Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 369]
| |
No. 47
| |
[pagina 370]
| |
rekels schieten immers uit hun kot, op d'aannadering van een Vreemdeling, en Argus, die niets waagt dan een Taartpan zonder beslag, dan een Herszenbekken zonder ingewant, zit stok stil in der muite. Wanneer Ga naar voetnoot*Jupyn en Merkuur den armen Filemon bezogten, andwoorde die hals, a peu prês, a propos; en nu Jupyns Zoon Argus bezoekt, is Jo's Gardiaan zo stom als een Visch. Wat Collega, schep moed, immers is het weerels-kundig, dat je nooit een zaak, als zaak, beantwoort, want indien Hermes u vroeg, naar de fortificatie van Nerva, zou je hem een beschryving doen van de derdendaagsche Koorts; zynde het aan u zo onmoogelyk om iets, a Propo, te beantwoorden, als het aan zeeker Boxenmaaker moogelyk is, aan den rechtzinnigen zin van dat Verbont, geloof te slaan, het welk hy dagelyks ontarnt, gelyk de naad van een Maatroose-broek. Romen. De weerbarstige Geestelyken, die als Argonauten den brullenden bul der Constitutie bestormden, zullen een knip op den neus krygen, zynde de resterende, door een hand vol stofgout, (Pulveris exigui jactu) bevreedigt. Door eenige sprookjes zal Hermes dit nieuws ophelderen, om (is het doenlyk) daar door een Kardinaels hoet voor hem, of voor zyn Descendenten te Obtineeren. Laurens de Medicis van een Ambassadeur des Soudaens gevraagt zynde; waarom dat 'er tot Florence, niet zo veel Zotten (naar advenant) langs de straaten holden, als wel tot groot Kairo? antwoorde kort en goet; Wy sluiten onze Narren op in Kloosters en in Abdyen. Indien een Man, die zyn vryheid Vrywillig overgeest aan de Zotskap van een Convent, een dwaas is, hoe veel te dwaaser is een Vorst, die zyn diamante Voorrecht af staat, om, met Man en Maagt, den bezwangerden stier van Klemens in het hart van zyn wispeltuurig Ryk, (gelyk een Trojaansch Paert) in te voeren. De Sienoisen, en de Heer Pandolfo Petrucci, door des Paus Blixem tot pulver verzengt zynde, bekleeden hun huit met Rozynkorven, gorden een halfter om de nek, en verzogten, op hun bloote pooten vergeevenis van Papa; smeekende, om, na ouder gewoonte, de hartsterkende paerlemelk van zyn ouwerwetsche Benedictie te moogen erlangen. De Paus begrynsde dat onderdanig smeekschrift, trok de rechter pantoffel van den linker voet, en | |
[pagina 371]
| |
schonk den gezant zo een welmeenende Ga naar voetnoot*Artzenypap, dat hy, (gelyk als de zwaarlyvige Dares) geronnen bloet en stukken van tanden begon over te geeven, en het staatkundig hooft over beide zyden liet hangen. De vergramde Vader voer voort in zyn Verbolgentheid; toen zyn Secretaris, ziende dat hy buiten adem, zo wel als buiten Raisonnement was, hem aldus aansprak; Alderheiligste, zo wel als aldergeduldigste Vader, Vergeef de Sienoisen en bewaar uw Lyfrenten; want indien zy maar eenmaal smaak krygen in hun Vryheid, dan is de Blixem des Vatikaens in wanorder; dan wort den H: olie zo sterk als yrsche boter; dan komt 'er een afslag in 't Wywater; dan zal een Drybeen van St Markoen min gelden, dan een Hamelenbout; en een hand van St. Baaf min dan éen gezoode Kalfspoot; dan zal St. Pieters koor zo ydel van Tochoorders zyn, als Saturninus Loots; en onze beste Muzikanten zulle afzakken naar Antwerpen, en ontaarden in bordeel-krauwers, of Herbergs Arions. Zeeker Florentyns Edelman beklaagde de Galeiboeven, die de Historie van hun leeven, met een graveer yzer van twintig voet, op den buik van Thetis graveerden, wanneer Doria hem dus toebeet: die gekluisterde Galeiboeven zyn vry gelukkiger dan gy. De Florentyn beantwoorde die wonderspreuk met het opslag van Twyffelachtigheid; wanneer de Vorst Doria, een ouden slaaf, die twintig Zomers de Ga naar voetnoot†Sambenito van slaaverny had gevoert, tot zig deê komen, en hem met de Heeren-wyn van zyn Vryheid, benevens een goudbeurs van tien Kroonen, begiftigde. Die geriemde Schermmeester boog zig neder voor Doria, als voor zyn Pater Trinitaris, nam afscheid van zyn Riems-gezellen, en hy verrigte zyn Kerkgang in de Santa Casa van een Kroeg. Waarschynlyk dat hy aldaar een ovael schulp schooteltje van een vrouwelyk Ragout, voor zyn avondmaal ordonneerde, en dat hy met een lengte Wynroemers van Montefiascone, het Galeiwater afspoelde, door dien hy, 's anderendaagsch (kruis en munt schoon) wederom op de Galei kwam, en verzogt om, op nieuws aan de roeibank vastgekluistert te worden, zeggende; Ik heb, genaadige Vorst, den Zomer van myn jaaren, in een onwillige dienstbaarheid, tot dienst der Republyk, doorgebragt, en, in dien tusschen tyd, heb ik myn ambagt (het steelen uytgezondert) zo geheelyk vergeeten, dat ik gevaar loop, | |
[pagina 372]
| |
opgehangen, of om, of nieuws, tot den roeìstryd gecondemneerd te worden. Op uw Galei geniet ik de onbezorgde kost, als op een vlotend Proveniers-huis, ik heb 'er myn Vrienden, en ik bezoek, zonder veel gevaar, (de vier Elementen, en de Vyand uitgezondert) veel vreemde Landen. Naauwelyks was die Galei-oratie geëindigt, of de Florentyn schreeuwde, dat die Slaaf een Zot was! Vw Landslieden zyn vry zotter (sprak Doria) die nog zo onlangs door Paus Jupiter in den ban geblixemt, en, by gevolg, in Vryheid hersteld zynde, zyn oude borst met duurbaare prezenten vermurwt, een vette Abdy in zyn opgesperde keel gegooit, en, tot braakens toe, dien vermolsemden Afgod hebben aangebeden; en dat om wederom gerecipieert te worden in de Slaafsse Galei van St. Peter, en om op nieuws Wol te kaarten, in het Rasphuys van die gryze Weerwolf. Ziet gy dan, o wynryk Gallia! de Dwinglandy, opgetralyt in gebeedelde kleinodien, behangen met de twyffelagtige doodsbeenderen der H; en zyn verdorde Vuist gewaapent met den rykstaf van een Lasarus klap niet naaderen? zyn bloedroode Prinszen zyn de Zonnestraalen, dewelke die romeinsche Godheid omringen, en welkers hette uw graanen verdorren, en uw Wynstok zullen verteeren. Hy wort opgevolgt door Onmenschelykheid, gekleet als een Vorst der Kanibalen, en donkerroot als de Verfkoleur van den Molog. Onwetendheid gedost in beestevellen, gelyk een Wilde der Kaap, is de overste van zyn Lyfstaffieren, en Vervolging, voerende een bloedige vlag, geborduurt met de Wapens der H. Inquisitie, is zyn generaal Provoost. Zyn geschoore staat bestaat in Verdrukking, onder de gedaente van een Franschman; Armoede, onder 't gelaat van een Galicier; Hongersnoot, onder de huit van een Tiroller; Onnatuurlyke zonde, onder 't gesolfert opslag van een Italiaan; de Pynbank onder de grimlag van een Spanjaart; Staatkunde, onder het conterfytsel van Machiavel; Onkuisheid, onder 't portrait van Aretyn; Bloedschande, onder dat van Alexander de Sesde, en diergelyke verschrikkelyke Verschyningen. Onder zyn Reistuig ziet men Raaders, wielen, ketens, galgen, benevens alle de instrumenten, die de Conscientie-dwang uitvint, om ons sterffelyk leeven ellendig te maaken. Vorders beschouwt men de Ongebondentheid uitgedost in een Poolschen langen rok, leidende een Armeé van Monsters, gelyk als Gekrysch met een schorre stem, en hondert tongen; Verwarring | |
[pagina 373]
| |
met een mismaakt Licghaam, en duizent hoofden; Onbeschaamdheid met een voorhooft van koper; en Roof met handen van Yzer. Oproer, Geraes, en gewelt verkondigen de aannaadering van die metaale Bul, met heesche klaroenen, terwyl de Priesterlyke Trosjongens, wyt en zyd, de vruchtbaare Wyn-en koorenvelden van Gallia, tot de stoppellen toe, afvoerageeren. Dixi. Parys. De Heer * * is een lid geworden van de Hoogeschool der wetenschappen.
Vn pedant enyvrê de sa vaine sciēnce,
Tout herisse de Grec, tout bouffi d'arrogance,
Et qui de mille Auteurs retenus mot pour mot,
Dans sa tete entasses na souvent fait qu'un sot,
Croit qu'un livre fait tout, et que sans Aristote,
La raison ne voit goute, et le bon sens radoute.
Boileau.
O Hoe groot is de beslykte Brigade der Pedanten. Schoolgeleerde, en geleert schynende Weet-nieten! Apollion is een afgodsdienaar van Paracelsus, en hy verstaat geen handvol Latyn, ook draagt hy de beste Editie van Pindarus in zyn zak, om dat die zindelyk is gedrukt. Hy bromt van Hobbes en van Machiavel, en hy verstaat de staatkunde zo veel als de Talmut. Wat onderscheid is 'er tusschen Machiavel en Hobbes Waanwyse Nar? Wel aan Anubis zal het u in uw Pap voordissen. De Florentyn redeneert als een Wilde gans, en de Engelsman schryft als een goedaardig Verstant Doch, in 't slot van de reekening; niemant zal oit een groot Politiek worden, door de Predikatien van Hobbes. Al het geen hy Papegaeit, (om als een burger van Romen te klappen,) is niet hooger geboekt, dan, una Chimera impossibile, una inversione bugiarda, un Caos di confusioni. De behandeling der staatszaaken, en geenzins de holle inbeelding van een Pedant, maakt een staatsbedienaar. Weinig woorden, en veel uitvoering is de boodschap:
Lasciamo i discorsi; poniamo il negozio in prattica.
En dat is de Kabinet sleutel van het Vorstelyk Tooverboek. Romen. De Paus heeft tyding gekreegen, dat de Grootmeester van de order van Malta overleeden is. | |
[pagina 374]
| |
Tertilis est Melite sterili vicina Cosyre.
Ovid. lib. 3. fast.
Het Eilant Malta is geleegen aan de middellandsche Zee, na de kust van Africa, van de Latynen Melita genoemt, en wort bezeeten door de Hospitaliers Ridders van Jerusalem. De Maltêzer order is uit een geringe samilie opgestaan: In het jaar 1099. is zy Genobileert door Godefroi de Bouillon, doende die Ridders, (behalven de drie onwaarschynlyke beloften, van Gehoorzaamheid, Kuisheid, en Armoede) een vierde, van, als Sampsons, de besneedene Vossen der Muselmannen met brandende fakkelen te vervolgen, die Hospitaliers waarden, die, nog onlangs, de Pelgrims met een fransche Souppe, en een stuk gebraaat, zo groot als de vuist van Schallebyter, onthaalden zyn nu vervelt in strydbaare Kavaliers, en onvermoeide Turkken-moorders. Wanneer hun huis-huur tot Jerusalem verscheenen, was, vertrokken zy, met een stille trom, na Acre, alwaar zy vogten als Kardinaalen, tot dat Jan de Luzignan hun beschonk met de vesting Limisson, daar zy post hielden, tot in 't jaar 1310, toen zy Rhodes veroverden, en in het volgende verdeedigden zy die plaats teegens de Sarrazynen, onder 't beleid van Amê de vierde, Hertog van Savoije, wiens navolgers voor hun devies nemen deze vier Letteren, F.E.R.T. beduidende Fortitudo ejus Rhodum tenuit (dat is) zyn dapperheid heeft Rhodes bewaart. De groote Solyman nam Rhodes in 't jaar 1522, en de doolende Ridders marcheerden na Candia alwaar zy overwinterden. Eyndelyk vereerde Karel de Vyfde het Ga naar voetnoot*Eilant Malta aan die order, om daar langs, de Koorenschuur van Romen, voor de Kalander-wormen der Turkken, te beschutten, en om dat de Siciliaansche Vesperen niet zouden worden gestoort, door de Bas continu van Mahomet. Die religieuse Doodsslaagers zyn uit zeven onderscheide Natien zaamgestelt. Uit den Adel van Provence, van Auvergne, van Vrankryk, van Italie, van Arragon, van Duitsland, en van Kastille. De britsche staartdragers ridderden voortyts meê, maar 't zedert dat Hendrik de Achtste hun, op een goeden Vrydag, een Kalfsborst liet verslinden, zyn ze uitgeschrabt op den naamrol der Maltesers. Dat Gerard de Eerster Grootmeester dier order was, en dat Don Antonio Manuel de laatste is, bewyst Hermes uit Badouin, en uit de Courant; de | |
[pagina 375]
| |
eerste is geenzins de geringste, en de twede geenzins de geloofbaarste. Sir Richard, Of ik zo diep de gestarntens des Almanaks niet begluur als Copernicus, echter voorzie ik dat 'er niet weinig gehairde Komeeten, aan den Hemel van de groote M * * levens beschryving, zullen verschynen; want hy is langs de Gefriseerde Ladder der liefde, gestegen op den Metaalen trom van Mars. Ik protesteer, Sir Richard, det ik een byzondere eerbiedenis gevoel voor uwe Observator, en Tatler, die van ongemeene vindingen, forsse redeneeringen, overvloeien; doch ik vrees, aan den anderen kant, dat uw geest met al te veel oordeelkundig zout van Juvenaal is doorzult, om nu en dan, geen Diegressien te maaken, op het vroom hofleeeven van Karel den tweden op de kuisheid van de Hertoginne van Cleaveland, en op de eerlyke Leverantie van het gesloopte roofnest Duinkerken. Onder de verovering van Ryssel, Gent en Douai, konje de Conquesten der warme forten van de Hertoginne van Por smouth, van Nel Guin de Limoen verkoopster en van de Pisseuse Juffrou Davis tusschen in vlyen; en tegens de Veldslaagen des Donaus, konje de hartnekkige tweegevegten met de dapperste Hof-Dames, tegenstellen. Neen Sr. Richard, het zal uw talent niet zyn, om het leeven van dien doorluchten, Brit, naar waarde, te kraionneeren. Om uw pen te oeffenen, was het overnodig geweest, dat die gelukkige Generaal zo veel veldslagen geraeffelt had als Willem de derde, dat zyn stormen gemiskraamt, en zyn beleegeringen waren ingestort. Hy moest zo veel Fortuin, met degen en Pistool, hebben gehad, als Dasypus heeft in Rym, en Argus in onrym, en hy moest hebben gebrankrotteert op de Beurs des Donaus, gelyk als Tro * * heeft gebankrottert op den geelen oever der Maaze; de Graaf van Rabutyn, en Desspreaux hebben, (verleid zynde door de gesolverde stalkaers van Belloon,) de bloem van hun achting zien verwelken op den Middag, verdorren tegens den Avond, en sterven, eêrdat de dunne schaduwe des nachts beginnen te glyden. Een Hof-historicus Solliciteert naar een Bannissement, of naar de Bastille, en Vleijery is zo min verzekert, als Oprechtheid. De Leeuw, Sir Richard, riep 't gediert,
Dat langs de Velden tiert,
Als zynde zyn Vassaelen,
In 't schroomlyk slagers-hof by een;
Daar rouw en kaal, daar groot en kleen,
Op 't naauwst wiert ondertast, om naar hun aart te taalen.
Die viergebeende schaar verscheen, in groot getal,
In Leos duf whithal,
Gestigt uit schenkels, en uit beenen:
Gins lei de dybout van een Hert,
En daar een Ezels-rif, veelkleurig als een bert
Van Mosaieksche steenen:
Het rooker met een woort (vergeef me dit verhaal)
Als Chelseês Hospitaal.
| |
[pagina 376]
| |
De Heer (wie dagt oit dat een Beer,
Zo duivels vies was en doorzult in Juff'ren-streeken?)
Die Beer, Sir Richard, scheen zo teêr,
Of hy den Moort zou steeken:
Hy trok den neus op, vry wat schamper, en wat vies;
Toen trok de Leeuw, den Beer zyn kies
Zo onbarmhertig uit, daat onze Byenroover,
Riep Ai! en buitelde, mors-doot, in 't gras voor over.
Den Aap, die hoveling, sprak dat 's een braave knip!
Uw tooren, grote Vorst, is wettig en rechtvaardig,
Uw tafelgeur, is Roos en Amber waardig,
De schaduw van uw huis vertrotst Auror aas lip.
Dit laf gevlei kan nimmer Leeuw vermaaken,
Hy heft den Poot om hoog, helaas! daar stort den Aap
In Plutôs yz'ren slaap.
't Is billyk dat het laag gevlei,
Zo wel als staats-verradery,
De dootsstraf komt te smaaken.
Op dat moment verscheen de Vos,
Inwendig Politiek, uitwendig gul en los,
Die Kuykedief begreep het Narren:
Wat ruikje? (riep de Leuw.) helaes! ik ben verkout,
Riep Reinaart, en stokout,
Heer Vorst ik heb geen reuk, myn neus druipt van Catarren
Dit zy een Les voor Richard St **
Ei draai geen duim, nog wees geen Tyter,
Maar schryv' ten deel, of in 't geheel,
Als een Normand van Kaen, dat 's een gebooren pleiter)
Die, schoon 'er aan 't proces iets hapert of ontbreekt,
Altoos vry meêr denkt, dan hy spreek.
Uw waare Vriend en dienaar Hermes.
Romen. Zyn H. is zo ver gereconcilieert met het Fransche hof, dat by den Hertoch van * * zyn zeer geliefden Zoon noemt. De Keizer Maximiliaan plag te zeggen: de Koning van Vrankryk heerscht over Ezels, want, in alles wort by blindelings gehoorzaamt. De Koning van Spanje over Menschen, want, in billyke zaaken, wort hy gehandhaaft De Koning van Engeland over Engelen (dit is borgtogt onderhevig) want hy wort geobedieert zonder gemor. De Keizer (vervolgde hy) heerscht over Koningen, want de Ryks-Vorsten doen wat hun lust, maar de Paeus zit schrylings over loutere Narren, door dien hy (in spyt der dierbaare Vryheid) wort gehoorzaamt als een Souverein, geeert als een Godt |