloqueerden Hemel zal veroveren, met een haire kleed, met een Geessel, en met een Zotskap, drie geprivilegieerde stormladders van een Heremyt. Hermes vergelykt het licghaam en den Geest, by een jonge Dame, die, door de huuwelyks Voorkamer vastgeklonken is aan een oud Man. Na maate dat de huuwelyks- veer van die gryze Titban verslapt, verwakkert de jonge Aurora; na maate dat het endje van zyn koningskaersje versmelt, ontvonkt het besloote vuur in haar besloote Tederheit; en, op een stel en een sprong, neemt | |
[pagina 294]
| |
zy 't gebit tusschen haar witte tanden, zy draaft over berg en dal, om de liefde, die haar met een spitsroede vanGa naar voetnoot* Lelien voortsweept, naar te jaagen; ja zy denkt niet meêr op het besneeuwde licghaam van haar yskouden huisplaag, dan een ontsnapte Mos aan het teene kooitje gedenkt, wanneer hy in de algemeene Voliere van de hemelsblauwe lucht, met zyns gelyk loopt Badineeren. Parys. De fransche Juffers zyn weerom, in verboode Chitsen en katoenen opgetraaliet, en zy brallen in St. Peters visschers kerk, met de Warregaarens der ongeloovige Indiaanen. Daar is geen punt, waar op het vrouwlyk Vaartuig eerder verzeilt, als op de rots van contrabande manufactuuren; duizent en hondert duizent Passagie-sloepen der Juffers zyn daar op in spaanders gestooten, en schoon dat de Piloot Zeedigheid, haar, als met den voorsten vinger, die klip aanwyst, echter houd de Vrouwelyke Stuurman 'er het roer recht op toe, want het Costuimhuis des huuwelyks is opgepropt met Eva's, die niet Geinig belust zyn naar verbooden Oost. Een modern Wysgeer vergelykt het Huuwlyk by een Mes, waar meê het botje van ons leeven wort vergalt; by een knipschaar, die onzen vreugden draad afknipt; by een Galei-keten, die wy door het stâmeren van het woord Ja! om onze beenen klinken; en by een gesuikert spaans brokje sublimaat, waar aan onze Vryheid de dood eet. Om de waarheid te zeggen (zegt Hermes) al dat geraas vanGa naar voetnoot† Herpauken, Trompetten, bassen en Fioolen; al dat aansteeken van Vuurpylen, schieten, en het werpen van Handgranaaten; al die brandende Toortsen, dat rossen en ryden, dat geraas en getier der genoode Bruilofsgasten, en al die et cetera's, zyn dat geen voorboden van een aanstaande tempeest? De dondergod wás zo verzot op Juno, als een Tortel verzot is op zyn Gaaiken, maar dat was voor de Trouw, want na de Trouw was de stekelbaars ongants, en Jupyn was genootzaakt, om zig, vreedens halve, in een Stier, in een Arent, en in verscheide gedaantens van beesten, te herscheppen; ja hy schiep meêr vermaak, in het beslaan van een overspeelige eierstruif, met een jong boerinnetje, in 't groene gras, dan in een echte limoen-vlaade te klut- | |
[pagina 295]
| |
en met een knorrende Godin, op den Olymp. Londen. De Advokaat Layer is op een horde door zes paarden uit den Tour mar Tyburn voortgesleept, en aldaar ten half twee uuren, over hoog verraad, door den Ceremoniemeester der Conspirateurs, Jak Ketch, geworgt, en gevierendeelt, en zyn hoofd zal boven Tempel-baar worden vastgepent, tot een voorbeeld voor alle kwaadwillige Advokaaten. Veel geluk, Rechtsgeleerden, met je Patroon; al weêr een nieuwe H. in den kalender der Jakobieten; Hermes verhoopt, dat die vroome Sant, in 't kort, door een half dozyn Mededingers naar die waardigheid zal opgevolgt worden. Het is opmerkens waardig, dat Romen geen andere Martelaars wint, dan de zulke, die tegen 's Konings leeven conspireeren. Je bent een onbeschaamt Schryver, vader Hermes (schreeuwt een Roervink van het Jakobiets vinkenet) want het geen den Pretendent met de Zak verliest, wint hy weêr op 't hondert! zo lang als onze gedenknaalden, onze adelyke Lords, den kop op de schouders voeren, is 't gebraad nog niet in de assche gekeert; laat de Duivel en Jak Ketch, met den Advokaat mooi weer speelen, dat raakt ons niet, wy konnen altoos Advokaaten, doch nooit Milords voortbrengen. Neen oude Nootekraaker, (vervolgde hy) je moogt de oppervlakte zien van de Torritynsche Desseinen, maar den bodem derzelve zulje, op geen pieken naar, vademen. De Duivel zal de Bloem wel van de Tarwe ziften;
Nooit zal een gier'ge Wig ons driedraads kluwen schiften.
| |
Een Avontuur.Hermes zat onder de breede bladers van een bloeijenden Lindeboom, en hy mediteerde over het schielyk zinken der Zon, toen hy Daemon, die een Kameel, met twee korven bevracht, gouverneerde, zag naderen. Hermés besloot aanstonts, dat een Stichtsche Kaarsemaaker die manden met vers gemaakte ongeltoortsen had voorzien, om daar meê Maja's zoon te assisteeren in zyn nachtstudiën. Maar helaas! hy taste mis in die misselyke gissing, want naauwlyks had die onderaardsche Lyfstaffier de grootste korf geopent, of hy beschouwde daar in het langwerpig hoofd van zyn geweezen Drukker Bucefaal, wiens uitteerent ligchaam, de Dood, voet by voet, had verövert, gelyk als de franschen het kasteel van Namen conquesteerden, in den voorgaande oorlog, en wiens | |
[pagina 296]
| |
hoofd den Geest had afgeknipt om te vergelyken tegens den kop van een VogelGa naar voetnoot* Geitenmelker genaamt, die hy uit de tweede korf haalde. Anubis was verwondert dat het hoofd van Bucefaal zig niet bloedig vertoonde, daar het zo kars vars gesepareert was van desselfs doop-romp, doch Damon repliceerde; dat de meeste Inseeten, in steê van bloed, maar een waterachtig vogt hadden. Hermes zaagde het bekkeneel des Drukkers, en dat des Vogels, gelykelyk af, en hy zag, dat de herssenen dier beide Dieren waaren toegestelt, op eene en dezelve wyze, zynde het brein geplaatst in net achterhoofd. Hier uit besloot Anubis; dat de Deugd eens Boekdrukkers is gebilletteert, achterwaards, om dat die niet beziens waardig is, voorwaards. Voorders zag Hermes, dat het weinige brein, in steê van met het Spinnekops-vlies, beschut was door een Kladpapier, t'eenemaal doorgaat, door den damp van een ergerlyke reputatie. Nog observeerde hy, dat 'er in de Drukkers, en in de Vogels kop eenGa naar voetnoot† Pynappels-klierte was, waar uit Maja's groove dwaling van Descartes ontdekte, die in dat kliertje de zitplaats plaatst van de ziel eens Drukkers, in steê van in het hoofd stil te zitten, dag voor dag, op party loopt, om door 't geschut van duizende raare boeken, die hy, uit de boekvertrekken der Onkundige, of uit de Biblioteeken der domme Monniken, voor een appel of een ey, verovert, de goudbeurzen der nieuwschierige Britten, en de geldzakken der lichtgeloovige Nederlanders, plat te schieten. | |
Waarschouwing.De beschryving van de Vrees is uitgestelt, voor een paar Weeken, en dat om een Reden, die aan niemand beter bekent is dan aan Hermes. Hermes is dag en nacht geoccupeert met zyn Blyspelen te veranderen, te beschaaven, en te besnoeijen, en het Spel van Demokriot is reeds zo verändert, dat het onkenbaar is voor een Leezer, die het nooit heeft doorbladert. Hermes zal de vier voorgaande Blyspelen, met de Comedie van den Persiaanschen Zyworm, eerstdaags aan de Drukpars, doch in een sierlyker kleed gedost, overleeveren. |
|