Den Amsterdamschen Hermes. Deel 2
(1723)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
No. 8
| |
[pagina 58]
| |
Daar is een Landschap ontdekt, by de oude Schryvers genoemt Romania, en by de hedendaagsche Grolliania; het is, voor een gedeelte, onder een bevrooze luchtstreek: want nergens is een verzierden Yver heeter, en een oprechte Aandacht, koelder. Het gouvernement wort bestiert door een grys verkiezelyk Monarch, door wiens oud gebouw, een Sleutel, en een Zwaard wort gedragen, zynde de zinnebeelden van Rykdom, en van Vermoogen; door den Sleutel opent hy al de Koffers der onderzaaten, en door het Zwaard berooft hy den Nabuur, en verdedigt den gebedelden, en gestoolen buit. Een ieder die voor hem verschynt, moet een van zyn Loopers kussen, en dat door een overoude costuim, opgestelt by eenige Vorsten, die geplaagt waren met een Zwakheid in hun kroonen, of met gezwellen, en zeeren in hun handen. Zelden reid hy op een Paerd, maar dikmaals, op de schouders van menschen, om te bewyzen, dat hy, altoos beesten van menschen vint, of, voor 't minst dat hy menschen herschept in beesten. Dikmaals maakt hy, doch zelden onderhouwt hy Wetten, en echter breekt hy 'er geenen: want hoe derft men zeggen, dat iemant die onfeilbaar, is een, eens vastgestelde wet, zou vernietigen, ja al was het ook een weddingschap? De inboorlingen worden verdeelt in twee stammen, in den stam der Guiten, en in den stam der Eenvoudigen, en de eerste beheerschen, altyts, de laasten; beide zyn zy overgegeeven, aan overleveringen, en aan oude gewoontens; ja dus ver overgegeeven (zegt Hermes) dat zy liever hun licghaam, en hun ziel waagen in een oude lekke Moszelkraak, dan in een hegt en nieuw Koopvaardy-schip; ja zy noemen het een goddeloos werk, een kamer uit te stoffen, wanneer die met de assche van vier geslachten is opgepropt. Het getal der Kloosters, overtreft het getal der Dorpen, en de Paleizen der grooten, zyn niet meêr dan Lootsen, en Hutten, vergeleeken by de Abdyën. Naauwelyks vind men aldaar een vryë Eigenaar, zynde de inwoonders (de Monniken uitgezondert) slaaven of bedelaars. Zy zwetssen, als Orvietaan-kramers, dat zy alle een G** dienst beleiden, maar hoe dat die G** dienst heet, weet niemant; dit alleen is ons bekent, dat zy Onwetendheit beleiden, Onderzoek haaten, en hen verbeelden, dat de naaste weg, om het enge voetpad van den gelukzaligen weg te vinden, maar alleen bestaat, om, blindelings, te struikelen, of | |
[pagina 59]
| |
om de Paapen naar te volgen, die hen, met een duistere Lantaarn, door heg en struik, en door dun en dik leiden. Dus leid een Tovenaar 't verdwaalde Moeders-kind,
Dat gantsch vertwyffelt, en verbolgen,
De stalkaars van 't Bedrog wil volgen,
En eindelyk in een sloot of gragt, zyn einde vind.
Zy doen niet, dan, gestadig, kruissen maaken, in den wedloop hun 's levens, zy dwarsdryven de handen, geduurig over malkaâr, en zy gelooven, dat zy, op ieder voetstap, of duimbreete des wegs, gezegent worden. Zy durven geen water, olie, zout, was, yzer, ja geen Paas-eijeren inslikken, ten zy die eerst zyn bezwooren, en dat 'er de Duivel, die zo wel een Ey uitzuipt, als een Wezel, 'er uit verhuist is. Die beschryving zegt, wyders, stilzwygende, dat de eerste H. van Romania, een ruuwe blok was, romp-slomp uitgebytelt door Hoetelaars en Knoeijers, maar dat deGa naar voetnoot* Kerkelyke Rechtsgeleerden, gelyk als Smeden, met den blaasbalk der Raadsbesluiten, blaazende, daar uit een Mozaisch gebouw, uit onderscheide stukken en brokken zaamgestelt, hebben gefabriceert. Onder die katolyke Vulkaanen, telt men, Gratiaan, Paus Jan, Gregorius, en Bonifacius, benevens derzelver Winkelknechten en Daghuurlingen, Hostiensis, Panormitaan, en diergelyk vee. De Paapen, en Monniken, sloegen, als ervaare Timmerluiden, de hand 'er aan, en door hun School-regelen, en Paslooden formeerden zy dat tot een naar en yslyk schepzel. Toen begonnen Aquinas, Scotus en Alexander te werken als jonge Duivels, en met den draat van Onderscheit, maakte zy, dat dat geen, dat verschriklyk was, zig gelykmatig opdeê; zy polysten het daar het ruuw en onbeschaaft was, en door de loode en buigzaame passers van hun wysgeerte en bewyskunst, wiert die verschrikkelyke blok gebragt tot de form van een mensch. De groote Kerkvergadering van Lateranen, begon lustig meê de hand aan 't spel te slaan, in 't jaar twaalf hondert en vyftien, die beschaafde dat beeld, en verëerde het een paar pooten, om op te staan. Eenigen tyd daar na wiert het overgebikt door den Constantynschen, en Bazelschen Kerkraad, en die veränderde de gestalte, | |
[pagina 60]
| |
in zekere punten, betreffende de waardigheit des Paus: want zommigeGa naar voetnoot* Kardinaalen zwoeren, dat de kop al te hoog stont boven de schouders, (dat van St. Joris Ridder mogt ook wel vyf voet laager staan) en zy wilden dien styven nek wat meerder, neêrwaarts, buigen. Eindelyk wiert dat mismaakt beeld overgevoert naarGa naar voetnoot† Trenten, en overgelevert aan de bytels en hamers der konstigste beeldsnyders, die het verbeterden (dat is, die het verërgerde) en die het, wanneer het zo wormsteekig was als de bekende Amstel zyworm, echter, van meet af aan, op deszelfs zuilvoet, opstelden. Maar nu, ô naneeven van Klaas Borger! is het onder 't pinseel der Schilders en Vergulders vervallen; onder de eerwaarde vergadering van Judas, de Paters Jesuieten, en hun navolgers, die, dag noch nacht, ophouden, van dat Dagons-dier te stoffeeren, en op te smukken. Een oude gerimpelde, afgekeurde Toneel-kat, gebruikt niet het zestiende deel van Wasch-ballen, Appel-zalf, of Limoenwater, om haar getaande huid te herverven, dan zy doen om dat beeld op te tooijen: de zommige poogen, met ongetemperde kalk-mortel, de reeten en scheuren, die de Zon der waarheid daar in gemaakt heeft, toe te stoppen. Bellarmin en zyn medekonstenaars haalen allerhande schoonschynende verf-koleuren overhoop, en weten den berookten wand daar van zo zindelyk, en konstiglyk te vernissen, dat een gemeen oog deszelfs gedaente niet kan bekennen. Surius, Baronius, Pater Hasart, en diergelyke flik flooijers vryven hun koleuren met sprookjes, en zy overschaduwen die met vertellingjes, op dat het niet al te jong zou schynen te zyn, maar te vergeefs, want zy hebben hem maar met een gryzen baard, en een klapmuts vermomt. De resteerende staan 'er rontom, gelyk als Tuchtheeren, en zy snoeven op de konst, en op de antiquiteit van dat beeld, zy vleijen de baazen, en zy verheffen dien Afgod, tegens de zo genoemde Ketters. Dagon, eindelyk en ten laatsten, klaar zynde, wort geplaatst tegens over 's Heeren altaar, zy vallen neder op hun Schaapspooten, en zy aanbidden hem, ja zy poogen een iegelyk te dwingen, om dat half visch dier te eeren, als het Orakel van Onfeilbaarheit, den Toetsteen der waarheit, en den Zuil der behoudenis, en onder- | |
[pagina 61]
| |
tusschen warmen zy hun yskoude pooten by deszelfs altaar-vlam, zy braaden hun Patryzen aan deszelfs offer-vuur, en zy vullen de bacchus-kruiken hunner maagen, met de onnozelheit der Misse, met de lichtgeloovigheit der Aflaats-brieven, met de Phosphoros van het Vagevuur... ja zy lagchen in den vuist, om dat de vroome man, wiens vrouw zy afzoenen, in 't hoekje van zyn eigen haart, het spit moet draaijen. Ga naar voetnoot* Onlangs viel 'er een vervaarlyk krakkeel voor tusschen een Schilder, en een Bakker, die den Florentynschen wyn zoogen, gelyk als 's moeders zog, en die, door dat vogt, geleert en opgeheven zynde, een onderling dispuit ontgonnen, wegens hun verdiensten voor de H. Kerk. De Schilder roemde, dat hy meêr Santen, en Santinnen had geschildert, dan de huisvrouw van Kapricornus versche Stekelbaarzen had ingeslikt, en dat zyn kostelyke arbeit wiert geëert en geviert, door de gantsche Katolyke werelt. De Bakker, die zo vast op zyn stuk stond, als zyn Bakkers paal, riep, dat dat, op voeten en vademen, niet te pas kwam by zyn verrichtingen, als die dat maakte, het welk hy in de kwaliteit als Kladschilder, wanneer Heeroom eenige woorden binnen 's monds, daar over gepapegaait had, ten zy hy een Ketter wilde zyn, gelyk als de meeste Schilders, moest aenbidden. De man der koleuren repliceerde; dat zyn Goden zo hard waren als Spykers, en vry langer duurden dan die van de fynste bloem, en dat zy tyd en eeuwen konden uitstaan. Hier op antwoorde de Bakker; de uwe vermaaken maar alleenlyk het oog, en de myne voeden ligchaam en de ziel. Gy (sprak de Schilder) maakt voor de Rob uw Goden. En gy (shreeuwde de Bakker Lichtgewigt) maakt Santen, die, gelyk als Haagsche Lichtmissen, onderhevig zyn aan de Mot, en die, gelyk als doode krengen, worden opgesmult door de wormen. Op dien voet vervolgde dit paar hun verschil, tot dat zy malkanderen by den kop vatten; de Schilder wiert heerlyk opgeschildert, met de Inlandsche vermilloen van zyn eigen bloed, en den Bakker wiert zo plat geklopt als een wittebroods-koekje, wanneer een Priester des Heeren, ter goeder uur, in de wyn-herberg intrad, die eerst hun h. doldriftigheit bessechte, en hun naderhant bedwong, om aan hem, de beweegende oorzaak van die woede te | |
[pagina 62]
| |
biegten. Meester van het deeg- en van 't verf-geheim zynde, bestrafte hy hun met de volgende vermaaning Gaat in vrede, op myn vaderlyk gezag, en weest doch altoos vrienden, uit respect, voor onzen Vader den Paus, en uit eerbied, voor onze moeder de Kerk, die, in statu quo, niet lang zou subsisteeren; zonder het konstpinseel van een Schilder, of het gereedschap van een Backer. Op den eersten April zyn veeltyts de zinnen op hol, en dat is een uitneemende tyd voor de Jakobieten, om een bedevaart te ondernemen, na klein Kobisje van Compastella, of na Madame de Loretto. Wat Hermes belangt, hy wenscht, dat 'er een half millioen die Pelgrimasie ondernam, en dat de rest, die zo gulhartig die vervloekte Conspieratie heeft beyvert, uit den weg wiert gehangen, het is waarschynlyk, dat de Koning 'er niet een getrouw onderdaan by zou verliezen. Ondertusschen verzekert Hermes die Lezers, die nog ongebooren zyn, dat 'er in de Verlooren arbeid, in Niemants straat, een deugzaame Paus, verzelt met twee nederige Kardinalen, drie houwe en getrouwe Jesuieten, een geleerde Monnik, een kuische Non, een maatige Abt, een gedinsinteresseert Biegtvader, en zeven Chanoinessen, die de gist van Continentie bezitten te kyken zyn. Alle die geene die deze Monsters, raarder dan Africa oit voortgebragt, of immermeer te zien zyn geweest by Blaauwe Jan, wil kyken, die moet aanstonts naar die voornoemde plaats galopperen. Een nederig kind van onze Moeder de H. Kerk, en een trouw, litmaat des Roozenkrans, eenmaal in eenige Uitleggers der fabelen, die van ieder sprookje, en van ieder Katolyke grol, reden geven, iets lezende vroeg aan een Karthuizer, die stom en doof, gebooren was; waarom dat in de goede Vrydagsch Misse, als wanneer dat de kerk niet alleenlyk bid voor alle vroome Katolyken, maar ook voor de heidenen, en de Jooden, den Paus of de Kardinalen niet eens worden gementioneert? waar op de eenzaame Priester aldus andwoorde; Helaes, myn Heer, dat is een abuis, want zy zyn, bedektelyk, vermelt in die Petitie, Laat ens bidden voor alle Ketters, en afvallige. Hermes sustineert dat den alderheiligste vader geen Satisfactoirden andwoort op die particuliere vraag, zou hebben Geëxpedicert. | |
[pagina 63]
| |
Roma orbem domuit, Romam sibi Papa subegit,
Viribus illa suis, fraudibus iste suis.
Quanto isto major Lutherus, major et illa
Istum illamque uno qui domuit calamo?
I nunc Alcidem memorato gracia mendax,
Lutheri ad calamum ferrea clava nihil.
Dus zingen de Wigs, om de geheugenis van dien nootschikkelyken Monnik te vereeuwigen, en de Torys hadden gehoopt, van die Muziek op andere nooten te zien, en de glorie, van die hervorming, uit te wissen, door de Roozen olie van den Pretendent. Ha had dat St. Bartels Dessein gelukt, hoe schielyk zou St. Peters moort-trompet, van St. Paulus tooren trans hebben gebazuint! De naam van Protestant zou ruim zo veracht zyn geweest, onder de zoonen van Albion, als die van Jood is onder een societyt van Paters Inquisiteurs, als die van Hoer, is onder een zedig bezoek van Mennos Zuiglammeren, of als die van Konstenaar (en wel voor naamlyk van Schilder) is in een Coffihuis vol Genueesche Woekeraars; en zo men by geval, dien naam ergens had gemelt, zou het in erger karakters geweest zyn, dan die der herszenlooze herdoopers van Munster. Maar die vrolyke hoop, is in de dunne lucht verdweenen, gelyk de grilzieke kitteling van een behaaghelyken droom. De geneesheeren verzekeren ons (O een diergelyke verzekering is vry hachlyk!) dat Ezels-melk een deftige remedie is tegens de Teering. De katolyke zaak teert uit, en Ezels-melk alleen moet haar herstellen. In Engeland is een lieftallig zoort van lastdragende dieren, die de Mans zuigen, om de Outerfielen te voeden; ja die zelfs haar minziek bloed, benevens dat der tedere zuigelingen Exponeren, om hun ouders tot slaven, en hun Echtgenooten, tot bullen te maken, die lieve en vriendhoudende Poeszen, zullen, zekerlyk, haar beproefde klanten speenen in de dagen der wederwaardigheden. O wat is het een verdienste, een eeuwigduurende verdienste, van een dozyn H. Priesters, of vaders der Societyt te verbergen, en te voeden! van die lieve vaders, die maar alleenlyk worden vervolgt, over Verraat, Moort, en diergelyke Outer-beuzelingen! Uit de volgende geloofs-artykelen, bewaarheid Hermes de | |
[pagina 64]
| |
rampzalige, en dubbelzinnige stellingen van Loiolas zwarte Torren. Pro fide teneo sana.... Quae docet Anglicana,
Affirmat quae Romana.... Videntur mihi vana.
Supremus quando Rexest.... Tum plebs est fortunata,
Erraticus tum Grexest.... Cum caput fiat Papa.
Altare cum ornatur.... Communio fit inanis,
Populus tum beatur.... Cum mensae vino panis
Asini nomen meruit.... Hunc morem qui non capit,
Missam qui deseruit.... Catolicus est, et sapit.
| |
Waarschouwing.De toekomende Hermes is, een vrolyk, zo wel als een wydloopig vertoog, wat van beide het nootzakelykste voor een Koningryk, of voor een gemeene best, is, de Rechtsgeleertheid, of de Geneeskunde? Zo Anubis dat na myn zin verhandelt, zonder zyn voorgaande gedachten, die hem thans ontschooten zyn, te herhaalen, zal ik hem trakteren, op Colchester Oesters, en op zes drielingen, Gemusqueerden Hocgheimer Wyn. Een gestadige koorts is ooirzaak geweest, dat Hermes papier in een schrikkeljaar vervallen is; hy heeft zig tamelyk, in deze bladen, van de Atrabilis, ontlost, of het nu zal verbeteren, of verslimmeren, verwagt hy eerst van de koorts, en ten tweede.... Heer hoe nieuwschierig is weerelt! Vaar wel. |