Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 265]
| |
No. 34
| |
[pagina 266]
| |
met iet ongemeens, en ongemeen behandelt, op Bato 's Schoutoneel, opdonderen. Indien onze Nacht-Studie de verwachting deezer Eeuw niet voldoet, voor 't minst zal 'er de toekomende niet meê geplaagt zyn. Laat ons dan, ô deftige Schryver! de vier Elementen, eens afhaspelen. Immers zegt de geleerde Werelt, dat Argus een Elements Kaerel is; en Hermes, die pas zestien uuren slaapt in de vierentwintig, is een Vogel zonder vaak. Anubis zal u de twee voornaamste Hooftstoffen, de luchtige Aarde, en 't zwaarmoedig Water laaten behandelen. Die Stof past de pen van Argus; want de ongestadige Kwik, die uit de boezem der Aarde gedolven wort, verstrekt aan Argus een gestadige Boezemvriend; en door het water van Hermes berispingen, is het Kool-vuur van uwe duistere bespiegelingen, meenigmaal ontvonkt. Dit dan aldus gearresteert zynde, zal Hermes met... met de Aarde, die misschien door de lompe Spaa van uw Schryfpen, tot een Molhoop mogt opgeworpen worden, zyn blyde Intreede doen. | |
De aarde.Deeze ruuwe Aardkloot, aandachtiger Leezer, dewelke zo log schynt te zyn als een Tuindets Ezel uit het Land van Waas, draait echter rondom, gelyk een Engelsse Juffer die met bloote Deegens danst. De Aarde loopt rondom, gelyk als een Turksse Dervis, die op 't muziek van een dwarssluit circuleert; en de Aarde draait rondom als een versleete Hartdraaver die in een Rosmeulen omloopt. O hoe gemeen komt deeze algemeene Moeder te voorschyn! hoe verachtelyk behandelt Adams kroost deeze eerwaarde Matroone! zy wort zelfs van Honden en van Katten met voeten getreeden, en echter is zy een Vorstin, om welkers bezitting men dagelyks het dierbaar leeven opzet. De Aarde is dikmaals zo hard als het hart van een onbarmhartig Woekeraar, en dikmaals valt de ontsluiting van haar Boezem zo gemakkelyk, als die van Madame M.., dewelke, als de Hofpoort van Acheron, altoos op de klink staat. De Aarde is op veel plaatzen zo zagt als den fulpen broek van een Pachter; en men zakt 'er op andere plaatzen zo gemakkelyk in, als een gehoornde Sollicitant, langs de Trechter van een mededogent Vrouwtje, in een vet baantje zakt. Dat echter een lichtgeloovige zich niet te veel betrouwe op deeze alge- | |
[pagina 267]
| |
meene Moeder, want zy neemt meêr onderscheidener gedaantens aan dan een Toneelspeelster, of eene gesuranneerde Hofpop. Zomtyds is zy in het uitdeelen van haar Schatten zo mild, als Silvia mild is in de uitdeeling van het Huuwelyks-zoet; en zomtyds is zy, als een geinteresseerde jonge Juffer, kaarig op een kleintje. De Aarde is zo capricieus in de uitgaave van haar Geschenken, als de Lukgodes; ja zy Simpatiseert met de Moeder van dien longzieken Kwast, (dat is) zy ballast den Dwaasten in een vergulde Chairet naar Bleiswyk, en zy stuuwt den Onnozelsten in een beteerde Klomp naar 't Oosten. O hoe bestendig conserveert zy haar jeugt! zy is, naar zo veel Eeuwen beleeft te hebben, noch zo jeugdig als Madame Ninon d'Enclos, dewelke ruim negentig jaaren tellende, noch zo veel charmes bezat, dat een Frans Kavalier, uit een onzuivere liefde voor die Schoone, zig in zyn geborgden Schouderstrik ophong. Zy weet van geen verouderen, en haare ingewanden zyn altoos zo groen, als de hooggetopte Ceder, of als de spitsse Lykcipres. Doch schoon zy niet veroudert, echter is zy somtyds zo grys van Pluimen als een witte Gier, maar zy wort in de Lente, op nieuws, zo groen, als de Populier-zalf van Mumin Gaseli. De Aarde is overeenkomstig met de Palm, met den Nooteboom, en met een Hoogduits Wyf. Hoe meêr men haar verscheurt, hoe zy mildadiger wort. Zy is zo duurzaam als de H. Wastoorts van Arras, want zy is, na verloop van zo veele Eeuwen, noch geen duimbreete afgesleeten. Zy is onuitputtelyk als de bodemlooze kist des Oceaans; en haar binnenste bevat meêr schatten dan de schat van St. Denys buiten Parys: de Overblyfzelen van Charlemagne tot Aken, of de Kapel van O.L.V. te Lorette. In haare ingewanden geschieden millioenen voortteelingen, en haar Zog is voedzaamer dan dat van Cornelia, de Moeder der Gracchen. Zy btyft, als een waare Vriendin, nimmer in gebreeke, aan haar Vriend den mens; doch wanneer de Mens haar vriendschap en haar opbouwing verwaarloost, brengt hy zyn zelven in gebreke. Alles vermindert, uitgezondert de Aarde. Want alhoewel dat haare hooft-haeren jaarlyks door den straffen adem van Boreas worden weggeblaazen, echter vind zy die sieraaden op nieuws in de Lente, gelyk een Coquette haar verslenste schoonheid vind in de badstoof van haar Foilet. | |
[pagina 268]
| |
De Aarde verschaft niet alleen spys en drank, tot onderhoud des Lighaams, maar zy brengt zelfs Goden voort tot troost der Ziel. Zo lang als 'er een weêligen Oogst is van Knoflook en van Uijen, zal een Ga naar voetnoot*Egyptenaar geen Goden ontbeeren; en zo lang als 'er een onderaardffe Mandragora groeit, zal den gebaarden Duitsser de Ga naar voetnoot†Alraunen erkennen voor zyn Huisgoden, en Teraphim. De oneeventheid der Landstreeken, 't welk ons, ten eersten aanzien, een gebrek schynt te zyn, verkeert zelfs tot sieraad en tot nut. De Bergen zyn zo verheeven als de Grafnaalden van Memphis, of als de hooggetopte Mastboomen van qualiteit. Een diepe Valei geeft, tot voedzel van het Vee, fris gras. Het geele Kooreveld prykt met den Oost van ryp Graan, en op de heuvelen ziet men een Amphiteater, bekranst met den lekkeren Wyngaart van Bourgogne, met den groenen rank van Montefiascone, en met het vyl van Baccherag, opdagen. Met het Vyl van Ga naar voetnoot§Baccherag (zegt Hermes) alwaar Bacchus, de God der Dronkaarts, het eerste Wynhuis heest opgeregt, waarom de Outheid die plaats het altaar noemt van Bacchus. 't Gebergt verheft zyn verheeven kruin, die zo sneeuwwit is als het gryze hoofd van den geilen B.., tot boven de Wolken; en de Beeken, die daar van neêrwaarts vallen, zyn de eerste Stamheeren der zilvere Rivieren. De Steenrotsen, wiers gepunte toppen het azuure half rond des Hemels dreigen te doorbooren, ondersteunen de Gebergtens, gelyk als 's Menssen Ligchaam door de beenderen word ondersteunt. De Aarde vermaakt haar in de verandering, gelyk een dertele Kleuter, en zy is zo stantvastig als de verliefde Eed van een Fransman. Is de Aarde niet gelyk aan een groen Jagers kleed dat met geel is geboort? en heeft de Natuur wel eenige kosten gespaart in het optooijen van die groeibaare Hovelingen en Hofdames? Ei, wat | |
[pagina 269]
| |
een natuurlyke Paruik versiert het hoofd van een Beukeboom! met wat een aaidig Kamizool van wit Satyn is de Berkeboom opgeschikt; en de Roozeboom pronkt, als een Officier der roode Garde, met karmozyne Cocardes. Daar is nergens geen Landstreek die niet het een of het ander Nut bezit. Vrankryk schenkt ons Wyn. Engeland roast Beef. Holland Turf. Westfaalen Varkens. Spaanje Vygetaartjes, en Weesop het onvervalst Snorwater, de Hengstebron van Argus. Het onvrugtbaar Alps gebergt schynt, van verre beschouwt zynde, een Societeit van getrouwde Mannen, doch van naarby bezien, telt men 'er duizende Steenbokken. De Bossen der Waldenzen verëeren de Apotekers met de verworgende Thora, en Mumin Gaseli is aan het onbezuist gebruik van den Opium door wiens pynstillende eigenschap hy de pynen der Leiders, voor altoos verzagt, ten uitersten verpligt. Deeze Stof is zo ryk van Stof, dat Hermes 'er van desisteert, voorziende, dat anders die Stof zyn gantsse Papier zou bestuiven. Het overschot van den maaltyd der Aarde, werpt hy onder de Tafel voor de Blaffers, en indien Argus Cynicus lust heeft kan hy 'er een been van knaagen. Vaar wel dan Aarde, Anubis, die van u verlaaten is, verlaat u desgelyks; hy neemt zyn vlugt opwaarts naar de dunne lucht, om van naarby, met een Arents-oog, de blyde straalen van de Toorts des Firmaments te beschovwen. | |
Courant-nieuws.Turin. Daar is een Congres geweest tussen twee onderscheide zoorten van gebaarden, of om duidelyker te spreeken, de Prinses van Piemont, vergezelschapt zynde met twaalf Hofdames, heeft den Kapucynen heuvel verëert met een contramineerent bezoek. De ongeschoeide Deugd is zeer zelden proef houdent tegens diergelyke kittelende visites. Want schoon dat de Kapucynen uitwendig strenger zyn dan de Curii, echter zyn zy inwendig min kuisser dan de Scipio's. Scipio was niet ouder dan een groote opgeschoote Jonge die te Paard leert ryden, toen hy in een Bataille, zo glorieryk als die van Schellenberg, onder een groot getal van Oorlogs gevangens, een jonge Dame conquesteerde. Hy was al te gevoelig voor de | |
[pagina 270]
| |
bekoorlykheden van die Schoone, om geen hertstogt te gevoelen; en hy was al te Souveryn om zig door de geweldige gaave van Onthouding te laaten verbluffen. Met een woord, hy stond op de kant van Citherea 's steilte, en hy was geen haerbreet van den draaikolk der Mingodes, die zyn kuisheid dreigde te verzwelgen, wanneer een Gevange van qualiteit aan Scipio te kennen gaf, dat die bevallige Dame zyn Maitres en zyn Bruid was. Op dat oogenblik resigneerde den Romein zyn Liefde, en zyn Overwinning aan die ongelukkige Gelukkige, greep hem by de vuift, en sprak aldus. Het is geenzins de gewoonte der Romeinen, om teffens al hun vermogen te gebruiken. Wy vegten nooit om een Landstreek te verwoesten, of om als wilde Zwynen door de banden der Mensselykheid te breeken. Vw waarde, en het belang der Juffer is geenzins aan my onbekent. Het geluk heeft my tot Meester over u gestelt, doch ik eis uw Vriendschap. Ontfang dan uw Vrouw, benevens der Goden zegen. Verre zy het dat Scipio, tot kosten van uw ongeluk, u ongelukkig zou maken. De Ziel van den gevangen Bruidegom was al te zeer overstulpt om Scipio 's verpligtende aanspraak, naar waarde te beantwoorden, hy boog zig aanstonds tot voor de Oorlogslaarzen van dien verdienstigen Veldheer, en hy barstte uit in de volgende woorden. Met meêr dan een sterffelyke deugd is de Goddêlyke Scipio begaaft. O roemryke Leidsman van Romens Legerbenden! O ongemeen Jongman! die schoene Maagd beziet u, als een Boode des Dondergods met ontzaggelyke blikken, en zy gelooft dat Scipio neêrwaarts gezonden is om haar gelukzalig te maken. De gematigde Scipio omhelsde hem zonder veel beweeging, en hy zei: wees der Romeinen Vriend. | |
Betrachting over de Morgenstond.Hermes viel by geval, met voordagt, op de volgende woorden van de Agrippynsse Zwaan; O aangenaame Morgenstont!
Gy voert ons speelen in de mont
Van endelooze Zaligheden.
| |
[pagina 271]
| |
en dewyl Maja 's Zoon een diepe achting gevoelt voor Apols voedsterling, die zo gelukkig gerantsoeneert wierd uit het Magazyn van Lombardyën, om gestelt te worden onder de Sanvegarde der Zanggodinnen, begon hy op de boezem des dageraats de volgende Meditatie te pennen. De ongestuimige nooten der Pikbroeken, en de rammelende toonen der Voerluiden, boodschappen de aannadering der bloozende Auroor. Zo aanstonds is Annatje gesprongen uit haar Meesters Ledikant, en zy is thans geoccupeert, om welstaans halven, haar eigen bed over hoop te haalen. De Knegt uit een Wynhuis komt aanflurven op neêrgehakte Schoenen, en zyn Morgen gebed bestaat in een exacte optelling der leege Flessen. De Meisjes uit de Doelen grypen, met een behendige greep, den steevigen steel van een Puthaak, en zy verkoelen, met het vogt van haar Emmertjes, het blaauw plaveizel van het Voorhuis, en, de graauwe Steenen van de gemeene Straat. De waggelende Dronkaart zoekt zyn Woonplaats met half belooke blikken, terwyl zyn Makker, met een diep verlangen, de Hofpoort van een Paleis, alwaar men het Spawater van Wesop veilt, ziet ontsluiten. De bespieders der gedisinteresseerde Pagters lossen de posten af van hunne respectieve Medemakkers, terwyl de waakzaame Comiezen, met Giers-oogen omzien naar een gelukkigen aanslag. De barmhertige Krediteuren verzamelen omtrent de Stoepen en Bordessen der, nog zo onlangs vergulde Actionisten, en zy behandelen de Kloppers als Koper, en de Schellen als Metaal; terwyl de Reizigers, die by tyds zyn opgestaan, om de eerste Trekschuit op Delft te krygen, met een berooid hoofd, en met een eile Beurs, de vervloekte rekening van een grootsse Waard overrekenen.
Waarde Fillis.
Zoekt in dit Schrift na geen overvloed van Geest. Een groote hertstogt is verwart. Het is de Ziel die thans spreekt, en het is myn gedrag dat my rechtvaardigt. Fillis zou onrechtvaardig zyn, indien zy Damon, wiens Liefde zo opregt als duurzaam is, afliet te beminnen. Fillis te vergeeten is een onmogelykheid aan Damon; en zonder Damon te leeven is meêr dan onmogelyk aan Fillis. Maar, helaas! met hoe veele ongerustheden is een waare liefde | |
[pagina 272]
| |
vergerzelschapt, roept de lieve Fillis. Neen Fillis, onze Liefde is vergezelschapt met duizende tederheden, met een inwendig vergenoegen, en met het delikaatste der verrukkingen. Wanneer een waaszem, als den douw der Druiven-gloed,
Uw wangen overspreid, ô Fillis! en uwe oogen,
Zyn in de blydschap van uw Damon opgetoogen,
Als dan, myn tèed're Ziel! wykt alles voor dat zoet.
Vaar wel, myn Lam, en gaat voort in het ontsteeken van die Toorts. Een gemaskerde min is onderheevig aan gemaskerde toevallen; ook behoeft de Min, die zo naakt is als de Waarheid, geen Opperkleed. Vaar wel, myn Kind, Damon omhelst Fillis met liefde en met achting, omhels Damon met tederheid, en met mededoogen. Damon. | |
Waarschouwing.De Waarheid accordeert zo min met de Leugen, als de Dronkenschap overeenkomt met de Matigheid. Dit zo zynde, verbied Hermes aan een schraale Jongen, van niet meêr, op den helderen dag, met Laplanders paszen, zo krom en zo scheef als de Grieksse letteren te loopen scharrelen. Want een Man, die zig van daag verdeedigt met een Pints kelk, is een Huichelaar, die en de Waarheid misbruikt, en de Wyn. |
|