Den Amsterdamschen Hermes. Deel 2
(1723)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |||||||
No. 6
| |||||||
[pagina 42]
| |||||||
rie van zyn Confrater beklimt, nu en dan een plaats heeft in Anubis nieuws papier? en waarom dat 'er onlangs twee jonge Heeren, met een groene Cheese, en een groen paerd, verdoolt gereeden zyn, in de Woestyne van een kleevende Herberg? En diergelyke verschil-punten van viervoetige eklipsen. Naauwelyks waaren die vraagpunten, langs den wenteltrap van zyn dichtkundige tong neêrwaarts gerolt, of Hermes voldee zyn nieuwschierigheid, door het navolgende sprookje. In het Liesbosch buiten Abdera was de huisvrouw van den boswachter doodelyk krank, of voor 't naaste, zy zeide, dat ze zo gestelt was (de Vrouwen hebben altoos een koorts, en de grooten het Flerezyn, Acommande) en de Pastoor van het naaste dorp wiert opgeklopt, om het Wyf met den olie van onze moeder de H. Kerk, in te zulten, en om haar, verders, te assisteeren met een geestelyke Certificatie, tegens de straatschenderyen van den Partisan der vliegen. De goede Heeroom vloog aanstonts overend, verliet de warme hemdslip van zyn gezellige Klop, greep ons Heer by 't hoofd, klom op een maageren schimmel, en daar meê weg. In het Liesbosch gearriveert zynde, trok zyn out hart na een snuifje, maar, helaes! in het uithaalen van de Snuifdoos, wiert de yvoore doos, waar in den laatsten troost der stervende vrouw ingepakt was, ook uitgehaalt, en die viel in 't groene gras. Heer Klaas vermiste ons Heer niet, voor dat hy dien nodig had, en na dat hy al zyn zakken door en door had gevisiteert, riep hy; Ik heb of de Dui... haalme ons Heer verlooren! Na het uitbalken van dat vroome schietgebedeke, sloeg hy eenige kruishouwen over het kranke Wyf, en daer meê te paerd, om ons Heer op te zoekken. Hy zag dan (indien die Leugen waar is) een straal zo groot als een waterbuys, en die vuurige zuil klom van het boommos tot aan de zilvere starren, terwyl het woud kraakte als brandende Laurier beien. Heer Klaas die altyt een gezeegent Paas-ei in zyn goudbeurs droeg, en die by gevolg, hart was, tegens vuur en vlam, snorde naar dien brant, die omringt was met alderhande soorten van wilde dieren, tot de Kasuaris, en de Leviathan inkluis, dewelke, (uitgezondert een pikzwart paerd) devotelyk op hun buigzaame, of stramme kniën, in 't gras neêrgeboogen laagen, en de yvoire doos aanbaden. De Pastoor scheen vergenoegt te zyn met dit vuurmirakel, maar het | |||||||
[pagina 43]
| |||||||
ergerde hem, dat die pikzwarte Hengst niet, in compagnie, nederknielde benevens de andere beesten, en hy vroeg hem (doch de Historie zegt, in zeer beleefde termen) waarom dat hy, benevens zyn Confraters niet nederviel op zyn voorste mergpypen? Om dies wil dat ik een booze geest ben, onder de gedaante van een paerd, (repliceerde die zwarte bucefaal) die dagelyks aan de paordedieven gelegendheid geef, om my te steelen, die dan, naderhant, gehangen, gegeeselt, en gebrandmerkt, of, voor 't minst, in de Courant gezet worden. De Heeren Paardenhuurders, en de Haagsche Lichtmissen, konnen hen eens spiegelen, in deezen mirakel-spiegel; want dat 'er veeltyts, een booze geest schuilt onder de pikzwarte huid eens Hartdravers, is niet dan al te kenbaar aan verscheide jonge Heeren, en koopluiden, die in 't begin met die bezeetene dieren, uit de stad, naderhand uit hun Crediet, en eindelyk uit Linnen en Wolle, na den Oranje-boom van Suratte of na de buite stadsherberg van Bengalen hartdraven.
Gwae ny chidwey dhevaid
Rhachleidhie Rhufemaid
Aiffon gnwppa.
Owen Tudor.
Romen. Grand Papa, ziende dat de zaaken, in Engeland, gedraaiboomt worden, is geresolveert van nieuwe mesures te nemen. Nu is het naaste middel van die Conspiratie, dewyl ze mislukt is, te verdoemen, want diergelyke geestelyke Ondernemingen, worden nooit goedgekeurt, ten zy ze voorspoedig uitvallen. Toen het buskruid verraad ontdekt was, profeteerde St. Greenwel, dat die ontdekking den nek zou breeken van het Pausdom. Maar daar groeide schielyk een huid over die opening, door dien de lichtgeloovige wierden in slaap gezuit, met het zeggen; Dat Guy troef had verzaakt, doch dat de goede zaak eens zou boven dryven. Het woord Hoogverraad is een vuil leelyk woord, en wie is er die dat niet haat, wanneer het mislukt? Papa vervaardigt geheime instructien voor het toekooment bestier, en een ieder heeft vryheid van den Paus, en den Ridder, ongestraft te mogen vervloeken, mits dat daar door Le grand oeuvre bevordert wort Niets wort naauwer waargenomen, dan het verzegelen der lippen dier H. Yrsche en Britsche Martelaaren, die zo standvastig de laatste | |||||||
[pagina 44]
| |||||||
bedevaart ondernemen na St. Tyburn, en wiens mirakeleuse reliquien, zo glorieryk zullen pronken, boven de Londensche brug, of boven Tempel-bar. Men verzekert hen den Hemel, de gebeden der Kerk, en de eer van in roode letteren te zullen herleven. Overtuigt hen nu al eens, wat zwaarigheid is 'er dan? Want Verraad is geen verraad dat rechtstreeks wort losgebrant tegens een Ketter. Een leugen die overgelevert wort met den laatsten snik, is verdienstig, en een liefdaadige katolyk gelooft een solemneele onwaarheid. Doch is 'er een wittebroods kind dat geen baas is over zyn roode lapje, en dat lafhartig het geheim der Misse ontdekt, die overlaad men met verwytingen, men ontornt zyn zwakheden, en de Lastering wort vergezelschapt met, Ik heb het hooren zeggen. De ervarendheid van een Generaal bestaat zo wel in den Aftogt, als in den Aanval, en indien de Heeren, Conspirateurs het nu maar behendiglyk ontslippen, is 'er kans, om die rekening, eens naderhant naar te zien met de Ketters. De Apostolische kamer heeft goed gedacht, om de volgende verandering te maaken, in de aflaats-brieven der navolgende zonden.
Daar zyn, desgelyks, zeekere benaamingen, eertyts ondeugden, Getransubstantieert in Deugden; als Liegen, Dubbelzinnigheid, Huicghelaary, en Rebbely. De Vaders vanGa naar voetnoot* Judas Societyt hebben aangenomen, om die verandering aan alle de Conscientie-zui- | |||||||
[pagina 45]
| |||||||
gers te communiceeren, en om daar in, hun patienten te onderwyzen. Sr. Hermes. De schoone Isabelle, wiens oogen flonkerden als dwaalstarren, wiens hair zachter was dan het bont van een Hermelyn, en wiens nagels scherper waren, dan het pennemes van den Advokaat Lekkerbeetje, is op het dak van Eer gestorven. Die schoone Muiskat, zonder dat zy Mumin Gazeli ooit heeft Geconsulteert over haar gezondheid, en zonder ooit den Groeningschen Geneesheer Smeerwortel, raad gevraagt te hebben, is den weg aller katten gegaan. Zy was een gewillige Huiskat voor de gantsche weerelt, doch een Tygerin voor de Katers, want zy verontwaardigde, met een adelyke fierheid, de bytende Douceurs van die krollende Kabouters; en zy leefde als een kuische Penelôpe, onder het spinnen van Muizen-snaaren, en onder het weven van Ratten-tapyten. Nooit zag men haar op het hooge huisdak, of in den laagen Proviesie-kelder, met maartsche Katers in een verliefde Conferentie; ter contrarie, zy bewaakte, als een Vestaalsche Non, den H. haart van de geurige keuken. Wat dunktje Hermes, zou Kapricornus, wiens kuische Muizevangster van twee jonge Katers bevallen is, wel de helft van die deugden konnen optellen? Uw Dinaar, Josef Matou. Sr. Anubis. Ik was opgeschikt met een superfyne neteldoeksche das, die vry zindelyker was geplooit, dan het doodvonnis van een Jakobiet, wanneer ik in de armen viel van de tedere Jakoba, die my in haar lieve bouten vangende, zo vuurig zoende en foolde, dat myn gesteeve hals-sieraat in zeven minuiten, meerder kreuken kreeg, dan den regenmantel van een engelsche Kamerpoes. Wat hier in nu gedaan, Vader Anubis? want onze kerk is gemangelt en ongekreukt? Stil Papa, ik zal klappen. Zy naderde my met haar kuische adem (Wetenschap is een kostelyke diadeem voor onze Zusters, en wysheid versiert haar meêr dan een toer Oostersche paerelen) en over myn verkreukte das ademende, zou zy, waarschynelyk, de kreuken door haar adem ontkreukt, en de onechte plooijen, door de koraale plooi van haar lieven mond, hebben herplooit, maar.... mag Stemmigheid eens openhertig zyn? door | |||||||
[pagina 46]
| |||||||
dat adem haalen over myn Das, kreeg zy occasie, om die, van meet af aan, te kreuken, en.... loop Hermes, ik heb reets te veel geklapt. Simeon Kraak-amandel. | |||||||
Aan den Tuchtheer der Nederlanders.Uw Pinseel is al te straf, Sr. Hermes, en je waagt uw gelt min dan uw taille: indien het onstuimig gemeen eenmaal zyn achting verliest voor den Censor, is hy in levens gevaar; want wanneer een wilt Zwyn raazent wort, is de Leeuw zelfs niet veilig. Uw Vriend N. Niemant. Hermes is niet onbewust, dat de Speurhonden eenen Hei-haas dood dryven, en dat 'er zomtyts, onder het hooftsieraat van een effe Spaansche Paruik wel een Luipaart schuilt; maar aan de andere zyde, was het nooit zyn manier, een versch ontgonne Pastei, op 't gebas der Doggen te verlaaten, of zyn tydgenooten, door het uitdooven der Waarheits toorts, in het duister te laaten. Waar in doch misdoet Hermes? misdoet hy, wanneer hy zegt; dat Peter een Hesperischen tak van interest heeft geplant, in de kweekstoof van Woeker, die thans al buiten de broedkas is gegroeit? misdoet hy, wanneer hy zegt; dat een zeker Advokaat zig verrykt, door het verkoopen van zyn gemoet, aan een man, die anders hennep-ziek was? misdoet hy, wanneer hy zegt; dat Jan zyn Vrouw en Dochters overgeeft aan Jan Alleman, en dat hy, gelyk als een Slagter, zyn Krediteuren in vleesch voldoet? misdoet hy, wanneer hy zegt; dat Diederik, gelyk als een Vorst leeft, terwyl zyn Papa, met een Ragou van zemelen, en met een Pastei van Roggenmeel, opspringt? misdoet hy, wanneer hy zegt; dat de Doctoor Zevenboom, het Joden Kerkhof met miskraamen toedamt? misdoet hy, wanneer hy zegt; dat de Abt Kaneelkoek, die, ten naastenby, zo veel kwarteelen om de ribben heeft, als een Straat Davids Walvisch, zyn vleeschelyk gebouw, met Faizanten en Ortolans, onderschraagt, terwyl zyn uitgeteerde boeren zo mager zyn, als het deibeen van een Sprinkhaan? misdoet hy, wanneer hy zegt; dat de Eer met een bonnet zonder bodem, en dat de Deugd met een kleed zonder voering loopt, terwyl dat de Ondeugden, die wittebroodskinderen der Lukgodes, gezeeten in vergulde hangkamers, langs 's heeren straaten rol- | |||||||
[pagina 47]
| |||||||
len, of met een Pints-roemer in de rechter hand, en een Nimf. op de linker knie, van drie Moszen, en drie Vinken, zingen? Indien diergelyke ontdekkingen, op den haatelyken naamrol van feilen worden geplaatst, fiat, doet dan uw best, om die feilen, die, dag en nacht, gelyk als de Jakobieten, in embuscade leggen, te ontwyken: doet uw profyt met Hermes misslag, en bedankt een Tuchtheer, die zyn leszen beslaat met Roozenwater, en met gekandelizeerde Zuiker-kandy. Sr. Hermes. Drie zaaken veroorzaaken 's mans bederf. Een machtig gierigaart tot zyn gebuur; een valsche vriendt tot zyn Confident; en een Wyf die haar huuwelyks-burgt ontloopt. Een Vrouw, die het huuwelyk fricasseert, die haar Man, op het barre strand van vertwyffeling, laat zitten, en die, gelyk als een onberaade huis-kat, den huis-haart ontsnapt, is geen groote Almanaks-Santinne. | |||||||
Een sprookje.Mejuffrouw Suikerei kreeg, onlangs, een weêrzin, tegens haaren Visboer, om dies wil (dus wort 'er gegist) dat zyn ligchaams gesteltenis zo koel was, als het bloed van een versteende Lengvisch, en zy rezolveerde, om eens aan den wind te gaan, en om iets te zoeken in de Vleesch-hal der Werelt, het geen zy niet vinden kon op de Vismart van een yskoude legerstede. De geabandonneerde Hals, (alhoewel hy genoegzaam zonder reuk is) rook aanstonts lont, en na dat hy, tot heeswordens toe had uitgegorgelt; dat de vrouw een hel is voor de vroomen, en een lustplaats voor de boosen; ontstak hy een ongelkaers in de Lantaern van zyn Inbeelding, en hy liep op den lichten dag, niet een Mensch, maar wel een ontvlooge Kerk-zwaluwtje opzoekken. Hy vondt Madame; by ongeluk; hy ontmoete die fyne Baget, die min aangenaam dan een Lente-roos, doch vry zo sterk van reuk was; en hy geleide dat houte paerd, waar door zyn Haring-Trooije, lichterlage, zou blaaken, langs de stadspoort van zyn Voorhuis, tot in de Voorzaal van de Visburgt. O Hermes! een Man die zo een ondankkbaare Onderlaag viert en koestert, plant bloemen op een Mesthoop; besluit Kaneel-water in een zeef; en zyn Eer en krediet, is zo min onder die Tarantel-pooten bewaart, als een zuiglam is bewaart op een Wolfs- | |||||||
[pagina 48]
| |||||||
feest; als een Patrys is bewaart op een klampvogels kindermaal; of als een boeredorp is bewaart met een raazenden Paap. De Historie zegt wyders, dat 'er fluks een fles lekkeren Bergerak-wyn, tot een Middelaar van dit domestiek verschil, wiert uitgekipt; dat dit feest, zonder veel maauwens van Poes, en zonder veel krollens van den Kater (doch dat is het beste niet) afliep, en dat zy uitwendig zo vergenoegt scheen te zyn, als een Sperwer, die voor zyn gezondheid, een Huismos inneemt. Maar het sprookje voegt 'er by, dat zy op nieuws, Tekelys geworden, en, door de vlugt in de party der Malcontenten ingestort is. My is wel verhaalt, O Hervormer der zeden! dat een Leeuwin haar ketenen verbreekt, en Haas op speelt, maar dat zulks gebeurt, in een Bouloneesch schoot-keffertje, of gevlakt Spiljoentje, komt my, zo kluchtig voor, dat ik u, met, alle eerbied, verzoek, om dieGa naar voetnoot* Maan-taning onder de Fabel-schors van een sprookje, aan uw vrolyke Lezers mede te deelen. Uw Vriend en Dienaar Myops. | |||||||
Waarschouwing.Hermes zal, in zyn naaste papier, zyn Lezers eenige geestelyke Chymische operatiën, van St. Peters Erfgenaam, mededeelen. Desgelyks zal hy onderzoeken, of het geoorlooft zy eenige Minnedranken, toe te stellen, of malkaâr, opwaarts te vergeeven. |