Den Amsterdamschen Hermes. Deel 2
(1723)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
No. 12.
| |
[pagina 90]
| |
portie der Sexe, in dewelke al haar Macht, en Autoriteit, die zy over de Mannen haar aanmatigt, consisteert. Deeze Schoonheid is aan het Lot aller zaaken onderhevig, derhalven is het maar redelyk (o! Reden is een schoone zaak in een Vrouw!) dat de konst het gebrek der afneemende Natuur vervulle, om dien ongemeenen schat, tegens de afkalkende verongelykingen des Tyds, door konstig blanketzel en door een Italiaansche Jeugd-vernieuwing, te beschermen. Dat het blanketzel, zo wel als de zucht voor de schoonheid, aan de Juffers eigen is, leert onsGa naar voetnoot* Vlpiaen, die aan die zachte Sexe, schoone tabberden, brusselsche kanten, fyn kloosterdoek, en Hollandsch Linnen, benevens een ontelbaar getal van kostelyke ringen, oreilletten, en paerelsnoeren, niet alleen toestaat, als een uitwendig sieraat, maar hy verëert de Dames, daarenboven, met Spaansch root, pomade, en aluinwater, als kleinodiën, die, inzonderheit behooren aan die schoone Werelt, en die het voornaamste punt van haar Zindelykheid uitmaaken. Die onschuldige blanketselen verdeelt Hermes in drie onderscheide classen. In de Vlakken der huid te zuiveren; in die een luister te geeven, of te polysten; en in die te kleuren. Het eerste Blanketsel is eenvoudig, bestaande uit kruiden, uit bloemen, en uit overgehaalde wateren. In het water van Lelyën, enGa naar voetnoot† waterroozen, bloeisel van boonen, sleutelbloemen, komkommerzaaden, St. Jans kruid, speerwortel, zwaardekens kruid, Salomons zegel; zilverschoon, aardbeziën, wyngaard-water, sap van limoenen, en mei-douw. Het tweede Blanketsel wort zaamgestelt, uit het sap van kalfsschinkels en schaapspootjes, uit het water van slakken, van Cauwoerden, uit Mirre, en Kamfer, en uit de vermaarde, zo wel als raare Olie van Talk. Het derde Blanketsel voor de koleur, die of lely-wit, of roozen-root diende te zyn, wort gecomponeert, uit Spaansch wit, gecalcineert poeder van Paerlen, uit Sandelhout, Orcanet-wortel, en Spaansch root. Aan de handen en aan de armen is het Amandel-broot toegeheiligt, en de tanden, over dewelke Ste Apollonia tot een Patrones | |
[pagina 91]
| |
is gestelt, worden, nog daarenboven, gepatrocineert, door de Koraal, Aluin, en den geest van Vitriool. Het hoofthaer der Juffers is een Kamelion, die (in naarvolging van haar ziel) allerlei koleuren aanneemt. In Noortholland wort het gebleikt door Loog; in Holland, en in Vrankryk bestrooit men het met gedroogde Styfzel; de Dames van Ragusa doen het glimmen door Potloot; en de Italiaansche Amazoonen vergulden haar tuiten, met Honig, Saffraan, en dooijers van Eijeren. Te Tunis, en door gantsch Barbaryen, (daar klimt men het allerhoogst naar de pikzwarte Morellen) verwen die fluweele Poessen de tippen der vingers, en het opperste der lippen, met de bolsters der Okkernooten; en hier, en elders, wort een Engele-aangezigt gedefigureert door zyde Mouches en Vliege-pooten. Met één woord, daar is geen gedeelte des ligchaams, dat geen Tributaris is van 't blanketsel: het oog maar alleen, dat de spiegel der ziel is, is aan geen verändering der koleur onderhevig. Hier in alleen heeft de Natuur voorzien, want het oog alleen bevat de waare Schoonheid. Foei! zoon van den Dondergod, schaamt u, en kruipt in uw schulp, als een Huisslak, des te meêr, daar de Juffers niet karig zyn geweest, om u, om u, onwaardig Tuchtheer, met de Confituuren der Mingodes, te regaleeren. Te vergeefs blameert gy de Dames, dewyl ons niets in onzen bitteren levensloop behaagt, dan die betoverende Kunne. Is de Schoonheid niet gelyk een ruuwe Diämant, die dient gepolyst te worden door de konst? het eenigste waar in wy verscheelen van 't Algemeen (want wy gelyken malkanderen door de Natuur) zyn wy dat niet verpligt aan de Konst? De Paleizen van Romen, Napels, en Genua, zyn hun uitmuntentheid schuldig aan de marmere zuilen, en aan de rotsige sieraaden van Paros veelkleurige steenen; en het allerbeste konststuk van Michel Angelo, van Rubbens, en van de Chevalier van der Werf, is een gedeelte van zyn qualiteit verschuldigt aan de doorschynende Vernis. De Muzyk is, ten alleruiterste verobligeert, aan haar drie en viervoudige sidderingen, die het onaangenaam geluid vermommen. Alle de konsten zyn verslaaft aan 's menschen volmaaktheid. Wat is de Welsprekentheid doch, met al haar blaauwe bloempjes van de Rhetorica, ten zy de konst het natuurlyk discours over blanket? | |
[pagina 92]
| |
De Rechtsgeleerdheid is niets anders dan een goede, of een kwaade zaak, schoonschynend te maken, en over te blanketten. Wanneer een ongeruste Zondaar, in een civiel krakeel met zyn Gemoet ingewikkelt zynde, met den Kassier van zyn Conscientie raadpleegt wat dan? hangt Heeroom niet aanstonts een floers van zeildoek tusschen den Patient, en de zuivere Leer, en blanket hy zyn verlangen niet met een langdraadige legende van een luizigen Barvoeter, of van een ongeletterden Woudaap? Wanneer een welgefondeert Pleiter met een Advokaat, over zyn rechtvaerdig proces, adviseert, spant die rechtzinnige Rechtsgeleerde dan niet aanstonts een spinnekops-web van een geblankette Chicane, waar in die welgelaade Honigbie, staans voets, verstrikt? Wanneer een lydende Lyder, die de waterzucht heeft, advizeert met den GeneesheerGa naar voetnoot* Bardana, ordonneert die dan niet vliegens een ordonnantie voor den Kinkhoest? een ziekte, die, by menschen geheugen nooit is bekent geweest in zyn familie. Is dat geen geblanket schelmstuk? De hoofsche complimenten, en de beloften der Grooten wat zyn die anders dan blanketzels, en een vermomming van gedachten? Een Student, die, in 't publyk (onder den Schoorsteen) wort gepromoveert, wort deszelfs onwetendheid dan niet geblanket door de Professoren, en door de resterende Pannelekkers? Een jong Officier, die met de Veêr op de Muts, en met de Vrees in 't lyf in de loopgraven wort voortgestoeit, blanket men die niet, dikwerf, met den toenaam van een Julius Caesar, daar hem die van Tersites beter past? Met één woord, dewyl het leven niets anders is dan een bly-of Treurspel, waar in de kleeders, woorden, en de daaden verbloemt worden, moet men het dan zo vreemt vinden, dat de Vrouwen, die daar in de voornaamste personagien verbeelden, veeltyts een Masker leenen, om hun bekoorelyke tronien te vermommen? En indien de loftuitingen, waar van hen de Mannen bedienen, om die Sexe een beentje te zetten, niets anders zyn dan blanketzels van Vleijeryen, waarom zouden de Juffers dan niet, over en weêr, de Mannen mogen bedriegen, door hen een konstige Schoonheit voor te dissen. | |
[pagina 93]
| |
Maar zoetjes zoetjes Papa, uw Minnebootje raakt vlot, en loopt gevaar, van door het gety uwer vleijery, tegens den wal te dryven, of, 't onderste boven, te buitelen. Want, gelyk als de Huigchelaary en de Leugen, tegenstrydig zyn aan de Oprechtigheid, en Openhartigheid, zonder welke eigenschappen 'er geen Vertrouwentheid onder de Stervelingen gevonden wort; desgelyks is het blanketsel zo veel te meêr ongeoorlooft, en verderffelyk, om dies wil dat het een tastelyke leugen is. Een man die liegt dat hy zwart wort, spreekt anders dan hy denkt; en een Vrouw die haar blanket, tot dat zy wit of root wort, bedekt onder die schors haar natuurlyk gebrek. Is dat geen tastelyke leugentaal? Maar dewyl de Schoonheid een der vier eigenschappen des ligchaams is, waarom zou dan die Schoonheid niet jouisseren van haar voorrecht? de gezontheid, de ligchaams, de ziels kracht, wort gekoestert, en gestreelt, als een delikaate Hofpop, en de Schoonheid moet met de billen bloots hoofts loopen als een Slons. Quelle apparence? De Geneeskunde staat meê overënd, in faveur der blanketterende Juffers, want zy geeft aan die lieve Schilderessen, een Volmacht (dat is een heerlyk woord voor de Dames!) om vier soorten van Smeerpotjes te fabriceren. Eén voor de Wellust, één voor de Gezontheid, één voor't Sieraat, en één voor de Zindelykheid. Ook zou het een doodzonde zyn, om de Schoonheid, die juweeldoos der Kunne, niet te conserveeren; by voorbeeld. Wanneer een Heer een Huis of een Buiteplaats heeft gekogt, is alsdan zyn eerste zorg niet, om alle de vertrekken uit te kuisschen, de glaazen, die niet weinig uit het loot zyn gezakt, met stopverf toe te stoppen, en vorders de vensters, en de deuren te beschilderen? En waarom dan zouden de Dames, de openbaare, zo wel als de gecacheerde Bres, die de Tyd in haar charmes geschooten heeft, niet toedammen door de stopverf der konst, en door de behulpzaame hand der toegevende Natuur. De Reden, schoone Sex, vergunt u het blanketsel,
Dat verf en kleur staaketsel,
Dat Hebes eeuw'ge jeugd, voor 't winterys beschut.
Natuurs volmaaktheid te vergrooten,
| |
[pagina 94]
| |
Te knippen de onvolmaaktheids looten,
Is Paphos voorrecht, en de Schoonheids laatste stut.
| |
Eenige dooijers van het kaakelende Hennetje, genaamt de Courant.Parys. Wanneer men een Man uit het arme gasthuis, met eenige andere lyken, op het kerkhof van Clamar zou onderdompelen, sloeg hy geluit, en riep; gy legt my vry onzacht! de Priester, die min familiaar was met een snappende Doode, dan met een levende Kamenier, koos de vlucht; maar de Doodgravers (o! dat is een medelydent Ras!) verwarmden hem in de naaste Wynhut, kruiden hem wederom naar 't hospitaal, alwaar hy sedert herstelt is. De Graaf van K** had een Schenker (doch in een andere qualiteit dan den Ganimedes van Jupyn) die, eenmaal, zo veelGa naar voetnoot* Punch innam, dat hy in een Stolwyks toeval nederviel, en door de halfdoode Confraters van zyn debauche, naar zyn nest wiert gesleept. Dit gedaan zynde, zond men een deputatie naar den Kappelaan, die eenige onverscheelende verschilpunten naarzag in een tweestoops fles vol Clairet, en die, nolens volens, met horten en met stooten, uit zyn gemakkelyken Leunstoel voortgesleurt wiert, naar het apartement des Schenkers, om aldaar eenige Lykgebeden voor de rust van die smoordronke ziel, uit te brommen. Heeroom ontgon, na dat hy alvorens zyn laatste teug had verbetert, een welsprekende Oratie, doch doordien hy die ernstige gebeden, door onderscheide hikken en snikken, begon te estropieren, vertrokken de respective toehoorders paar aan paar, zo dat de Kappelaan, zig zonder eenig ander gezelschap, dan zyn fles, en den bezoopen Schenker, bevont. Alleen zynde, ontstak hy een pyp tabak (dat is een geapprobeert hulpmiddel in een sterfhuis) en men stelt vast, dat hy meêr op den geur van zyn ontstooke pyp, dan op de nachtrust van den afgestorven Ganimedes mediteerde, wanneer die, op het onvoorzienst, wakker wiert, zich zuchtende omkenterde, en met een schorre orgelpyp vroeg; wie is daar? Alhier zegt de historie, dat de Outerfiel, fluks, het gebed voor den Dooden verkorte, en voor zig zelf, begon te bidden; maar zyn ontsteltenis | |
[pagina 95]
| |
vermeerderde, wanneer het Lyk overënd rees, de gordynen opschoof, en al hikkende gromde; Is de tabak goed, heer Pastoor? Op dat geluit brak de pyp in zeven stukken, de Pastoraale bril verliet het houte paard van zyn neus, en sprong tot tegens de derde verdieping, zyn beevende kniën begonnen te knikken, als die van een Oostersch Stuurman, die een onverwachten Orkaan ziet naderen, en hy was gerezolveert (indien het nootlot zyn kracht niet had verraân) om dien doodendans, door de vlugt, te ontspringen. Maar de verreeze Schenker vloog van 't bed, omärmde den half dooden Kappelaan, en bragt zo veel te wege, dat zy met hen beide (dronkenschaps halve) de voornoemde fles Clairet, waar meê Heeroom geëscorteert was, gingen zitten uitveegen, en toen, een uiltje van zestien engelsche uuren, als broeders, gingen vangen. Parys. Men heeft aan den jongen Koning, tot St. Remy, een Spinnekop laaten zien, wegende vyf pond, die, voor deze, by het schoonmaaken der Kerk, gevangen was. Onze Moeder de H. Kerk is, een tyd lang, zo dikbuikig geweest als die h. Spinnekop van St. Remy, en het kan niet anders zyn, als die, dag op dag, gecaresseert wort, door Yrsche kleppers, en door St. Joris springers? die Kabouters hebben haar, zo gulhartiglyk, bezwangert, dat zy, onlangs, de kuit geschooten heeft van een vervloekte Conspiratie. Die vruchtbaare Matroone is in een groot verlangen geweest naar Koninglyk bloet, doch haar daar van gedisapointeert ziende, viel haar schielyk de arbeid op den hals, en zy kreeg een miskraam, van 't verfoeijelykste Wanschepsel, dat ooit over den groenen buik van de Moeder-aarde kriewelde. Die Torycentaurus, is gebooren onder het verraderlyk teeken van Scorpio, en Mars in Taurus is een zichtbaare voorboode van een strop. Wanneer de Peetoom, van dat schrikdier, de eerwaarde Bischop van Rochester, door een Hakmes is ontwyt, en dat de Jakobietsche Lords, de koppen kwyt zyn, als dan zal men den gewaanden Koning in Copei, en zyn Proclamatie, in Original door Beuls pooten verbranden. De asch (mits dat die door Katolyke handen verzamelt zy) zal men vermengen met Jesuwyts-poeder, en dat zal een heerlyk koortsmiddel zyn tegen de miskraam van een toekomenden Vadermoort. | |
[pagina 96]
| |
Indien al dat St. Joris Ras, met Yrsch spek gelardeert, met Italiaansch vet gedroopt, en met Britsch eikenhout, voor een snel vuur, gebraaden was, daar zou niet een eerlyk Man worden gemist in de drie Koningryken. Een Hoer en een Diefegge, een Torry, en een trouwloos Onderdaan, en een Jakobiet, en een Bast zyn evenveel betekenende woorden. Wanneer een Yr zyn gorgel bet met Italiaans wywater, dan kan hy duizent Myneedigen ingulpen, gelyk als de dooijer van een Duiven-ei. Is 'er iemant die de Getrouwheit, en de Onderdaanigheit, wil bestudeeren, dat die naar 't Collegie der Jesuieten, op een draf loopt. Die een Fenix wil zien, laat die het Londens Monument, en de Kelder onder het Parlements huis, eens kyken. Is 'er iemant die de Waarheid wil beschouwen, laat die de Proclamatie eens naarzien van St. Joris, Contis * Pannelekker. Zo een nieuwschierig Reiziger de Onpartydigheid, in een zoon der Angelikaensche kerk, eens, van naby wil zien, laat hem de schriften van Dr. Sacheverel, die boordevol schuimen van de gezonde Reden, verstand, goed-aardigheid, en discretie, eens opslaan. | |
Waarschouwing.Indien een gebrandmerkte bedrieger, Dief, Fielt, stokwaarderspatrys, Koppelaar, Bezweerder, Roffiaen, gedebaucheert Advocaat (met één woord) de minste Kampioen van St. Joris, een nieuwe list weet voor te stellen, om het krediet van St. Peters visschers Pink, op te boeijen, of indien hy, eenige Waarschynelyke, of onwaarschynelyke Leugens wil bezweeren, of behulpzaam zyn, om eenige Protestante getuigen, te discrediteeren, of om hals brengen, waar door de vervalle Conspiratie kan worden opgetilt; laat die zig adresseeren aan het spreekhuis der Hennip-en Ladderwaarde Loiolisten, tot Amberes, die zal, aldaar, onneerlyk beloont worden. - Papistam expellas furca, tamen usque recurret.
|