Den Amsterdamschen Hermes. Deel 2
(1723)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 249]
| |
No. 32.
| |
[pagina 250]
| |
vermufte nieuwigheden uitwaessemden, en 'er eenige van opgeraapt hebbende, las hy op het eene stuk, de naam van Engeland, op het tweede, die van Spanje, op het derde, Vrankryk, Portugaal, Zwitserland, Duitsland, en de aangrenzende ryken. Hermes docht aanstonts, dat die naakte Worstelaar een vagabondeerent Landbeschryver, of een heromzwervende Atlas was, en daarom vloog hy toe, om Daemon, die 'er dwars over heen zat, af te rukken, die dat gewaar wordende, begon te schreeeuwen, als of hy uitzinnig was, roepende uit al zyn macht; Laat my begaan, Vader Anubis, Laat my begaan, want dit schepzel is de Geest der Courantiers! die geest (vervolgde hy) is een guit, die, jaar uit, jaar in, die diepzinnige Nieuwschryvers voortzweept, om hun Couranten, in spyt der staatkundige, der gepolyste, en der, op onvervalscht Nieuw, beluste Leezers, te soudeeren met straatdeuntjes, en met Almanakssprook jes; ja Hermes, en die nog, daar en boven, den Twistappel van Contradictie werpt onder die discordante Confraters, want als wanneer den een de Vorstin doet bevallen van een Prins, komt den tweede met het stomp Snymes van een Castreerder toeschieten, en hy maakt 'er een Princes van. Broeder Felix, die waarlyk niet raauw, maar wel door en door gaar gezooden is, zo door het Boonsop dat hy schenkt, als zelfs drinkt, dwingt, hy, om afschuuwelyke Monsters, Jongens sprookjes, en oneerlyke nachtverzaamelingen van geestelooze Geestdryvers, voo te brengen. Een derde (nu dat is een hoveling, die veeltyts een strandluchtje raapt, zo tot verkoeling van zyn hooft, als om de lucht van uitheemsch nieuws in te ademen) die maakt zyn hof by de Grooten, en, wel eer, eens gehoort hebbende; dat een Kardinaal hooger is geschat dan een Gouverneur, zo valt hy in het Purper van zyn Excellentie, in steê van in het brocade van zyn Excellentie. Een ander, wanneer hy van den Paus schryft, zweert by den eernaam van den Oude Vader, en al wiert 'er een Paus gekoozen die nog jonger was, dan Leo de tiende, echter zou die Courantier hem een bonte Muts opzetten, of een gryzen baard aannaaijen. De Delvenaar buigt zyn kooten voor het gulde kalfsvel van zyn eige metaalgieting, en hy redeneert over het toekoomende gelyk als een Chaldeer die nog niet ontbolstert is. De andere Courantiers waar van den Haerlemiet, het Lasaret | |
[pagina 251]
| |
der Onkunde meriteert, en de Stichtsche Gasettier waar op gy uw brillen niet verstompt, stap ik over. Maar alleenlyk verzoek ik, en myn verzoek is voor 't Algemeen, dat gy dien Geest eens leert (zo een Geest der Courantiers Leerzaam is?) waar in dat de Verdiensten van een Courantier consisteert, en wat Nut 'er steekt in de Leezing van een wel opgestelde Courant. Majas zoon vont het verzoek van zyn Daemon zo billyk, dat hy dien naakten Kwant beval om op te staan, en nader te koomen, als wanneer hy hem deeze navolgende Les (doch wie van de Heeren Courantiers zal zig vernederen, om die van buiten te leeren;) vereerde. De Aarde, de laatste en de grofste der hooftstoffen, is een eenvoudig licghaam, dat zig aan het Water, om deszelfs koude, en aan het Vuur, om deszelfs droogte, verbindende, dat schoon verbont tusschen de licghaamelyke Weezens, begint, en voltooit. De Aarde is de alderminste der Elementen in adel, doch de alderrykste in voortbrenging, want de Zon is haar Bruidegom en haar Man. Ook is de Aarde de algemeene Moeder der stervelingen. Dit was niet onbekent aan Brutus, die voor haar nederknielde en haar kuste, tot volbrenging van de G * * spraak. De oude G * * geleerdheid leerde; dat men, als het donderde, moest gaan nederleggen op de Aarde, om zig te verbergen in de schoot van de algemeene Moeder. Het is de Aarde die den Mensch baart, die hem voed, en die hem gedient hebbende tot een wieg, haar boezem opent om hem te verstrekken tot een grafsteê. Dit zo zynde, Heeren Courantiers, is het dan niet overnootzaakelyk, dat een Nieuwschryver zo bekent is met alle de eigenschappen en afhankelykheeden des Aardbodems, als een Geneesheer bekent is met de gesteltenis van het menschelyk licghaam, als een Florist bekent is met de voortteeling der bloemen, en als Lys Hottentots bekent is met de Reparatie der Spargjes. De nederduitsche Courant vereischt zo wel een uitgestrekte kennis aller taalen, als der nederduitsche taal. De Courant vereischt een Man, die het Nieuws, eenvoudig, getrouw, en beknopt, behandelt. Een Courantier moet weeten te spreeken over den Oorlog, zo ter Zee, als te land, en hy moet niet onbedreeven zyn in de Landbeschryving, in de geschied-boeken, en in de geslagtreekening der adelyke Familien. Hy moet ervaaren zyn in de staat- | |
[pagina 252]
| |
kunde, in het Intrest der Vorsten, in 't geheim der Hoven, en in de Zeeden en gewoontens aller Natien. In 't kort, daar worden zo veel byzonderheeden, en zo veel weetenschappen Gerequireert in een Courantier, dat Hermes zig verwondert, hoe dat verscheide ongelekte schribbelaars zulks durven onderneemen. Daar is maar een eenige Zaak, die een groote doorn in de voet is van een Courantier, dat is, hy is geen Meester over zyn Pen, om dies wil, dat hy van de Orders zyns Overigheids afhangt, en hy kan, nog hy mag, alles niet gemeen maaken, volgens de Gedisinteresseerde Oprechtheid van een geschigtschryver. Indien hy dat vermogt, dan zou men geen andere jaarboekken behoeven te leezen dan de Courant; doch, dat punt uitgezondert, zo is 'er niets bekwaamer om de Jeugd te onderrechten, dan een wel opgestelde Courant. Schynt deeze Wonderspreuk niet aan te loopen tegens 't gemein gevoelen, Heeren Courantiers? zo veel te beter (zegt Hermes) dit zal hy nochtans bewaarheden met meêr dan een voorbeelt. Ook voegt hy 'er by, dat 'er vry meêr wort vereischt, om een ordentlyke Courant wel te verstaan, dan om een zingende Mis te doen; by voorbeelt. In het jaar van Ongeluk, viel Jupyns zoon in 't Voetzand van drie Schoolgeleerden, drie Eegels die geborstelt waaren door Delfs grieks, wier hairen steil stonden door Bredaas Latyn, en die niet vloekten dan byGa naar voetnoot* Hercules! en,Ga naar voetnoot† zo waarlyk helpen my de Gooden! Die drie Drievoeten, waar uit de God der Pedanten zyn Orakelen uitstamerde, ontfongen Hermes met alle de vreugdsliederen der Menschen-eeters, en zy ordonneerden hem, om deel te neemen, aan hun woest, en verschaalt onderhoudt. Anubis couragie verzonk veel laager, op dit dreigement, dan de wrok van een Tory verzinkt, wanneer zyn Moed gekoelt wort door een sappig Emplooi, toen een Drukkers jongen met de Courant, tot zyn bystant, kwam inspringen. Die bystant was het grootste goet,
Dat immer Majas kroost, door Drukkers is ontmoet.
Een van die Kindervreeters trok zyn kleeverige handschoenen uit, stak die benevens zyn dobbelsteene neusdoek op de gordel van zyn japonsche rok (op die zelve wyze heeft Hermes gedroog- | |
[pagina 253]
| |
de dieven zien hangen in compagnie) en hy begon de Courant in 't midden, gelyk als een Brit een schaapen bout ontgint, op te snyden, als wanneer de twee andere begonnen te schreeuwen; Weg weg met die Lappen en leuren? Vertel ons liever eens, Collega, wie dat den eerste Romein is geweest, die de Keizers theê geinventeert heeft? en onderrecht ons eens, of de Albaneesche Quakzalvers ook met scharlaake rokken en met zilvere Degens liepen, gelyk als de hedensdaagsche, Pots tauzent Sakr* *? Die Eesels vraagpunten verdrooten Hermes, die, gedachtig zynde, dat men de Koningen, met geparfumeerde woorden, de Rechters, met serieuse termen, de Vrouwen, met gesuikerde letteren, en de Pedanten, met paerdshaire vraagen, moet begroeten, aanstonds vroeg; Of 'er dan geen Nut stak in de Courant, en of een iegelyk die kon uitleggen? Hier op repliceerden zy; dat een Jongen uit de eerste School, daar in egaal was met een Apol. Dat zal men aanstonts zien (sprak Anubis) en by geval zyn oog slaande op Polen, vroeg hy; Wat is een Starost? Dat is een Hopman over hondert, (and woorde de eerste) maar de tweede riep; Een Starost is zo veel, als een generaal Provoost! en den derde schreeuwde; dat een Starost,.... dat een Starost, een Starost was. Dat drievoudig voldoende andwoort voldeê Hermes, doch hy verrykte het met de naarvolgende Oplossing. Een Starostschap is een Poolsche bevelhebberschap over eenige Domeinen des Konings. De Koning Sigismond schonk die Domeinen aan de Poolsche Heeren, om daar door die onkosten, die zy moesten draagen in de Militaire Expeditien, eenigzins te verligten. Alleenlyk reserveerde die Vorst voor zyn nazaat en het recht van die Starostschappen te vergeeven, en hy bezwaarde die met een belasting, die in Pools Latyn Kwarta genoemt wort, uit welke Fonds, de onkosten van het Wapenhuis, geschut, en Poolsche ruitery worden gevonden. De voornaamste Starostschappen voeren Galg en Rad, zonder uitzondering, zelfs, van den Poolschen Adel, en daarom worden de Vrouwen en de jongelingen uitgeslooten uit die Starostschappen, de Vrouwen om dat die, veeltyts, onderworpen zyn aan de liefde en aan de Wraak, en de jonge Melkeeters, om dat een jongste Schepen, veeltyts, het Spit van de Justitie in de Assche draait. Engelant was den tweeden artykel die in de boonschaal der | |
[pagina 254]
| |
Schoolgeleerheid wiert opgewoogen, want Hermes ziende, dat de Weduwe van den Hertog van Marleboroug vertrokken was naar haar koninglyke lustplaats van Blenheim, by Woodstok, vroeg; wat dat Woodstock voor een plaats was? Woodstock is een Kasteel in Engeland (sprak den eeste) het is een Zeehaven in Groot-Brittanje (riep de tweede) en de derde zei; dat Woodstock een Koninglyk Duivekot was, of, voor 't minst, een vogelvlugt voor een onpaare Tortelduif. En die besmeerde Plato, raade het, zonder zyn schult. Woodstock (sprak Hermes) is een fraai Vlek dat stads recht heeft, gesticht op een ryzende grond, na by een kleine rivier, omringt met een wal, die de aldereerste diergaarde besluit. Aldaar stont, eertyts, een Koninglyk huis, genaamt Woodstocks Prieel, gebouwt by Hendrik den eerste, vergroot by Hendrik den tweede, en gesloopt in de inlandsche oorlogen. Dat huis was de wieg van Eduward de zwarte Prins, één van de stoutste Veldoverstens van zyn Eeuw, die de Franschen deê lillen, als gelei van Framboisen. Aldaar kamerde Hendrik de tweede zyn blonde Roosemont en aldaar wiert die bekorelyke snol vergiftigt door de jaloursche Koningin, die haar dwong om een kelk vol doodelyke Clairet uit te drinken. Die schoone wiert begraaven in een Nonnen klooster, Godstow genoemt, met dit naarvolgendeGa naar voetnoot* Latyns graftschrift, aldus verduitst. Hier rust een Roosemont, een ziel verrukkent dier,
Thans geeft ze een bange lucht, die geurde als Eglantier.
Waar uit spruit het woord sterling (vroeg Hermes) en hoe veel doet dat, in Hollands gelt? Op dat woord Geld, opende die drie Pedanten hun blikken zo wyt als een geschilderde Zon, doch, na een beknopte overpeinzing, andwoorde de oudste. Een Schoolmeester, Sinjeur Anubis, is geen Muntmeester, en indien hy al een glimp van de cours der spetien heeft, dan is het meêr van de inwendige waarde der Roomsche gedenkpenningen, dan van de goude ofte zilvere medailles der Dordregtsche Munt; en hy voegde 'er by, Ook is aan V niet onbekent, hoe schaers het geld is onder de geleerden. Die oprechte geloofs-belydenis deê Hermes lagchen, doch hy vervolgde zyn vraagpunten, gelyk als dat betaamt, aan een President der H. Inquisitie. Wat is een turksche Tulbant, Domine nominativus Mensa (vroeg | |
[pagina 255]
| |
Maja's zoon) en waar in bestaat het onderscheit van dat hooftgewaad? De Schoolvossen bekeeken elkander, gelyk als gedecontenanceerde Cartouchiaanen, die door Schout en Dienaars, in hun eerste slaap verrascht worden, toen Hermes het woord opnam voor die drie Weetnieten. Den Tulbant is de Britsche kastoorhoed der Turken, en de Fransche Caudebec der Persen. De bol van een Turksche Tulband, is uit wit Lyn waat, en die der Persiaanen, uit roode wol gefabriceert. Eertyds droegen de Tartaaren een groene tulbant, doch, 't zedert zyn zy beschaamt geworden over al hun schelmstukken, en nu draagen zy 'er een die zo rooskoleurig is, als de wangen van de Baronne de Wa* *. De groote Heer heeft drie pluimen steeken op zyn Tulbant (de Procureur Capricornus voert 'er meêr dan drie hondert, onder zyn vilten hoed, en Klaasjes Beverkat teelt 'er meê niet weinig, onder 't front van zyn blonte Paruik) die versiert zyn met diämanten. De Tulbant van Mahomets naazaaten, is zo groen als een Betoonie-struif, en die van de Officieren des Divans (de Officieren zo hier als elders draagen altoos iets byzonders) is van een singulier maakzel. Vorders komt het woord Tulbant, uit het Arabisch woord Dul, het welk beduit, Omwinden, en uit het Persiaans woord Bend, dat een Band beteekent, en daarom schryven de Ottomannen Dulbend. En nu zal den Censor eens voor St. Niklaes speelen, en in de vygekorf vallen, (vervolgde Anubis) wat is het beduidsel van den tytel van Infante? Een Infante (repliceerde de jongste van driën) is afkomstig van Infans, het welk een kind beteekent in 't latyn. Viva de Schoolgeleerden! vraagt hun iets, daar iets kindsch onder schuilt, en aanstonts wort den Vraager voor zyn geld berecht. In 't kort, Hermes zag, dat die drie Wykmeesters, die op het schoon-maaken der latynsche jongens toezigt hebben, zo onbeschaaft waren, dat zy het zeepsop der kennis noit beproeft hadden met de bovenste lippen, zynde zy Hannekemaaijers in de geschied-boeken, Uilskuikens in de staatkunde, en Laplanders in de beschaaftheid der Zeeden; en hy ondervont dat een Schoolgeleerde het woord van Ezel niet kan declineeren door het enkel getal, of hy bewyst, dat hy geparenteert is aan dat Dier. De grootste Gelukzaligheid van een waanwys Schoolmeester bestaat hier in; dat hy alles wat boven zyn beryk is wederstreeft, | |
[pagina 256]
| |
en, dat hy alles wat onder zyn ingebeelde waarde is, onderdrukt; want hy ziet nimmermeer nederwaards, zonder Verachting, nog opwaards, zonder Nyt. Maar Anubis zal die Verbeteraars der kinderen laaten berusten in de bepleisterde tomben der Griekken, en Latynen, om nog een woord vyf a ses te papegaaien, in faveur van een wel opgestelde Courant. Indien Nederland, of indien maar een Provintie in Nederland, een Courantier bezat die zyn Courant beschreef, in goed eenvoudig nederduits, zonder die te borduuren met de ouverstaanbaaren woorden van Regalia, huisclos, Systema, Gala, en et ceteras. Indien hy als een goed Stofscheider, het onryp nieuws van het ryp, en de schyn van de Waarheid, wist te schiften. En indien hy, zonder zyn Courant te overlaaden, zyn Leezers een beknopte indruk van zyn nieuws, ongevoeliglyk, wist meê te deelen; dat zou een sneeuwitte Rave zyn, zegt Hermes. Als dan zou een Geleerde Leezer de Courant niet verwerpen, met verachting, de Vrouwen zouden geen rooskoleure wangen krygen, onder 't leezen, en een eenvoudig burger zou zyn geld, dat hy nu veeltyts verspilt, niet beklaagen. Als dan zou een bedrooge Leezer niet tweemaal de brieven van den Britsche Cato behoeven te betaalen; als dan zou een deftig Leezer geen omgekeert nieuw modisch Haagsch nieuws behoeven in te nemen; en als dan zou een schrander Leezer niet behoeven te aasen, op de Super flaauwe geesten van Mochas Decoctie-ketel. Maar laat ons nimmer na 't onmoogelyk verlangen,
Zegt Hermes, want het is te laat,
Dat men om 't Noenmaal roept, als 't na den avond gaat.
Het moest een baas zyn, die, die Hekken zou verhangen.
| |
Post Script.Romen. Men adverteert een iegelyk, dat 'er tegens Primo July een considerabele verkooping van welgeapprobeerde Reliquien zal worden gehouden, in het paleis van zyn H. Noit kon een Engelsche Kok, een gebraade schaapenbout, zo wiskonstiglyk, verdeelen tot zyn voordeel, dan een Paap den Romp eens Hs. verdeelt in kavelingen. By voorbeelt. De Jesuieten van St. Ome'r, hebben een Voor-en die van Burgos een Achter-schenkel van St. Bartel, Duitsland bezit vyf Ribstukken, zyn hooft is tot Villa Garsia, zyn huid tot Pisa, en de Napolitaanen bewaaren het gantsche licghaam: daar en boven geeven de bewaarders van zyn Kerk, tot Romen, een beëdigde verklaaring, dat zyn licghaam daar geheel gantsch rust, met long en lever, huid en hair. Men zal 'er aan de meestbiedende verkoopen Monniks kappen, al wie daar in sterft, daalt zo lynrecht na den Hemel, dat hy pas een dozyn eeuwen tyd heeft, om zig eens te ververschen in het Vagevuur. Alhier is de stapel van de pausselykke koopmanschappen, tot laefenis dier zielen, die zielen, die zo lang moeten droogen in de Confituriers-oven des Vagevuurs, tot dat zy zo sappig zyn als het eenoogig Bed-paerd van Doktor Chou vert. Duizend andere Curieusityten zyn 'er veil, schandkoop, want zyn H. is geruineert door de uitspoorige onkosten van de laatste Conspiratie, en hy moet Haas op speelen. ten zy de spatieuse geldkiste, van St. Peter worden gerecruteert. Loop dan dat je lappen ontvallen na die verkoping. o masteluine Britten, en verzwelgt Papas zegeningen, wylze nog snik heer zyn. | |
AdvertissementVerwacht de vermaakelyke beschryving van een beschouwing van Londen, in welke beschryving de Vreugd meer deel heeft dan de Staatkunde. |