Den Amsterdamschen Hermes. Deel 2
(1723)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
No. 20.
| |
[pagina 154]
| |
voor een handvol silverlingen wiert overgelevert aan de minnemoerdery van het wyf eens berooiden snyders, wiens vrouw een kraambewaarster, en hy een dief zynde, echter, met veel arbeid en zorg, door de hoepels der weereld, moesten kruipen. Na dat die aankomende Pop door een dozyn fomers gerolt was, wierden haare pissebeds-luijeren uitgeschud, en zy wiert tot een kamenier, door haar Voedster, aangestelt, over een diergelyk overspeelig Madeliefje, met het welke zy, zo onhandsch doudynde, gelyk als een simme, met een jong katje, dat zy de moeder ontstoolen heeft, badineert. Doch eindelyk den Sodiak van haar armoedige leerjaaren doorloopen, en het nootschikkelyk Nootjaar van sestien meimaanden bereikt hebbende, wiert Sally gezien by het Opperhooft van een troep vagabondeerende Tonneelspeelders, die zulk een bevallen kreeg in dat schepzel, dat hy op staanden voet, een oude koppelaarster, in ambassade, schikte naar dat mooije dier, die, op belofte van een wonderlyke fortuin voor Mistris Sally, de snyderinne bewoog om haar te transporteeren aan het Tooneel; dat, Post a Post, haar todden en vodden in een weêrschynende zyde tabbaerd, haar begruisde tronie in een bepleisterde contenantie, haar stroohoedje in een gepluimde Fontange, en een haaveloos Meisje in een Madam Salibury herschepte. En nu speelde zy in een boere-schuur, by 't kaersligt, den rol van Lucretia, en, in de maaneschyn, die van Lais, om geen rekening te geeven van eenig verzuim. De zwierige Dorpjonkers begonnen die lieve Sally te admireeren; de getrouwde huisplaagen begonnen voor die bevallige Sally, doch in 't heimelyk, te zuchten; en de podagreuse Vlas-kêkelaars kroopen, gelyk als versleete stakken, na dat Schouwburg, en zy encourageerde de schoone Sally, door een geduurig handgeklap. Eindelyk, en ten laatsten, wierd Sally, door een jongen Milord, die van het Schouwburg een Entery van Venus-nymfen maakte, geschaakt, (doch Madame had alvoorens haar bloempje aan een verliefden Lichtmis van 't tonneel overgelêvert) en zy wiert in een gemeubeleert logement geplaatst, hebbende een bejaarde Gouvernante tot haar Spion, en een jonge Meid tot haar dienst; doch dewyl de grond van diergelyke paleizen vreeslyk slibberig is, buitelde Sally zo dikmaals met de hielen in de lucht, dat Milord 'er de kat in stak, en op een reis, haar van bed en tafel met haar lieste drie Vrienden, zyn Vermoo- | |
[pagina 155]
| |
gen, zyn hart, en zyn beurs, separeerde, waar door zy genootzaakt, wiert, om van de noot een deugd te maaken, dat is, om aan de gaande, en aan den komende Pelgrims, haar bekoorlykheden, in 't groot en in 't klein, uit te venten. Met één woord zo veel als met duizend, (zeggen de haerlommermeer Filosoofen,) zy speelde, op nieuws, voorGa naar voetnoot* Desmodena op het Schouwburg van Drurylane, en voorGa naar voetnoot† Harlotha in de herberg van den Wynroemer, in welke herberg zy, twee jaar geleeden, de volgende avontuur ontmoete. Een galant Nederlander verviel, op een vleeschelyken avond, in de Roemer-herherg, en hy kreeg trek, om een bontje te peuselen uit Sallys Quakkel-pastei, welke Sally alle dag in die Tavern, met haar steekgaren, compareerde en dewelke, behoorlyk door eenGa naar voetnoot‡ lastdraagenden Ambassadeur gesommeert zynde, aanstonts die Kabouter vereerde met haar gezelschap. De bevallige Sally wiert verwelkomt met een Kus, met een schotel Confituuren, en met een fles. Bourgonje-wyn (drie doodvyanden der kuisheid) terwyl dat de Kok onleedig was, om een gelardeerde Kalkoen te prepareeren. Maar, helaes! hoe dubbelzinnig zyn de voorneemens der Onkuische Venus-ridders, want hy, die een voorschoot vol vermaak meende te raapen, genooot een hembdslip vol verdriet, door dien, Sally zo koppig was als een Eriesche paardetuischer, die eenmaal in zyn leeven, een goed paerd te koop veilt; alzo zy verzogt wordende, om haar Compagnon met een Engelsch Airtje te vereeren, niet anders begeerde te zingen, dan de drie laatste regeltjes van een straardeuntje;
Ik heb geen lust
Te zyn gekust,
Vang jy dat mandje met Oesters.
De Galant commandeerde een tweede fles Bourgonje, om langs die puthaak een aardiger Airtje op te winden, maar Sally wiert hoe ouder hoe halsterriger, en het welk nog het alderergste was, zy gooide de onschuldige bouteille, in duizent stukken, tegens den wand van de Conferentie-zaal. De Minnaar eischte een derde fles, | |
[pagina 156]
| |
die pas gedecoiffeert zynde, in min dan een Ave Maria, den weg aller flessen vloog, beloovende Mistris Sally, van al de toekomende bouteilles, die zelve luchtsprong te laaten doen. Als toen liep het uurwerk van zyn gedult ten einde, want die Kabouter, die nooit een Kat liet domineeren boven een Kater, greep met de rechter hand het hooft van de verwoestende Sally, tilde haar met de linker zoetjes in de hoogte, en wierp die schoone Zondaares van al de trappen af, die, by geluk op het lyf van den Kastelyns knegt viel (alle bier-en wyntappers worden, helaes! Kastelyns misnoemt) dewelke roepende, Wat is 'er te doen? door die quant, die ook een dichter zynde, het airtje van Sally, voor de vuist, herschepte, aldus beandwoort wiert.
Het katje breekt een fles,
En zy telt een trap vyf ses.
Vang jy dat mandje met Oesters.
Brussel. Alhier is een valsche speelder op 't bal van het groot Theater betrapt, die naar de hooftwagt is gebrogt, en die in 't kort, met de beul een Partie van hennep, of van spitsgarden, zal speelen. Indien al de valsche speelders die, den Baas aan de Maas, en die aan het Y voor Baron speelen, opgevist, en, tot stadskosten, in het achste Wonder wierden gelogeert, daar zou zo veel ruimte niet overblyven, waar in een Eekhoorentje, met fatzoen, zyn nooten zou konnen kraaken. Doch Hermes vermengt onder de valsche, geen eerlyke speelders van professie, (doch waar dat men die oploopt, weet hy niet) en hy is overtuigt dat Michel nooit een pak kaarten prepareert, dan om ze te kennen, en dat Abderas Dansmeester nooit een paar teerlingen met quik opvult, dan om 'er een koppel Sessen mee te goojen. Een speelders trouw is ligt en dicht,
En, by gevolg, van geen gewicht,
En het vervloekt Cilinder-glas
Eens speelders, recht het scheef, of toont dat nimmer was.
Romen, Op Kersdag heeft den Ridder van St. Joris zyn eerstgeboore Draakje, als prins van Wallis, omhangen met de drie voornaame ridder-orders, van den Kousseband, van St. Joris, en van St. Andries. Dus behangt een boere-schout den nek van een vereelde kinkel, die den vogel heeft geschooten, met de zilvere en de vergulde schilden van St. Sebastiaans broederschap; doch dat | |
[pagina 157]
| |
koningschap duurt niet langer, dan tot dat hy het koningsbier heeft uitgedroomt, en de verlaate mistvork weder opvat. Dus behangt een Auvergneesche Muilknegt, zyn onvruchtbaar Muildier, met een hooggetopte pluimasie, en met rinkinkende bellen, doch ten einde van de dagreis stroopt hy al dat mooije tuig van het hooft des Ezels, en hy jaagt hem na 't stal by de andere beesten. Dus vereert de Paus bisdommen, aan de lichtgeloovige Outerknegten, in het land derGa naar voetnoot* Oogeloovigen, wier inkomsten zo vloeibaar zyn, als de obligatiën van een Gascons edelman. En dus verëert Hermes deeze omschryving aan de welmeenende Pretendents-gezinden, om daar meê de Almanaks-heiligen, die eerstdaags door den driegebeenden Paus Tyburnius staan gecanonizeert te worden, als kermis-ossen op te tooijen, en te palleeren. Londen. Het schynt dat al de britsche Courantiers Paruikmakers worden, want zy snateren nergens meêr van, dan van Hairburgsche nieuwigheden; van Hairburgsche bedriegeryën; en van Hairburgsche bedekte handelingen. Ei heeren Courantiers, laat Hairburg doch eenmaal blyven, daar het t'huis hoort, en laat 'er niet altoos een Hairburgsch hair zyn in de boter van de Courant. Immers is 'er bynaar niet een scheele Menonist, of hy weet wel wat het is, een lot in te leggen in de Hairburgsche lotery van Delfshaven; De jonge Maas- en Y-kabouters zyn, tot overvloed toe, ervaaren in de Ongelegentheden van de Hairburgsche lotery; ja de Drukker Bucefaal betoont ons immers drukklaar, door zyn uitteerende gesteltenis, door zyn in de Maan geschilderde tronie, en door het verlies van zyn hoofdhair, de inconvenientie van de Hairburgsche Lotery. Portugaal. Alhier is een Marquies, door de onvoorzichtigheid van een Apoteekers knegt, die hem het Pulvis der Ratten heeft toegereikt, vermoort. Hermes zal de Apoteekers niet schelden, want een Man die scheld, toont dat hy ongelyk heeft; ook is het hoognoodig, dat men met de Artzeny-wolven huild in 't Gesublimeert Woud zonder Genade, en dat men Dierzaam is met de kruidmengende Dieren. Maar, aan den averechtschen kant van de Medaille staat ook geschreven; dat het hangens waardig is, wanneer ons een Apoteeker in ste van Room van wynsteen, een vier- | |
[pagina 158]
| |
dubbelde dosis van Rattenkruid, in de vuist douwt, en daar benevens leest men; dat een Nichtje des Artzeny bereiders met taaije roeden diende gediverteert te worden, die aan een Officier een poeder inpreekt, dat zo verworgende is, als de Nacht-das van Meester Benedictus van Haerlem. Een Apoteeker is te beklaagen, wanneer hy geen Neering, en hy is te vreezen, wanneer hy veel Neering heeft. Een Apoteeker, die zo dom is in de Artzeny, als St. Lucas kastelyn onbeschaaft is in zyn ommegang, wort gelooft, en een Geneesheer die der zaaken oorzaak doorwroet, en die een goede greep doet in het duister, wort misacht. O de Geneeskunde is een zuster van de Fortuin, want zy verrykt de Apoteekers die haar onteeren, en zy verärmt de Geneesheeren die haar gunst besolliciteeren. Een Apoteeker wort gehaalt in een vergulde Karos, en de Geneesheer Mumin Gazeli komt op een paar vierkante schoenen, met graauw papiere zoolen aankrabbelen. O rampspoedige postpaarden van Galeen, hoe sweeten uw Hoeven! | |
Een sprookje.Gabriel de Bachtisva was een Lyfmedicus van den Kalif Motauvacel Die Kalif (Kalif is een aardige naam!) op een tyd vrolyk zynde, greep den Geneesheer by zyn Vacht, en maakte al de knoopen los van zyn medicinaal wambes, zo dat de Geneeskunde halverwege, zo naakt was als derzelve Afgodin, de milde Natuur. Wanneer is het de rechte tyd om de Zotten te binden? (vroeg de Kalif grimlagchende) Als dan, antwoorde de Geneesheer, wanneer zy zo min achting hebben voor hun Docteoren, dat zy die ontkleeden, tot den Gordel toe. Als dan is het ook tyd om de Nederlanders te binden, wanneer zy, zo dicht als Haft, neêrstorten in de vyzels der Apoteekers. Als dan is het tyd van binden, wanneer zy aan het Doctoortje met den ronden Hoed, dat elders Sparadrap pleisters smeerde, en dat nu aan den Maaskant burgers en boeren verworgt, geloof geeven. Als dan moet men ze binden, wanneer zy geloof geeven aan heromklinkende Pietisten, aan snorrende Moffen, en aan overzeesche Landloopers, die, om hun licghaam te bewaaren voor den noot des hongers, door domme bygeloovige Totebels moordmiddelen, de licghaamen der Batavieren belaagen. En als dan is het tyd om onze tydgenooten te binden, wanneer zy geen acht slaan op een hedendaagsche Profecy, door Hermes Abderites ont- | |
[pagina 159]
| |
dekt, in een hedendaagsche Apoteek, onder een hedensdaagsche Vyzel, luidende, voor een gedeelte aldus; De uitvinding van een Apoteekers Vyzel heeft meêr ellende in de weerelt gebrogt, dan de uitvinding van Bertolds buskruit; dan Barentje van Galens bomben, en dan de groene baden van Jonker Jan Kerveltaart, heer van een diep geruite Wafel. | |
Cedunt arma togae.De bisschop van Rochester heeft gehardebolt met den kolonel Williamson, de overste heeft zig vernedert voor het tempel gevaart van Dr. Sacheverel, en de Kommandant heeft, tegens wil en dank, een voetval gedaan voor het hermelyne bont van een Ecclesiastieke gevangen van staat. Met deeze of met een diergelyke omschryving zou een weekelyks Wysgeer zyn inleiding doen; maar Anubis zegt maar alleenlyk dit; dat de bisschop van Rochester, (een geduldigt Prelaat) den Kolonel Williamson heeft over hoop gestooten, en dat hy nu een paar verdiepingen hooger geplaatst is, om dat hy zo veel te nader by de starren zynde, zig min bemoeijen zou met de zaaken der aarde. Met een historisch mondstoppertje, zal Majas zoon dit middagmaal besluiten. Pater Brookfield was een Veldpaap, die beter bekent was met de H. uit een fransche speelkaart, dan met die uit de gulde Legende, en die met meêr aandacht luisterde naar het rammellen van een Tiktakbort, dan naar het gelui van de Misklok. De studie was met hem, zo gantsch uit de Mode geraakt, als de styve kraagen en de spitsche hoeden Antimodisch zyn, en al zyn kostwinninning bestont, in kroeg in, kroeg uit, te loopen, niet om aan de roekelooze Officieren de straf en boete te verkondigen, maar om hen, door den teerling of de kaert, te ontblooten van hun schaarsche penningen. Eenmaal begon hy onder 't Verkeerspel op een zeedige wyze te disputeeren met een Kornet, zyn Compagnon de Debauche, en het verschil wakkerde, zo heftiglyk onder 's hands, dat de Pastoor den banderoldraager, zo hertelyke Benedictie gaf met een dikke Rotting, die hy noemde Defensor fidei, dat die, als door den blixem geraakt, eerst met de Neus op het Verkeerbort, en, een moment daar na, zylings van de Verkeerbank neerzeeg. De historie voegt 'er by, dat de deugdzaame Priester zig bediende van dat voordeel, en dat hy den overwonnen Officier, zo | |
[pagina 160]
| |
dicht als Mossen-hagel, bedykte met het Oosters riet; doch Hermes gelooft, dat die laster, meer een waarheid is, dan een versiering. Altoos hoe het was, of niet en was, den Kornet wiert na zyn kamer gedraagen, en Vader Brookfield wandelde na zyne. Eenige dagen daar na wiert 'er een Krygsraad belegt, om te zien, wat men zou doen in dit verschillig Verschil, zynde de Kornet een Krygsman, en den ander een Pastoor. De laatste allegeerde tot zyn verschooning; dat de Kornet hem in zyn waarde aangetast, en voor een geschooren smarotser gescholden had; dat hy, ziende dat den Officier begon te knarssen, en na den degen te tasten, zyn Oostersche wandelstaf voor uit hielt, om daar op den storm des Oorlogs, zynde hy een Man des vreedes, af te kaatzen. De Kornet zeide; dat Heeroom hem uitgemaakt had voor een styve Stevelsmeerder, en om dies wil dat hy wat kortademig was, voor een dempige Schimmel; en dat hy hem, daar en boven, zo een strykade had vereert, dat hy zig inbeelde de starkamer van Londen te zien, zynde alles in vlam en vuur voor zyn oogen, en zo voorts. Om kort te gaan, de Pastoor verdeedigde zyn zaak, gelyk als een Cicero, en de Kornet beplyte zyn Recht, gelyk als een Demosthenes, die zyn schild weg gooit, zo dat de President, uitriep met den bisschop Masius; Tot wie zal ik my keeren? doch, ten laatsten velde hy het vonnis met de navolgende Sententie. Het naaste dat ons te doen staat, edele en gestrenge Heeren, bestaat in twee punten; Laat ons Heeroom zetten op het bataille-paerd van den vreedzaame Kornet, en dat de Kornet den eenzaamen kansel beklimme van de manhafte Pater Brookfield. Wat dunkje Heeren, indien de manhafte Pater zyn geschoore kruin had willen vervrolyken, met een blonde engelsche Paruik, en eenige overtollige Outer-ceremonien van Roma's kerkgebaar, willen besnoeijen, zou hy niet wel een Dêkensampt hebben opgesnapt, by den oorlogskastige bisschop van Rochester? daar wort gesustineert van Ja. | |
Waarschouwing.Verwacht eenige waarachtige particularityten van den ChaldeeschenGa naar voetnoot* Pelgrim, waar mede Hermes, tot Brussel is bekent geweest; benevens de overzetting van het Persiaansche Manuscript, en den uitleg van de woorden van de aangehaalden bisschop Masius van 's Hertogenbos. |
|