Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 257]
| |
No. 33
| |
[pagina 258]
| |
van Ignatius de Loiola, meêr dan eenmaal Emissarissen hebben gedetacheert, die onder het momaangezigt van Presbiteriaanen, Anabaptisten, Sociniaanen, Onafhankelyke, en Quakers, onderstonden om die Secten 't onderste opwaarts te doen kenteren, en om St. Peters Krygsbanier op derzelver puinhoopen te planten, ja die op duizent onderscheide wyzen hebben gepoogt, om de Roomsche plaasters, oliën, geesten, poeders, zalven en gebeatificeerde menschen-schenkels en diergelyke snuisteryën, in derzelver steê, aan de meestbiedende aan te preeken. Wat bres die Battery in de Oorlogs-vesting van Maarten Luther en van Jan Calvin geschoten heeft, is, helaas! al te zichtbaar in de Kerk en in den Staat van het wellustig Albion. Doch niets heeft het Lelle-wit der waare G... dienst meêr bezwalkt, dan een vervloekt gespuis der Atheïstten, die de rechtzinnige Leeraers aanzien met een Lucifers grimlag, en die op de grontvest van de waare Kerk, een Babels spits van verwarring willen stigten. De Gauloisse Schribbelaartjes, die langs de gefingeerde Drukpars van Pierre Marteau, laffe boekjes, en krankzinnige aanmerkingen, zo standvastig als de Mode van 't bestendig Parys, voortbrengen, hebben uit inzigt van het dagelyks brood, het brood des Leevens vergiftigt; en de Britsse Vrygeesten hebben de zuivere Protestantsse Leer van Elizabeth vervalst, gelyk de ongeïnteresseerde Joden de goudkoleure Saffraan, en de graauwe Kreeftenoogen vervalssen. Dagelyks doleert de geleerde Wereld over 't verval van doorgeleerden, en over 't verlies van deftige Verstanden: en dagelyks ziet men gekwikzilverde Wysgeeren uit het Jodenlyms doode Meir der Asphaltische Zee, uit de Wynmoer van het wispeltuurig Vrankryk, uit het schuim van Yrlands Vsquebaug drinkers, en uit de laage Veenen der Moeras-treeders, als Waterblaazen opborrelen. Wysgeeren die de Oudvaders, wiens gezonde Ordonnantiên eertyds hooger wierden geschat dan de kortbondige Zinspreuken van Hippocrates, durven tegenspreeken; en die deszelfs Leszen verbeteren, gelyk een Latynsch Schoolmeester de Thematas der Schooljongens verbetert. Doch wie zou ooit hebben vermoed dat de beruchte Toland, een Yrsch Priester, en een Zoon van een Yrsch Leviet, een Wysgeer was? wie had immer Asgil, die een Sterveling, zonder het sterflot te smaaken, opwaarts leid, hebben gegroet als een Theo- | |
[pagina 259]
| |
logant? wie wist dat de Schryver van la Hontans uitgeteert Uittrekzel een diepzinnig Auteur verbeelde? wie zou ooit Koerbags rampzalig Woordenboek hebben gezien? wie zou immermeer den misnoemden rechtzinnigen Theologant van Spinosa hebben gekent? wie zou de allerminste eerbied betoont hebben voor den Adeisidaemon? wie had ooit het Amphitheater van Julius Caesar Vaninus of deszelfs zaamenspraaken beschouwt? wie den Leviathan van Hobbes? wie St, Evremonds onstigtelyke Veerzen? wie zou het ingebeelt en schelms Tractaat der drie Bedriegers hebben geroemt? wie zou familiaar geweest zyn met Lambert Joosten, den Boksenmaaker? met de geloofs beleidenis van Jarig Jelles? met het leeven van Philopater? met de Vryheid van Denken? en met diergelyke ongelukkige Onkruits Kampioenen, met Agrippa 's Letter-reuzen, of met de ontwiekte Windmolens der Geleertheid? geen eenig Sterveling (zegt Hermes) had ooit op die kruipende Insecten gereflecteert, ten zy die rampzaalige uit den onuitputtelyken Overvloed der H. Schrift, die vervloekte Oorlogs materiaalen, (doch te vergeefs) hadden gepoogt te putten. De keus maar alleen van die Stof zet hun Schriften een vergulden luister by van Prins Roberts metaal. Want een Hecatombe van alzulke Schryvers, indien die zo wel voor als tegen de G... dienst geschreeven had, zou aanstonds als Kwik zyn geprecipiteert op den grond van de eeuwigduurende Vergeetelbeek. Een Geest die opstuift door Ongelegentheid, of een Verstand dat door Spyt of door Armoede aan 't gesten raakt, werpt altoos Waterbellen op van Ongerymtheid of van Schyndeugd. Een verboode Gelukzaligheid word veeltyds het allermeest betragt. Als wanneer de Republyk van Holland ingewikkelt was in die twee langduurige laatste Oorlogen, is 'er altoos een Overvloed geweest van verbodene Zyde Stoffen voor de Dames, en een Oogst van verboden Wyn voor de Heeren. Alle de Post-Adamieten worden voortgenoopt door een geheimen Smullust, om de vruchten te smaaken der Contrabande. En indien de Fransse Comiezen geen Erfvyanden waaren van Myneedigheid, zouden die Heeren, die noch zo onlangs geleden, gekipt zyn uit het gespikkelde Exters-Ei van het Laqueijismus, en die vervelt zyn in de nieuwe Zyworms huid van een eenkoleurig kleed, veeltyds de Goudgeele | |
[pagina 260]
| |
Appelen laaten rooven uit de Hesperisse bogaart Van Madame la Contrabande, ô Hoe overnootzaakelyk zyn de Abdyën en Kloosters in het algemeene Best des Aardbodems! alzo noodzakelyk (zegt Anubis) als een Tuchthuis is voor Amsterdam, een Newgate voor Londen, of een Beeterhuis voor Delft. Daar is geen grooter trant van Wysheid ooit bedagt, dan de Loevestynsse gevangenis eens Kloosters. Daar zyn byna geen ongeregelde Hartstogten onder het Mensdom die geen lucht scheppen in eenige van die onordentelyke Ordens. De Beschouwende, de Droefgeestige, de Hovaardige, de Stilzwygende, de Staatkundige, en de Koppige waaszemen die schadelyke vochten uit in het Balneo Mariae van een wellustige Abdy van St. Norbert, of in de smeerige Refter van St. Francois; daar men genootzaakt is in een bekent Eiland, om voor een ieder dier bovengenoemde Hartstogten, een nieuwe Secte op te regten. De nieuwsgierige Wereld is als een jonge Dame, die graag zynde van nieuwsgierigheid geen gevaar ontziet om onderregt te worden. Hoe duister dat ook den ingang is der Romeinsche Catacombes, hoe naar dat de opening is van den Slavantenberg, en hoe gevaarlyk dat het is om een steentje op te raapen in de Grotto di Cane, echter vind men duizende roekelooze Reizigers, die een Glorie stellen om daar in te kruipen. Uit dien hoofde was het te wenssen, dat men een meerder getal van uitgestreeke Troniën mogt zien; dat men meerder accenten, die door den Neus overgelevert worden, hooren kon; en dat men meerder Hoeden en Paruiken, door Ey-wit gevernist, mogt oploopen. Indien die hertstogten gecontramandeert wierden, zouden zy conspireren tegens den Staat of Kerk; ja zy zouden als hoopelooze Torys dienst neemen onder de Krygsbanier van den gewezen Tekeley, of onder de uitgeteerde Vreede-Armee van den Ridder van Albano. O wat ontdekt een Wysgeer een overheerlyken ouden Schat, wanneer hy zig ziet egaal gestelt met een onredelyk Gediert! een Filosoof, die alhier strenger vast dan een Waldbroeder op den Aventyn; die erger is gedost dan een Maraans Soldaat, die Duc d'Alba 's laage Vesting tot een Garnizoen en tot een Gevangenis heeft; en die op het wankelende Soldertje van een Servet-steegs Logement door den Nood gebilletteert is, verzaakt het Geboorte- | |
[pagina 261]
| |
regt van zyn toekomende Gelukzaligheid, doet afstand van de mensselykheid, verschopt de gezonde Reeden, en... en uit wat inzigt Hermes? voor een mondvol Loftuiting, voor den eerloozen Eernaam van Auteur, of voor de schraale gagie van een baatzoekend Drukker, die zo conscientieus is, dat hy altoos een Schryver met den hoed betaalt, wanneer hy gelegentheid ziet om de Beurs te laaten steeken. O wat is het Geval een groote G.. heid der G.. verloochenaars. Door het Geval is de Heldenzang van de Mantuaansse Zwaan zaamgestelt, en de letteren der Latynen, in het wild daar heen gesmeeten zynde, worden door een bloot toeval tot het volmaakste Heldendicht vergadart. Cicero bezat een gezonder oordeel dan die Bergen-beklimmers, wanneer hy zeide; Ga naar voetnoot*dat het geval geen een eenige dichtregel zou konnen maken, veel min een geheel Gedicht. Het geval heeft geenzins de snaaren van de Cimbaal over deszelfs houte vliering gespannen; noch de Strykstok van Quik... s fiool wierd nooit door den Wind alleen, zonder kennis voortgedreeven. Indien hy de snaaren van zyn conversatie zo volmaakt had weeten te spannen, als die van zyn Cremoonsche Veedel, zou hy in de Hengstebron der geele Maas, versiert met een dubbelden Lauwerkrans, hebben gedobbert. Wanneer een Reiziger op een Eiland, zo woest en zo bar als de Heerlykheid van den Heer van R... een marmer beeld, zo schoon als de Apollo van het Belvidere, of als de geroemde Venus in den Lusthof van Julius, vond, zou men als dan zeggen, dat het door het geval alleen gemaakt was? geenzins (zegt de Zoon des Dondergods) het geval noch de Stof zyn niet machtig iets volmaakts voort te brengen, zo min als het afveilen der tanden gebaat heeft aan den Heer... die langs die operatie de rechte pronuntiatie der Hebreeuwsse taal poogde te bekomen; zo min als Descartes het geheel doorgrond heeft; en zo min als de Juffers een geheim bewaaren, ruim zo min ingang heeft het Geval in het Lustpaleis van een redelyke Ziel. Maar deeze Stof al te wigtig zynde voor de stramme veêr van Hermes, desisteert hy van deverdere ontleeding dier rampzaaligen, om (more solito) met een Sprookje het Hek toe te doen. De Ridder Sir Godfried K.. is een beeter Schilder dan Theologant; ook is hy een Man, die, by geval in St. Pauls Kerk zyn- | |
[pagina 262]
| |
de, onder het gebed, van, vergeef ons onze schulden, op de plooijen van een Romeinsch kleed, of op het verschiet van een aardig Landschap mediteert. Daar benevens is hy gemelyk van temperament, laag van geboorte, streng van opvoeding, een Spaanjaart in glorie, en een Munsters Landjonker in Geleertheid. Met deeze ongemeene gaaven wierd hy aan de Tafel verzogt van een Milord, die den Bisschop van S.. benevens andere Heeren op zyn Engels, dat is, met de matigheid van een Tempelier onthaalde. Sir Godfried, die den hals van een Zwaan, en de Maag van een Milo voert, bikte als een Erichtonius, op een Venezoen pastei, en verzwolg de Clairet als een Maas-karper. Eindelyk nam hy de onvrye vryheid van aan den Bisschop eenige Stichtelyke twyffelingen, die de Protestantsse Leer direct bestormden, voor te stellen. De Chevalier John vatte aanstonds op die propositie vuur, verschoot zyn verf als gekookte Garnaat, bragt de rechter poot aan de linker zy, vloekte verdediging of the Englisch Church, trok den monstreuzen rand van een fyne beever hoed tot over de grootste helft van zyn Neus, en vorderde Sir Godfried onder de opene lucht. En waarom doch, Sir John, word de Ridder by u uitgedaagt, (vroeg de Bisschop,) want een Schilder is in 't gemeen vreedzaam? om dies wil, (riep de ander) dat hy, zonder verdiensten aspireert naar den Eernaam van een Atheist. Ha, ha! (zei die eerwaarde Man,) je hebt ongelyk Sir John, en dat om de volgende oorzaak. Voor eerst, is het waarschynlyk, dat een Man, die uit den bodem van een Verfpot zyn Fortuin opgewonden heeft, noch tyd noch gelegentheid spaaren kon, om zig behoorlyk in de scherpzinnige argumenten der onnoozele Atheïsten te doen enderregten. En ten tweden, als wanneer een raazend Kaerel, die als een dollen Jagthond, door St. Huibregts Sleutel, diende gebrand te worden, ons ontmoet, en dat die Knaap u met woorden of met werken beledigt, hoe zou zig Sir John daar in gedragen? met verachting (repliceerde hy) want de tong van een razend Mens is tolvry. Als dan, (hervatte de Bisschop) verzoek ik dezelve complaisance voor den Chevalier van Lubek. | |
[pagina 263]
| |
Uit het Jaarboek van 't Koffi-huis.Parys. De Provoost der Koopluiden is zeer violent geattaqueert door het Flerezyn. De Grand Prevoost van d'Armée heeft 'er meenig door de astringeerende medicamenten, van zyn te paard rydende Geneesheeren, van het Fleresyn gecureert. En Hermes is verwondert dat hy dat geheim niet heeft naargelaten aan zyn Collegaas. De Heer Ennius, die maar tweemaal 's jaars, Winter en Zomer, door het Fleresyn wiert aangetast, ontfing die kwaal van kwaliteit, altoos met een pints-kelk op de vuist. Cicero noemt Vader Ennius, Ga naar voetnoot*een Man weêlig van geest; doch straf van ader. Doch hy wist dat gebrek door de vlugheid zyns geests, door het vuur van zyn Inbeelding, en door de rapheid van zyn tong, meesterlyk te repareren. Hy is de allereerste geweest, die de Dichtkunde uit de Bossen en uit de Dorpen trok, om die een goede opvoeding te geeven in de Hooftstad der Latynen. Maar helaas! de Nederduitsse Zangers, hebben de arme Poëezy wederom naar het woest Siberiën der groene Herders-zangen, in ballingschap weggepakt; en zy hebben die naar Katwyk en naar Scheveling, onder de zilte term van blaauwe Vissers Zangen, ter woon gecondemneert. Papa Ennius is door het onbarmhertig Fleresyn, en door de barmhertige Folerne Wyn verstikt in zyn 72 jaar, onder het Burgermeesterschap van Q. Marcius Philippus, en van Cneius Servilius Coepio. Hy is in het graf van Scipio, die hem vry liever had dan Karthago, ondergedompelt, in het jaar naar de grondlegging van Roomen, vyf hondert en ach-en-tachtig.
Sr. Hermes.
Indien het doenlyk is, verzoek ik een lyst van alle de onderscheide Sect en van Albion. Desgelyks verzoek ik een Model van de allerkeurigste gewaden der zelve; want het is een punt van Conscientie, of die worden gefabriceert uit Sarsie, groof en fyn Laken, Zyde of Linnen. Verders verzoek ik een naauwkeurig verhaal van twee Religieuze orders, de Wigs en de Torys, benevens de Geloofs-punten van derzelve Leer, gestrengheid in | |
[pagina 264]
| |
Klooster-tugt, Boetdoening, Versterving, en andere goede werken, waar door zy onderling verscheelen. Item, of het Opperhoofd van die Monniken latiteert onder de benaaming van een Abt, een Gardiaan, of een Prior. Ik ben in verwagting van die dienst,
Vw Vriend,
Pomponatius Vraag-al. | |
Waarschouwing.Hermes zal in de vier volgende Papieren de vier Elementen, op een Zwaarmoedige, Luchtige, Vuurige, en Waterzugtige manier behandelen. Hy zal met de algemeene Moeder, de Aarde, zyn intreede doen, en hy zal met dat Element, het welk hem op het laatste in de hand komt, eindigen.
Anubis is verëert met een Postpapiere Missive, rykelyk vergult, en keurig gemuskeert. Indien die Dame aan hem haar naam en Adres gelieve op te geeven, is zyn rechterhand tot dienst van die Ongelukkige, en hy zal haar bystaan met den laatsten droppel van zyn Ink. |