Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
Hermes Compliment aan zyne Lezers.Hermes zal van daag zyn gasten onthaalen met een koeldrank van Hoofsch Wywater, dat is, met een Bokaal vol van klatergoude beloften, behelzende in Substantie het volgende. Dewyl Anubis als een voorzichtig Huishouder, een onuitputtelyke voorraad van Winter-stof, tegens de koude der tandelooze Berispers, opgedaan heeft, is hy voornemens om daar van de alderluchtigste deelen uit te leveren aan zyn weekelyksche Klanten, die dagelyks kughen en steenen over de overtolligheid der heete speceryen waar meê hy zyn Portugiesche papiere pastei opvult: (dat is) zy klaagen, dat zyn Schrift zomtyds zo duister schynt, als het Wonderboek van David Joris, of Jakob Bohmes Aurora. Zy zeggen, dat zyn Maeso Gottisch voor een Delvenaar onverstaanbaar, zyn Frank-Duitsch voor een Haarlemiet onbegrypelyk, en zyn Angel-Saxisch voor de Burgermeesters van den Oude-Dyk onleesbaar is. Ja dat een Schoolmeester..... maer wat is Hermes aan een School-Vosch gelegen, dies zal hy veel liever | |
[pagina 194]
| |
zyn Lezers, in 't voorby gaan, eens ontleeden, en als dan overgaan tot het beloofde Rook-banket der Alchymistery. Majas Zoon verdeelt zyn klanten in de Vyf volgende Classen. In Luchtige, Onweetende, Geleerde, Berispende, en in Verliefde Lezers. Nu heeft hy, zeer gelukkiglyk, zyn Pen versneden tot Vermaak en tot Nut van die vyf onderscheide Liefhebbers. De Luchtige Lezer wort aangespoort tot Laghen; het welk de borst en de Long zuivert, ja een Souverein hulpmiddel is voor de Milt, en voor de Hypochondria. De Onwetende Lezer (daar is weinig onderscheit tusschen hangen en worgen) zal 'er op staroogen; het welk een beproefde Remedie is voor zeere oogen, en het welk de doorademing, benevens den omloop des bloeds bevordert. De Berispende Lezer, zal hier of daar een Vyl vinden om zyn Slag-tanden te scherpen; hier door kan hy, als een Haay, of als een Krokodil, zyn Evenaasten een Arm of Been afbyten. De Geleerde Lezer, voor wiens voordeel Hermes waakt wanneer hy niet slaapt, behoeft geen ander behulp tot voortzetting zyner Studie, dan dit papier, en de voornaamste boeken, die gedrukt zyn, zedert het jaar 1440. en de Verliefde Lezer, of liever de jonge Juffers konnen de Minne-kunst van den Ridder Ovidius, de tedere brieven van een Portugiesche Non, en de Memoires van Madame du Noyer bespaaren, indien zy haare aanlokkende oogen laten weiden op het veelkleurig Bloem-tafreel van Hermes. Langs dezen middelweg geniet Hermes een zegen eer hy sterft, waar aan maar weinige duistere schryvers Participeren, want de Faam is een vrucht die op een Stam gegriffyt zynde, nooit iets voort brengt, ten zy de wortel onder d'aarde rust; de Faam is een Roofvogel die, op den reuk, een dood aas najaagt; de Faams Trompet klinkt luider wanneer ze staat op een Graf-tombe, en wanneer ze het voordeel geniet van een verheven grond, of van den Eccho eens Verwulfts: en een Schryver, die door armoede sterft op de verheeve Studeer-kamer van een Vliering, verryst, door de behulpzame hand der Faam, in het Woorden boek van Moreri. | |
Het vervolg der Alchymistery.Dat de Alchymistery scherper is dan Gepulveriseert Mostert-zaad, dat deszelfs Liefhebbers by de neus vat, is geen geheim voor den oude Epikureer Mastarille, die wars van Diones paarlemoere Smelt- | |
[pagina 195]
| |
kroes, hals en beenen gebroken heeft over Hermes Amerfoortsche keisteen, dat de Oculist van Abdera langs het Quakkelbeen van Hermes fluitje in het steekriet van Madame Alchimia geloopen, of gekroopen is, weet Boer en Burger; dat Doctor F** vaster en geklonken is op het Roofschip der Stofscheid-kunde dan een slaaf op een Saleesche galei, en dat hy erger daar door behandelt wort dan een Jood tot Avignon, vertellen de Barbiers en de Leepoogige praatjes-makers, aan malkanderen. Anubis zal thans de Alchymistery, die groote Ridder order der Lichtgeloovige Rookmakers, die halsbant voor Merkuurs kalfskoppen, en die stalkaars der zotten, niet verder ontleeden; uit vrees van daar door de Chymisten Roozen-kruis broeders, adelyke Quakzalvers, Apotêkers; en Barberoszen, te beledigen, want als hy kip kip! roept, meent hy alle de stofscheidende Hoenderen. | |
Het sprookje van den Hr. * * Oculist van Abdera.De Heer Oculist van Abdera had vier schoone Dochters, waar van de alderminste een Hercules onder de oogen dorst zien, en waar van de alderonbarmhertigste scheen boorde vol te zyn van een nooit weigerent medelyden voor de mannelyke Sex. De tweede van die Lucretias, die tamelyk hart van bek was, nam 't gebit der Tucht tusschen de tanden, en rende met een jong Heer over berg en dal. Dit lieve paar leefde een tyd lang zo vrolyk als de Mosschen, doch het Hennip-zaad van Junos Munt-cabinet verminderende, moest het dartel koppel, gelyk 't gespan van Cytherea, bikken op Duive-boonen en op Regen-water. De Oculist, die zo barmhertig is als de Gardian van Algerynsche Roof-galei, of als de broeder van Rosette, die Galant, en zyn versch ontgonne Liefje, verbanden op een onbewoont Eiland, zag dit verliefde paar wel dobberen op de Zand-zee van armoede, doch hy zag het aan zonder mededoogen; en terwyl hy zyn vaders Erfgoud verstookte, terwyl hy een scheeps-lading Quik vermartelde, en terwyl hy zyn zilver Tafel-servies versmolt, versmolt zyn verliefde Dochter en haar Minnaar, by gebrek van behoorlyk onderhout. Het gebeurde eenmaal dat hy de Concierge van het Stadhuis, (die desgelyks een Wyn-tapper was,) ging bezoeken, en terwyl hy, met een pints-beker in de vuist, van zyn ingebeelde genezingen snorkte, wiert hy een kopere Bedpan ziende, waar op hy dus | |
[pagina 196]
| |
uit-voer: Monsieur S * * ik heb de konst van Goudmaken zo Fiks, dat ik aanstonds die Kopere Bedpan kan herscheppen in een goude. De Duivel myn Heer doet dat (riep de Podagreuse Concierge) ik waag er de pan aan; en wy zullen als dan dezelve aan uw Zoon en Dochter, die door gebrek en armoede in schimmen getransmuteert zyn, vereeren. De vermaarde Milord Rochester, een Dichter zo zedig als den overzetter van het Ga naar voetnoot*Huuwelyks Mintafereel,
Die geile Dichter van dit Huuwelyks Mintafreel,
Verdient dat men zyn rug met taaije garden streel.
Was een gunsteling van Karel den tweeden. Op een zekeren tyd vont Milord den Koning in zyn stofscheident Laboratorium, alwaar hy uit de Spargirische smelt-kroes der Alchymistery, het goud, het welk hy in de Bodenlooze kolken van de Hartoginne van Poursmouth, Nel Guyn, Cleveland, Davids, en diergelyke lelyblanke snollen versmolt, docht weêrom te bekomen. Rochester vroeg aan zyn Majesteit, of hy begeerig was om de konst des Filosofischen steens te leeren? Die naauwelyks had geantwoord, Ja Milord, of Rochester nam een Smeltkroes, greep een dozyn Engelsche Schellingen uit zyn zak, wierp die, benevens een geel poeder in den kroes, zette denzelven op een langzaam vuur, en na dat die stof uitgewaaszemt was, stortte hy den Smeltkroes uit op de Tafel, en de Koning zag (met eene onbeschryffelyke surprise) in steê van twaalf Schellingen, twaalf Guinees. Die Vorst omarmde Milord als een Mirakel-Sant der Stof-scheiders, en hy verzogt, in zeer beweegelyke termen, den Sleutel van dat geheim. Rochester, die op een gespan van zes appelgrauwe Koets-paarden des Konings verlieft was, verzogt van zyn Majesteit die zes hartdravers tot een erkentenis. Fluks wierd zyn verzoek ingewilligt, en de Paarden veranderden van Meester en van Logement. Zo ras de Opper-Stalbok aan Milord had geboodschapt, dat die Dieren gezont en frisch waren geland in de Republyk van zyn Stal, communiceerde hy aan Karel het Goud-makent geheim met de volgende oratie: de tegenwoordige Guinees, (Sire, zyn nimmer Schellingen, maar wel van hunne geboorte af, Guinees geweest: ik heb die overzilvert, (doch uw Majesteit heeft geen regard genomen op dat Alchymistisch geheim) en dat wit poeder is de Kamerdienaar geweest, | |
[pagina 197]
| |
die hun die zilverlakensche huid heeft afgestroopt. Dit is, o beschermer der Protestanten! het geheim der Misse, en tot noch toe, is 'er geen nader geheim uitgevonden by de H. Broeders des Roozen-kruis. Stuart, die al zo diep verzonken lag in de Geestdryvery der Stofscheidkunde, als in den klevenden modder van Cypris Doodemeer, en die ruim zo bygeloovig, als nieuwsgierig was, kwam echter uit de diepte zyner verwondering, met de volgende woorden opborrelen: de Alchymistery is een onmogelyke pooging, en het uitwendige der zaak is dikwerf veel schoonder dan het inwendige. O hoe voordeelig is deze Koningklyke sententie voor de bevallyke Jufferen! voor die Jufferen (zegt Hermes) wier jaloersche, koppige, bitsche, speelzieke, snapachtige, en diergelyke volmaaktheden, de verstandige Natuur, met den sneeuwitten huid der Lelyën, heeft weten te verbergen. Anubis struikelde in 't jaar 1700, over de korrelen van een Ga naar voetnoot*Granaat-appel, en hy verviel tot in de binnekameren der Leuvensche Biervliegen; alwaar hy met de opmerking van een aankomend Wysgeer, de onderscheide trappen der dronke Sinjoors, bestudeerde, wanneer hy drie ontramponeerde Antwerpsche Cavaliers zag inkomen. De eerste was een Halfslachtig Land en Water-gediert, geteeld uit een Spaanschen Draak en een Zeeuwsche Hagedis, die zich met een Portugiesche Poes (het schynt dat de Natuur, als zynde een Vrouw, vervrolykt word door verandering) had geassocieert. De tweede was een Alferes of Vendrig, die zyn Leven aan de snelheid zyner Hielen was verpligt, en wiens Vederbos, door de voorzienige Godinne der Bloodaarts, Getransmuteerd was in een schilders klapmuts. De derde was een Rechtsgeleerde, doch door dien hy zulks met geen behoorelyke getuigen aan zyn poezelige Bedgezellin kon bewyzen, was Madame genoodzaakt de blaaden der Huuwelyks-pligt te laaten genieten van oprechten Rechtsgeleerden. Dit driegespan had een Conspiratie opgeregt, om den steen der Wyzen te bemachtigen, en daar mankeerde niets aan de gelukzaligheid van die Heeren, dan dat zy uit Quikzilver geen goud konden trekken, zo dat die rampzalige Goudmakers, tegens den avondstont, Genecessiteert waren (na een geruimen tyd de opschorszing van hun gelag vruchteloos Besolliciteert te hebben) een scharlaken mantel, tot een pand der Minne, in | |
[pagina 198]
| |
de barmhertige bewaaring der Hospita te laaten, om daar uit het fournissement van een Lovens Loterybriefje te voldoen. De Heer Froi, Medicina Doctor, was zo een gelukkig Alchymist, dat het gras onder zyn voeten scheen te veranderen in stofgoud, en echter had de hals geen polveijen onder zyn schoenen. Meester Spondeus, die zo aardig de vlakken der natuur, door de spons van Merkurius dulcis, kon uitvêgen, en die daar en boven de konst der Goudmakery zo fiks had, moest dikmaals, by gebrek van een oortjes Kaars, de oogen van zyn buurmans kat gebruiken. Joseph Posito heeft den Room van Naturâs Melk-pot afgeschept; hy eet nimmermeer een Kool-salade met olie en Limoen-zap, maar altoos met de Boter van Antimonie, en met den azyn der Wyzen, en echter betaalt hy zyn schulden zo regulier, als Argus de rekening van zyn Tuin-zaad voldoet; en hy is niets meêr dan een behoeftige Zot onder de slofscheidende Bedriegers. De Gods-dienst van den Atheist Matarille is door ouderdom in de kindsheid van geen-geloof vervallen, en diende door versche mirakelen opgekweekt te worden. Die Gryzaard echter boeleerd, in gedachte, noch met de Babylonische Hoer, de berookte Alchimia. Hoe is het mogelyk dat Petaso een goeden Raad zou involgen? die zelfs geen Waarschouwing respecteert. Zyn kapitaal wort, door Merkuurs slagzwaart, verbroken (zo wierd eertyds zyn broeders degen door de handen van Jack Ketch gedissolveert) en echter zweemt zyn kasteel noch naar het stamhuis der glasblazery. Maar zoetjes Papa, schei uit, want de prys der olyven steigert. Vereer liever, door het konstpinzeel van een Gedissinteresseerde pen, uw Lezers met de beschryving van Pellegrinôs Tafereel der Alchymistery, dat toekomende maand publyk, aan de meestbiedende, op de beurs der Severambes zal verkogt worden. | |
Difficilia sunt quae pulchra.Op den voorgrond van het konst Tafereel beschouwt men een figuur, blinkende als de verfoelyde plaat van een Haerdstede, die met Quikzilver besmeerd is, en zo bestendig als een dwaalstar. Dat Afgods beeld word door een oneindige meenigte pelgrims, zo zappig als uitgedroogde Morilles, opgewagt. Die Devotarissen waren zo zinnelyk in de noppen, als banketterende | |
[pagina 199]
| |
menschen-eeters, en zy Observeerden den vasten veel strenger, dan de Penitentie Vergadering van St. Michiel, de Bescherm-engel van Norberts witte Abdy. Zy waaren alle voorzien met smeltkroezen gedraeid uit Agrippynsche aarde, welke kroezen tegens het vuur bestendiger scheenen te zyn, dan hunne goude en zilvere Potpenningen, Obligatien, Kasteelen, Rente, Hoven, Huizen, en diergelyke Portative goederen. Alle die voornoemde Effecten versmolten, door de snelle beweeging des vuurs, en zy vonden doorgaans op der zelven bodem, een strop o versch stroo, in stê van den Goudmakenden steen der Wyzen Echter beletten dit hunnen yver niet, maar zy bewierookten dien Geld-duivel dagelyks met den wierook van Quikzilver, Zwavel, Mos, op het bekkeneel eens gehangen Diefs gegroeid, Galbanum en Antimonie; doch wanneer zy na de mirakel-gift van dien vervloekten Afgod wilden grypen, zag men den Oost hunner ingebeelde Zegeningen verzwinden in eene dikke wolk van Rook en mist. Aldus moest Ixion, in stê van Junôs deien,
Zich met de Wolk-pop van een dunne mist verbleien,
En dus ziet d'Alchymist zyn duurbaar goude spook,
Benevens eer en goed, verzwinden in een Rook.
Dixi. Napels. De Visschers hebben een Triomfwagen, vol gebrade, Visch, een paleis van Neptunus verbeeldende, ten plundering overgegeven aan het Volk. Een diergelyk Treurspel is niet onaangenaam in de Vasten, en wel voornaamtlyk onder St. Pieters gebiet, alwaar 't gebruik van een gebraade Kalfsborst dood-zonde, doch 't genot van een Donnas harst, Gepermetteert is. Dat Neptuins paleis zomtyds met gebraade Visschen pronkt, is Hermes eens, in passant, van een overoude Zeerob verhaalt, die zwoer, dat hy in het jaar 1672, in zo een heet Zeegevecht Geëngageert was, dat de gebrade Bot en schelvisch tot aan de schevelingsche Herberg van het Jagertje kwam aandryven: ja hy liet aan Majas zoon (doch dit was ter goeder trouw) het borstbeen zien van een engelsche Buldog, die, wanneer zyn meesters schip sprong, zich Salveerde op een gestoofde Walvisch, en die, zo frisch als een hoen tot Katwyk zyn anker liet vallen, alwaar hy, tot aan de uur van zyn dood, op de gemeene beurs der Visschers (die dat geluk aan de Vleeschouders benyden) is Gealimenteert geweest. | |
[pagina 200]
| |
Romen. Don Antonio Conti is getrouwt met Donna Maria Faustina, in de geheime kapelle van het Quirinaal. Een geheime Trouw is aan den smaak van een verlieft paar, een aanlokkelyken Oost: doch daar de Uitvoering in 't duister geschiet, behoeft de ceremonie geen Zonneschyn. De Paus heeft aan 't voornoemde Adelyk paar 20 zilvere schotelen met ververszingen gezonden. De ververszing doet in de Min het zelfde effect, als Versch hout in een glasblazery. Het vuur wort daar door nooit gestoort, doch altoos gewakkert, door ververszing word de Harts-togt der Liefde opgewekt; en zonder ververszing valt de Trouw in een slaapziekte. De Paus heeft aan Donna Faustina, een zilvere benne met keurlyk Porcelyn vercert, Die de Thee-tafel der Dames op schikt, maakt ongemeen zyn hof by die Sex. want, indien een Juffer een Kermis-pop is, moet men die Recruteeren met Marrionettes. Ook weet Hermes maar al te wel, dat een man van verdienste, dikmaals door 't prezent vin een Chineesch Mandaryn, of door de gift van een Cornaryne Pagodo is overstemt geweest. | |
Waarschouwing.Toekomende Week zal Anubis het aangenaam Treurspel berymt in onrym door een Liefhebber van het Collegie. Vt ameris amabilis esto. Op het Tonneel van zyn Weekelyks papier, aan de Nieuwsgierige der beide Sexen vertoonen. Hy zal het ondertusschen versieren met onbekende Konst-werktuigen, en onzichtbaare Herszen-schimmen. Te meêr, door dien Man en Vrouw veeltyds onkundige Tuiniers zyn, die in plaats van het onkruid van Onlust uit te wieden, de Deugd, Eerbaarheid, en onderlinge Liefde tot den wortel toe uitroeijen. |