Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 353]
| |
No. 45
| |
[pagina 354]
| |
over noodig om een goede Voorraat van Vleesch op te doen gelyk de Zeeluiden Rund en Verkens Vleesch in voorraat op doen, voor een langduurige Vojagie. Hermes gelooft; dat het zaad, van op onzichtbaare Visioenen te staroogen, van een licghaamelyke gestaltenis is. Want Doctor Helvetius, Doctor Goosseus, en Doctor Gaseli, vertellen ons dat de Subtielste geesten worden getrokken uit Menschelyk Vleesch. Daar en booven, dewyl het Merg des Ruggebeens niets anders is dan een vervolg van het Brein, moet 'er noodzaakelyk een Vryë. Gemeenschap-houding zyn, tusschen de bovenste, en tusschen de benedenste eigenschappen. Dit is nu de hooftzaak, waar door de geest, die zuivere en Kuische Brongod afgeleid wort, om de groene Weiden der vruchtbaare Natuur te bevogtigen; ook wort de yver des Geests altoos vereeuwigt door een vryë communicatie met het Vleesch. De Broeders en de Zusters van een ingebeelde aandacht, zyn doorgaans boven alle andere, van een verliefde gesteltenis. Yver ontvonkt als gemeen vuur door vuurige geinsters, en klimt altoos op van een broederlyke en een zusterlyke liefde, tot die van een Minnaar, en van een Minnaaresse. De avontuur van den geleerden Heer * * met een bekoorelyke Engelsche Lady, voorgevallen in Albion, is (helaas! niet dan al te Weereldkundig. Dat paar ontleede, in 't begin, het onzichtbaar licghaam van de geestely-Liefde, doch, bespeurende dat die Palmtak boven het bereik der Sterffelykheit was, veränderdeen zy van Beukery, en zy omhelsden die Liefde, die altoos de Vader was der moderne Geestdryvers. Maar (Apropos, of mal a propos) wat is de ongeblankette, en de beweegende ooirzaak, (vraagt Hermes) dat de meeste Vrouwen, zo onveräntwoordelyk, de Fantastyke Paters van St. Peters Myter, schoon nog zo verächtelyk van Licghaam, en van geest, beminnen en liefkoozen? waarom betooveren die afschuuwelyke bosduivels, die gekapt zyn als zotten, die geschooren zyn als krankzinnigen, die zonder Hembd loopen als Bedelaars, die met koorden gegort zyn als dieven, die barvoets gaan als Galeislaaven, en die zo sterk luchten als verouderde Orliaan, de genegenheeden der Juffers? waarom trekt de Molik van hun maskerade vagt, de tederste beweeging van die fulpe Sex naar zig, ge- | |
[pagina 355]
| |
lyk als de magneetsteen het yzer naar zig trekt? en waarom offeren zy, in de gloeijende balgen van die Mologstempeliers, het vleesch en bloet der Zuigelingen, de diamante kuisheit van hunne Kunne, de Rust der veröngelykte mannen, en al haar Erfgoud, land en zand? immers versmelt dat alles, in de overspeelige troetelingen van die baatzuchtige Huighelaaren. Om dies wil (antwoorde Jupyns afgezant) dat de Sex een onvolmaakt denkbeelt koestert, van de mannelyke bekwaamheden dier gekloosterde Auterfielen. Ook is dit liefde enkelyk gefondeert (dit zyn de eigen woorden der verleide Vrouwen) op een geestelyken, en geenzins op een vleeschelyken Grondslag. Indien dat waar is, dan is het ook geen leugen, dat Donkere Jan, op een pand der minne, tegens zeven Per Cent zyn geld uitzet; dan is het geen leugen, dat de goudgeele Maria, eertyts de Kamerpoes van een vergulden Portugies, thans de Hakkenei is van een Ypaap; en dan is het geen leugen, dat Themis zwaard, uit goude Medailles gesmeet, de Uitlegger is van het licghaam der Rechtsgeleertheit. Neen Dames, hoe het is, of niet is, dit gaat vast; dat, hoe geestelyk die bedekte handeling begint, die doorgaans, Concludeert als alle andere Liefde-handelingen, die hunne takken opwaarts schynen te schieten, terwyl de Wortel bedolven leit onder den gront. Een al te ingespanne bespiegeling is geen werk van vleesch nog bloet; die bespiegeling zal, ten laatsten, haar Houwvast los laaten, en in Venus zeeschuim nederduiken. Doch, wat misdaat is er geleegen (vraagt een Juffer) dat een Leviet, bekransl als een Outer-stier, de lekkerste beetjens, in het Getyboek, van een sappige hoenderpastei op leest? Hermes antwoort; Bourgonje wyn verhit, ontvokt, en scherpt het bloet:
Die Remus Outer waakt, dient schraal te zyn gevoet.
Waarom zou Matianâs dobberende boezem niet moogen gehart worden, tegens de aanvegting des vleesch, door de hand van een spierwitten St. Michiels Heer? Hermes zingt; Hy schreeuwt, wanneer hy streelt, Mariana dat is ons!
St. Wilborts H. vuist verzagt zelfs 't zwaanendons.
Waarom zou Amina, niet een uur drie a vier vermoogen te klappen, in een beslooten biegstoel, met een jongen Augustyn wiens blikken gloeijen door de warmte van een onstichtelyke Conversatie? Hermes zegt; | |
[pagina 356]
| |
's Mans eer, d'onnozelheit, de kuisheit, goede Zeden,
Die worden, door deez' biegt, te pletteren gereeden.
Waarom vermag Clara niet beschreeden worden, door den gespoorden yver, van een ongeschoeiden Karmeliet, die niet meêr verzoekt dan den opbouw van een marmere Kapel, waar door vyf Levandsche handelaars geruineert konnen worden! Hermes graauwt; Dus spilt men goet en bloet, voor een vergulde Zark:
't Paleis eens Dagons valt voor 's priesters marmere Ark.
Neen Dames, neen aangeblaaze Juffers! (roept Anubis) uw yver is onbezonnen, en uw liefde is doodschuldig, en indien de mannen het geschut eens omkeerden, en in het Ga naar voetnoot*Veelwyfschap vervielen, zou Poes dan niet staan kyken, als een Fransche kok, die 't gebraat in de asch gedraait heeft? Hermes zegt ja, en hy, die gebooren is om de Juffers te onderrechten, zal aan die glorie- en minzieke Engelinnen, een beknopte beschryving vereeren van het Veelwyfschap. In de 16 Eeuw onstont er een zoort van Ketters, Poligamisten genoemt, die het Veelwyfschap wilden bevestigen. Bernardinus Ochinus, een generaal der Bokkebaarden, of der Kapucynen, heeft zeer sterk gearbeit tot den opbouw van die order. Hy was zes en zeventig winters oud, toen hy staande hielt; dat een Kalkoensche Haan, zo veel Kalkoensche hennen, als er teekens zyn in den zonneweg, vermogt te houden, en hy verdedigde, door een byzonder Tractaatje, dien Ottomannischen stelling. Beza noemt hem; Ga naar voetnoot†een man van een ongelukkig geheugen. Johannes Lyserus bezat een groot ampt in zyn groote jeugt. Dit ampt verliet hy, om als St. Rochus hond, een Zweedsch Heer, die, zo wel als hy, door de raazende Wolvin, Poligamia, gebeeten was, naar te loopen. Na dat die Zweedsche liefhebber in de smeltkroes van het Veelwyfschap versmolten was bleef Jan zitten op den mesthoop van wanhoop, en van armoede, In het bloempje van Irus overdaat, pende hy het blauw boekje, Polygamia Triumphatrix, gedrukt tot Londen, zynde niet anders dan een nieuwe druk van het werkje, Discursus de polygamia, onder den verzierden naam van Theophilus Aletheus. Hy bezweek onder den last van de alderuiterste armoede, toen hy tot Amsterdam, | |
[pagina 357]
| |
zyn laasten druk, van het Triomfeerent Veelwyfschap, liet drukken. Zyn drukker, die zo Gedesinteresseert was, als de voornaamste drukkers, die aan een schryver, by of omtrent, de onkosten van papier, ink, en pennen voldoen, beschonk hem met een Pensioen van tien zilvere Dukatons, eens voor al. In zyn laatste ziekte, was een bouwvallige vliering zyn logement, zo dat men op hem kon toepaszen de woorden van Juvenael;
Quem tegula sola tuet ur
Apluvia, molles ubi; reddunt ova Columbae.
Het Veelwyfschap is aan de Turkken Gepermetteert, en een ieder mag een voorraat op doen van vier Peltereijen tegens een strenge vorst. Het is waar dat Mahomet door negen, en dat Haly door veertien Triomfooogen hunne staatelyke Intreede konden doen in het Konfituur-paleis des Huuwelyks; maar zy genooten dat Ovaale voorrecht, om dat zy als Abten en Prelaaten verheeven waaren boven den Molshoop van 't gemeen, en boven de berisping der leeken. Die veelheit der Wyven is echter aan de vruchtbaarheid een hinderpaal, want door de overhandsche minnenyd der Vrouwen, storten de bezwangerde Turkinnen in een Miskraam, of indien de vrucht het daglicht beschouwt, vergaat die, gelyk als Maartsche sneeuw die gedroogt wort in een snikheete pan, en sterft zo dor als een Jerusalemsche Rietstok, die een vroom pelgrim, dwars door de hitte des Vagevuurs van 't woest Arabie, als een zeegeteeken voert naar zyn gelukkig Vaderlant. Een Turk, die zyn rust zoekt, neemt maar een vrouw; en een Nederlander, die de zyne bemint, neemt 'er geen: Want wanneer de duivel een Twistappel gooit onder vier Turksche Vrouwen, hoort de vroome Muselman den Donder kraaken in het hartje van January, hy hoort den blixem, als de lach eens boozen geests, schateren in in December, en hy ziet den rook, langs vensters en deuren uit vliegen in de brandende hette van Augustus. Veel gemakkelyker is de Huuwelyks-fuik, die de Ottomannen Kabin noemen. Een man, die zo min de gaave der onthoudentheid heeft als een Prior der Guilhelmiten, huurt een vrouw, gelyk als een Vreemdeling een Logement, of een gestoffeerde voorkamer huurt; en de Kady, die de twee ampten, van Rechter, en van Koppelaar, bekleet, ontfangt de steekpenning, wettigt dat onwettig verdrag, en geest een kruisje aan dat weeldrig gespan. De | |
[pagina 358]
| |
geile Spanjaarden; de wufte Franschen, en de wispeltuurige Britten, bedienden hun ook van de diergelyke Associatie. De eerste noemen dat kleevent contract een Emancibado, of Casodo de media carta; de tweede zweeren by een Mariage de Conscience; en de derde schreeuwen, let us keep a miss! Hermes zal aan den gezwavelden Argus, de beslechting van die Chatouilleuse stof, welk van drie het best is, overgeeven. Want die yskoude Laplander, die gehuiskat is met een Dame, dewelke het Collegie der vier natien heeft uitgestudeert, kan ons, door het toortsligt van ondervinding voorligten in den onderaardschen St. Petersberg van 't Kattenhouden. | |
Iets anders of Hermes banket.Gisteren avond viel Anubis oog op een brief van Monsieur voiture, waar in die kleine Courtisan, het humeur. En de opvoeding van een muiskat beschryft. De Zeedenhervormer vont die beschryving zo dartel, dat hy niet alleenlyk die missive zal verduitsen, maar zelfs zal hy, eenige byzondere eigenschappen van een Katje, dat hy Gecalculeert heeft op den Meridiaan van Romigranobis, er by voegen. Mevrouw, Het schynt dat gy my tracht te verstrikken, als een bejaarde Rat, door 't present van een katje. Echter ben ik voldaan, door dien 'er maar een eenig punt van verschil tusschen u en my was, dat door een katje kon Geemporteert worden. Waarlyk uw katje is het vrolykste dier, dat ik ooit heb beoogt op een Huisdak, of in een speiskamer. De alderschoonste spaansche katten, zyn maar gezengde pelssen, ten haaren opzigt; ja zelfs Romigranobis (mevrouw weet, dat Romigranobis de Keurvorst is der Katten) heeft geen beter air; nog adelyker gelaat, dan die schoone muizevangster. Zy is zeer zeedig, en daar staat geen venster oopen, of zy dreigt om er uit te springen, ja met al die zeedigheit, is 'er geen kat in onze buurt, die Libértynder van gedrag is. Zy bespaart my een Barometter, want, wanneer ik zie, dat zy haar gewoonlyke vrolykheden verzaakt, en dat zy niet meêr omspringt naar haar staart, voorzie ik, wiskonstiglyk, een zwaare Reegenvlaeg, of een dichte sneeuwbui. Op het Chapiter van gezoode spiering is zy louter moderaat, want indien ik haar daar van niet aanstonts bedien, springt zy, met vier beslikte pooten, op de vergiettest, | |
[pagina 359]
| |
en rooft daar van een dubbelde portie. Daagelyks wort zy gevoet met wittebroot, en met zoetemelksche kaes, op hoop, van haar, door een goed onthaal te brengen op het spoor der deugd. Zy wiert zo wel niet onthaalt aan uw huis, mevrouw, want de jonge Juffers, uwe Nichten laaten geen Katten losgaan op de kaes. Het lieve poesje begint eenigzins mak te worden, want het scheelde gisteren, geen hairbreete, of zy had my een vinger afgebeeten, en, daar is niemant in myn huis, of hy is door uw katje getandmerkt. Indien je my nu den Raaven, die gekleet is als een Pater Augustyn, benevens uw Kamenier Isabelle, gelieft te vereeren, zal ik my beroemen, van de drie bekoorelykste dieren, des Aardboodems, te bezitten. Mevrouw, UE: verpligte en gehoorzame Dienaar, Voiture. | |
Een afbeelding van een jong hoogduisch Officier.Een Ezel liep eertyts met Leo's tabbert ridd'ren,
(Dit is het proefstuk van de jeugd)
En zynde een ondier zonder deugd,
Deed' echter al de dieren zidd'ren.
Doch 't tipje van die Langgeoorde,
Stak, by geval, dwars door de vagt
Des Leeuws, zo dat men onverwagt,
Des bloodaarts ruige gryns doorboorde.
Een stok errinerde' hem zyn pligt.
Wat wil Anubis hier meê zeggen?
Hy zal in ongebonde digt,
U 't naakt geheim, dus uitgaan leggen.
Een maag're Pluim, uitheemsche zwier,
Veel praats, en daar by geen Couragie,
Maakt van een jongen Officier,
Dry deelen van zyn Equipagie.
Experto crede Roberto.
Romen. De twee portiers van den Kardinaal Cienfuegos, hebben een Sbirri vreeselyk met stokslaagen Geregaleert, om dat hy met twee Patibulaire pooten, de gewyde straat van zyn Emimentie dorst bezoedelen. De Sbirris zyn romeinsche edelluiden, die men, tot Amsterdam, Rakkers en diefleiders tituleert. | |
[pagina 360]
| |
Die eerlooze Generatie leeft op de Recepisse van stokslaagen gelyk als een Boerenschout leeft, op de overtreedingen van die aardwormen; gelyk als een Parochie paap leeft, op de endjes van 't geoffert wasligt; en gelyk als de schandelyke waerd van het beere-aanzigt leeft, op de oorlogs-emolumenten van een Billart. Hoe overeenkomstig nu de stokslaagen zyn met het kerkelyk gedult van een schaarlaaken Vorst, Refereert hy aan het onzydig oordeel dier Naneeven, die, als nog ondergedompelt leggen, in den afgront van het toekomende. Maar, Sr Anubis, waarom de tegenwoordige overgestapt, en geappelleert aan de toekoomende? Zal, misschien, Jonker Vraag-al, de zoons zoon van Praatje-by, vraagen. Om dies wil, (Repliceert hy) dat de onpartydigheit zo raar is, onder de tegenwoordige Japansche ouderlingen, als Zwynsvleesch raar is, by een Hebreeuschen slagter; als Maagdevleesch raar is, by Mama Therese; en als Hartevleesch raar is, by de Prokureur Kapricornus, die conscientie werk maakt van zyn tanden, in een gehoorent dier te zetten, wiens getakte diadeem, minder waaggewigt ophaalt, dan zynen oneerlyken drietant. | |
Het laatste Vaar wel aan Argus.Waarlyk Argus zou wel doen, dat hy zig deê besnyden, en Turksch wiert; want hy heeft doch geen vrienden meêr onder de Protestanten dan was 'er nog kans, om met de dochter van een Visier, die des Sultans paarden roskamt, te trouwen, te meêr, door dien zyn voorhooft reets pronkt met een halve Maan. Ook zou het vry zo fatsoenlyk zyn, om in een der Toorens van de zwarte Zee gekluistert te zitten, dan daagelyks gedreigt te worden met de vier muuren van een eng Narrehok; en met een beddetyk van versch Tarwestroo. Het is waar, dat zyn goede myne, en goeden woorden, hem tot nog toe doen aanzien voor een Ingenieur die Lavendel-olie verkoopt; maar wie verzekert hem voor de barre winterbui van een ongeduldig schuldeischer, of voor de wanhoop van een bedroogen drukker, die goet papier Sacrifieert aan een elendig schrift? Vaar wel, voor 't laatst, rampzaalg'e Zanger,
Vaar wel, uw Hermes scheid 'er af:
Het graan is opgesmult, nu veilt hy Laplans-kaf.
Tot in 't begin der week vaar wel, en ook niet langer.
| |
Waarschouwing.Toekoomende Week zal Hermes de doodelyke Leevens-bedryven van Thomas van Munster, Iohannes Mathias, Ian Bukholt, Barent Knipperdolling, en diergelyke Zwavelstokken, op een ongemeene vrolyke manier ontleeden, en verhandelen. |