Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 217]
| |
No. 28
| |
[pagina 218]
| |
aan de Berispers, dat een Man zyn Magazyn van Verdiensten schuldig is. Een Berispende Vyant is alzo noodig om de wilde scheuten onzes gedrags te besnoeijen, als eertyds een Ezel noodig was, om den Wyngaart te bevruchten; en Hermes oordeelt dat die Weg dewelke dagelyks bewandelt word door de gehoorende Berispers de alderveiligste is. | |
Is het noodzaakelyk, dat men Vyanden heeft?O Ja! zegt de Postryder der Goden, het is aan een verstandig Man zo eigen, van uit een zaak, die in zig zelve verderffelyk is iets nuts te trekken, als een naargebootste stilzwygentheid eigen is aan een Karthuiser-Monnik; als een Geconterfyte eerbaarheid eigen is aan de wispeltuurige Flavia; en als de wanbetaaling van een koppel goude Medailles van Lodewyk de Groote eigen is aan een eerloozen Luipaart. Op dien voet herscheppen de doodelyke geneesheeren der Stofscheid-kunde (zo 't geoorlooft is iets onwaarschyn-baars te gelooven) de doodelykste vergiften in heilzaame geneesmiddellen; en verscheide groote perzoonadjen hebben, afgeslooft door ligchaamelyke zwakheid, door Familieongelukken, door verlies van goederen, en door diergelyke natuurs en Fortuins wiszelvalligheden, zig t'eenemaal overgegeeven aan de kennis der zaaken.
Ga naar voetnoot*Hy 's wys, die de oorzaak van de zaaken kan doorgronden,
En die alle aardsche vrees, en 't Noodlots straffe vonden
Vertrapt, en Acheron wraakt als een blaas vol wint!
Gelukkig, die de Goôn des akkerbouws bemint,
De stramme Pan, Silvaan de Nymfjes uit den rossen!
Die vreest geen Burgervoogt, die grinzent gantsche bossen
Van Bylen voert, hy wraakt het purper van een Vorst,
Of bitschen broedermoort met gruuwzaam bloet bemorst:
Hy schimt met 't Roomsch gebied, dat treurig staat te quynen:
Benyt geen Rykaards weelde, en spot met 's Leiders pynen.
Hoe meêr dat de eene Armee de ander naarby komt, hoe waakzaamer dat een Wakker Generaal is, en hoe scherper dat hy de aldergeringste beweegingen zyns vyands Observeert. De beweeging des vuur is snelder in den Winter, dan in de Oogstmaant. 't Gezigt eens Vyands verdubbelt onze kragt en Vaardigheid, en port ons aan om niet alleen den Troffel, maar ook om het zwaart op te vatten. | |
[pagina 219]
| |
De vergulde Paleizen der Vorsten, en de H. Abdyen van Norbertus, worden veeltyds met hofnarren Gemeubeleert, die veelkleurige geneesheeren verwyten aan de eerste hunne onbepaalde Staatkunde, en aan de laatste het dagelyks gebruik der Zeven doodzonden. Door dien de Torys gestaadig met hunne storm-ladders het Capitool van Albion, dreigen te beklimmen, zyn de Wigs zo waakzaam als de ganzen. DAlarm-klok van Maarten Luther genas St. Peters sluimerkoorts; en door Jan Calvyns metaale spraakbuis, wiert de verloore Grieksche en Roomsche taalkunde aan de verstomste en geestelooze Monnikken op nieuws geopenbaart. Uit dien hoofde raasde en bulderde Cato als of hy dol was toen de Romeinen Carthagos Duinkerken, en het stroopnest der Numantyners tot den grond toe Raseerden. Ja Hermes word onzinnig, wanneer hy dien Longzieken jongen dien gehairden kapstok, en dien dempigen Paarden-gek beschouwt, die door een Judas kus, zyn Jonger broeder (de eenigste, die hem in zyn hartdraavende verquisting scheen in 't oog te loopen) verzonden heeft na het Oostersch Ga naar voetnoot*Anticyra, terwyl hy met een Ros van vier zakjes Ruiters-penningen, 's Heeren straaten verkracht. Maar, indien de Vyandschap het onverdraagelykst aller kwaalen genoemt wort, volgt daar uit niet dat de Vriendschap het voortreffelykste is aller zegeningen, en het adelykste aller deugden? Hermes zegt Ja. Doch het is een Staatkundige greep des wysdoms van zoetheid te trekken uit de sterke; (dat is) om zig te verdedigen met die waapenen, waar meê u de berissping eens Vyands grieft: want de Vriendschap is de Moeder van vryheid en van Vertrouwen; en Vyandschap is de Voedster van dat Misvertrouwen, dat ons, op den kant van de gevaarelyke steilte van Waanwysheid staande, weêrhouwt voor het nederstorten. Anubis kent geen welspreekender noch geen vloeibaaader tong dan die van een Vyant, en die min bezwangert is met Vleijery. een Vyant is een oprecht zedenberisper, die aan ons onverzaaft onze Feilen en onvolmaaktheden errinnert. Een Vyant is beter ontleeder van onze zwakheden, dan 't Doktertje met de ronden hoed, die zo diepzinnig redeneert over de Wervel-beenderen van een stroijen Man, een Vyand is een konstig Chirugyn, die | |
[pagina 220]
| |
onze Zaagmolen zomtyds bebouwt door het knotten van een Wiek. En een Vyant is een Duëllist, die ons een Quart door de ribben jaagt, doch die in steê van daar langs onzen Levens-boom te ontwortelen, ons door die opening, geneest van een gevaarlyk gezwel. De bittere berisping eens Vyands is het Ga naar voetnoot*Bitter Heillig dat de ylende koorts van grilziekke bevattingen stuit. Doch Medelydzaamheid is het Merkteeken van een tederhartige Vriend, die veeltyds door een verkeert Medelyden de Kat op het spek bint, en den Wolf opsluit in het schaapen-hok. Een Dame, die zo deugdzaam is als de jonge Fulvia, wort min door een Vriend dan door een Vyand onderrecht. De eerste overzuikert haare Debauces door de Lectuur van P. Le Clercs Mintafereel, daar de tweede haar, door het voorbeelt van een ordentelyker levens manier, of door een Sincere verwyting, afschrikt van Meszalines Schermschool. Tamira is zo kuisch als een Romeinsche Portia, en echter is de Recipe van een Vyant zo overnootzaakelyk voor haare Constitutie, als een Kamfer-kandeel voor een bloedryke Chanoinesse. Want een jonge Juffer is zelden volmaakt, schoon haar zwakheid anderhalf grein lichter weegt dan de lust van haar Vrindinne. Haar Galant, wiens zinnen laager daalen dan haar Parysche Coifuur, gelooft dat zy onder een zatyne gordyn het Boetepleegers kemels-hair van La Trappe verbergt; doch een berisper rukt het momaanzigt van die verbloeming, hy opent de Trapdeur van haar koel yskeldertje, en aanstonts steigert de vlam van Cupido's toorts (ten zy die afgeknipt word door de tydige kaerssnuiter van god Hymnus tot boven het stargewelf van Rothas Adriatische Republyk. Niet verder, niet verder, Roekelooze! (roept de tedere Fillis) gy opgeblaaze die als een andere Salmoneus, de krakende Musieknooten nabootste van Junos Bruidegom. Fluks op uw bloote knïen, bezwyk voor 't Juff'ren wonder,
O Damon ik beklaag uw Lot:
Vrees doch Salmoneus straf, die wyl hy nabootst God
Jupyn den Blixem-drig, verplet wiert door den Donder.
Wat misdoen u de Dames, u O Damon! die van de Waardigste dier Sex overstulpt wort met verrukkende verpligtingen? gebruik die schryf-veder, die de Mingodes, voor u, uit de le- | |
[pagina 221]
| |
lie-blanke wiek van haar gespan trok, om het ziel-prikkellent zoet, dat onder een onbedwonge Minverbont verborgen is, te ontdekken. Wie doch ô Damon! schiet het Geparfumeert kleed aan van den kruipenden Verzoekker dan dat ondankbaar dier de Man? hy is de Luipaard, die aan de Dames zyn vlekken mededeelt. Hy is een Slak, die de Maegde-waeszem der Jufferen met het slym van kwaad-spreekendheid verzilvert. Hy is het yzerverken, dat met een verstaalde pen het rooskoleure Blazoen van haar kuisheid door-boort. Hy is de Italiaansche boog, die met een vergiftige Naald haar eerbaarheid grieft. Hy is Cephalus speer, die by ongeluk (maar a dessein) gedoopt wort in haar bloetlaauw hartevocht. Hy is de slang, die de schoone Byzit van Antonius dood kust. En hy is een Hoveling, die onder een blonde paruik de doodelyke Ga naar voetnoot*Thora Cultiveert die onze Tederheid verworgt. Met een diepen ootmoed, O waarde Fillis! ontfangt Damon de Verdediging van uw Sex. Hy is bereid om die waarheden, waar meê hy de Juffers beschuldigt, te herroepen. Hy is reisvaardig om een Pelgrimasie te onderneemen naar dien Tempel, daar Cypris belommert Heilligdom zo heerlyk praalt op twee zuilen van Paros marmer, en daar Diones Beeld, uit Maagde-was geboetseert, de buigzaame Natuur van die Godes uitgalmt. Doch Damon is onmachtig om de aldergeringste verpligting van zyn waarde Fillis, naar waarde, te vergelden. Gy loopt, ô Atalante! uwen Hippomenes te ver voor uit in de Loopbaan der Tederheid. Wanneer hy u een kleine Ga naar voetnoot†Onyx-steene doos vol Nardus aanbied, vereert gy hem een Vat vol Falerne wyn; uw aangenaam onderhoud, uw vriendelyk gelaat, en uw verpligtende behandeling zyn starre-lichten, die een ieder beschouwen kan aan het Firmament van den Y-hemel; doch de Tederheid van uw Ziel is maar alleen geopent voor uw getrouwen Damon. En de kleine Mingod, die verzeekert is van de innerlykste beweegingen uwer ziel, tracht door Damons bemiddeling uw gunst te bewaaren. Hy wykt geen ogenblik van Damon; hy va!t hem om den hals, en hy vlegt met zyn poesele boutjes een Liefde-cirkel om Damons schouderen. | |
[pagina 222]
| |
O die den Mingod torst, torst vry meêr dan 't Heel-al!
Doch Damon zal zich noit beklaagen,
Zo Fillis die hy mind, en eeuwig minnen zal
Dien lieven last helpt onderschraagen.
| |
Courant stof.Costantinopolen. De groote Heer heeft geordonneert, om het oude Testament over te zetten in de Turksche taal, zullende het leezen daar van dan een ieder gepermitteert zyn: doch de Mufty arbeid sterk om dat te beletten. Indien de Sultan dien Text niet verändert, loopt hy prykel, om in 't kort, door den heilzaamen pees van een Turksche boog, Gecannoniseert, te worden. Een Muzelman zal nimmermeer zyn Paradys, dat overvloeit van Rynsche Wyn, Amandel-melk, en Lelie-blanke Najaaden, verlaaten. O die getulbande devotie! heeft al te diepe wortelen geschooten in de Wellustige zielen van Mahomets Apostelen. Hermes zegt als noch dat die Ottomannische yver nooit het welgetempert staal van een Damaskynsche sabel ontwyken zal indien hy voort gaat met het Descarteren der Voorouderen G* * dienst. Want de zinspreuk van een zeeker afgezant is waarachtig. Een nieuwe G * * dienst vereischt een nieuwen Vorst. Dat de Ga naar voetnoot*Mufty den Alkoran verdeedigt is alzo natuurlyk als dat de Paus het voorrecht der Constitutie bepleit. Die den Toom van 't Paard van staat bezit zal nooit nederdaalen om den stegelreep te houden, ook is het tegens het Interest van een Turkschen Keizer om avontuurlyke Inteikeningen te doen in het Subseriptie-boek van een nieuwen G * * dienst. Bruszel. De Prinssen van Rubemprê en Ligne, zyn door den Marquies van Westerlo, geinstalleert als Ridders van het gulde Vliesch. Dagelyks wort 'er noch getwist, of de Ridder-orden van het gulde vlies gesprooten is uit den Thuin der H. Schrift, dan of zy voortkomt uit de Wildernis der Fabelen? over deze vraag zyn de Herauten zo overeenkomstig als de stemmen der Starosten en Magnaaten op een Poolschen Ryksdag. De zommige stellen dat die Ridder-orden een schaduwe is van Gideons vlies; en andere Souteneeren, dat Jason, die door Tovery het gulde vlies van Colchos bemagtigde (hoe dikwerf wort het gulde vlies van Cypria niet bemagtigt door de Tover-Caracters der bepoederde Jazonisten!) met dat vlies zyn Argenauten heeft Gerecompenseert. Altoos het is | |
[pagina 223]
| |
zeeker dat die orden in het jaar 1429 is opgeregt door Filip den Goeden, Hertog van Bourgonje, toen ny tot Brugge trouwde met Izabelle van Portugaal. In het begin waaren de Ridders dertig in 't getal, en naderhant zyn zy tot een en dertig en meêr uitgedyt. Zomtyds vermeerderen de waardigheeden, en zomtyds verminderen zy tot hun aaloude Niet. De Halsband van die Ridder orden is uit gekruiste Snaphaanen, verbeeldende de letter B Bourgonje, en uit vuur-steenen, zaamgestelt. De zinspreuk is. Ga naar voetnoot*Eêrje vlam ziet hebje het weg. Aan het einde van dien Halsbant hangt een Lam, of liever de gulde vacht van een Schaap met dit devys. Ga naar voetnoot†Geen geringe Arbeids loon. Dat die Ridder-orden eigen is aan alle de Oostenryksche Prinszen, afkomstig van Maria van Bourgonje is zo min een geheim, dan dat een zeeker Pleitbezorger, doen de Konszebants-orden van zyn platgeneusde Overspeelster, Geparranteert is aan de Zee en aan de Land-krabben. Romen. Alhier zyn, op nieuws, drie Huuwelyks-webbens op het getouw gezet, die eerstdaagsch door drie Romeinsche Cavaliers moeten afgeweven worden. Een roekeloos Duëllist en een onderneemend bruidegom worden zelden door het oogschynelyk gevaar afgeschrikt, schoon zy hun Eer en Leven waagen op de punt van een Deegen. Het huuwelyk heeft twee onderscheide Doorzichten. Het eerste doorzicht is zeer bevallyk voor een Man die noch met twee pooten op het vaste Land van Vryheid staat, en die dat doorzicht beschouwt, a la distance. Het tweede doorzicht is min vermaakelyk. Want naauwelyks is de Conquerant, langs de Bres van het Huuwelyk Geintroduceert, of hy doet een kerk-gelofte, om uit die zwaarigheid gered te worden, (een diergelyke belofte doet een angstvallig Passagier, die in een Lek Bootje zyn dierbaar Leeven waagt) en hy spartelt, als een Tuindief, die door een Voetangel is Gearresteert. Als dan verschynt de Nootzaakelykheid, wiens Tempel eertyds te Corinthen, doch thans over al zicht-baar is. Ga naar voetnoot‡Die Godinne mar- | |
[pagina 224]
| |
cheert in 't Front, zy voert in haare metaale handen yzere bouten, zwaare beitels, onbeweegbaare haaken, en gesmolten loot. Dat Tafereel van Horatius doet Hermes zidderen, en ontdekt ons zonneklaar, 't vermoogen van die verschrikkelyke godheid, die haare slaaven zo onbarmhertig kluistert en voortzweept, dat ze veeltyds tegen Eer en schaamte, lafhertige Schelmstukken onderneemen. De Nootzaakelykheid heeft den voorrang boven de Fortuin en hoe groote godes La Fortune ook genoemt wort, echter is zy maar een Dame d'Honneur der Nootzakelykheit.
Damon voijant un coeur fidelle,
Croit qu'il seroit au comble des plaisirs,
S'il pouvoit se lier d'une chaine eternelle
Avec Fillis l'objet de ses tendres desirs;
Mais la cage et le mariage
Ne font sentir les maux que quand on est dedans.
O Vous! qu'un tendre amour engage,
Pour devise prenes cette lecon fort sage,
Jamais Maris toujours Amans.
Dat de hertstogt van een ongebonde Liefde-verbont zomtyds adelyke Advokaaten vind, blykt uit het volgende geval. Een Courtisane of kamerpoes tot Madrid hielp haar Galant om een luchtje, om dies wil dat hy met eenige hertsterkende druppelen van Tederheid een vreemde Dame had gelaaft. Gevangen zynde wiert zy door den Koning zelf Geexamineert, aan wie zy niets van die Affaire verborg. Die Vorst kreeg medelyden met haar zwakheid, en Absolveerde haar met de volgende Sententie. Ga Ongelukkige, daar zo veel liefde woont is geen plaats voor de Reden. Hermes zal toekomenden Dingsdag de volgende Stelling: wie van beide het Adelykste Schepzel is, de Man of de Vrouw? eenmaal tot ongenoegen van beide, zien af te haspelen. Vorders belooft hy met handtasting, dat, indien het ooit komt te gebeuren, dat zyn papier niet voor den dag komt op den beloofden tyd van Dingsdag, hy gehouden zal zyn om aan ieder Leezer een Compleet werk van Hermes te vereeren, doch onder deze mids, indien hy zyn Drukker Persuadeeren kan om hem die over te laaten voor een Somma van Gratis. |
|