Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
No. 20
| |
[pagina 154]
| |
Zim? Zy drinkt, van dat de Zon de beide Mooren verft, Tot dat ze zinkt, en in de baaren sterft.
Vergeef, ô gestrenge Berispers! die twee geborgde regelen aan Hermes. De Palamedes van Vader Vondel is ommers het vruchtbaar Vlaanderen, waar op de Geallieerde troepen der Dichters, met een geweldig Octroy voorzien, jaar in jaar uit Vourageeren. Zim Zim dan is de laatste teug, waar me zeker heer, die op de Paauw-kamer naar geen klokslag luistert, op zyn thuis komst word verwelkomt. En met de Vroeg-misse van Zim Zim schuift Margarita de kraakende gordynen open van haar engelsch ledekant. Doch H** is de aldergezegenste met Zim Zim: met Zim Zim, zonder tusschen-poozing, word hy gelaafd, en hy heeft, in min dan negen jaaren, meêr Zim Zim Geconzumeert, dan een volwassche straat Davids Walvisch zee-water heeft verzwolgen. Zo er eenige fransche liefhebbers zyn die hunne wynen gelieven te Trocqueren tegens Zim Zim, hy zal altoos een halfaam van de alderminste Suranson laaten Valideren, tegens een oxhoofd van dat eeuwigduurende slange-bads water Zim Zim.
Hic sita sigoea est, atis hoc.... Qui coetera nescit
Rusticus est, artes nec colit ille bonas.
stud. Rescendius.
Het is een dommekragt die durft staande houden, dat M** alle die Aretynsche schermslaagen overgezet heeft uit de werken van Sloïzea Aigoea, de Zanggodin van Toledo. Die delikaate Juffer heeft nooit iets toebetrouwt aan de drukpars, ook was zy al te kuisch om haare schriften te bezoedelen met die kleevende zwakheden. Diergelyke Messalinâs getyboekjes zyn gesprooten uit de geile inbeeldingen der Ga naar voetnoot*fransche zangers; uit de dertele mosche-pen van een Ga naar voetnoot†ongodist plaatsnyder, en uit de graveernaald van le Ga naar voetnoot*Sr. Boi**, een konstenaar, die, des noods zynpe, den Vice-regent van de hel kan verbeelden. De Vrouwen betuigen voor de H. Geheimeniszen van de goede Godinne, en voor de Solemneele nacht-offerhande van 't vogtig Zeekind, al te groote eerbied, om derzelve Misterien aan de pooten en blikken dier gebaarde dwingelanden te Sacrifieeren. De sex is al te braaf en wil geen praatjes hooren,
| |
[pagina 155]
| |
Zy vreest geen Landreus, schoon hy voert een Wevers-boom:
Haar kuisheid is een straffe toom,
Die 't hollend Ros weêrhouwd, genoopt door Venus spooren.
Ga naar voetnoot†Petronius zegt; dat zyn land zo vervuld was met Godheden, dat het gemakkelyker was een God, dan een mensch te ontmoeten. En Hermes zegt; dat de Kuisheid zo algemeen is onder de hedendaagsche, en wel voornamelyk onder de Salet-juffers, dat het gemakkelyker is hondert Godinnen te zien die het Minne-zoet vervloeken, dan éen éénige die een afscaerik heeft van de daad zelfs. Parys. Men heeft voorleden Dingsdag wederom twee subalterne Officieren van Cartouche gepynigt, en zedert heeft men verscheide andere geattrapeert, en daar onder verscheide Goudsmeden en Uitdragers. Waarschynelyk dat de Uitdragers met een nieuwe Vendu-meester (gelyk als de Kikvorschen met een Slangen-koning) zyn gestraft; met een Vendu-meester (zegt Anubis) die voorziende, dat het geld tot de gebreken aanleiding geeft, weekelyks die Artillery-paarden der Boel-huis-campagnes, met den verroesten Roskam van Wantrouw, zo onbarmhartig rost, dat die rampzalige, met sinceere traanen den geweezen Heer, op wien zy, als op een vaste Sterkte hun vertrouwen stelden, dagelyks regretteeren: Maar (a propo van Gaudsmeden) is de Lukgodes niet over en over bekoorelyk, dat derzelver Hovelingen, in spyt van Strop, Zwaard of Rad, naar haar gunst tragten Valentyn waagt de kuisheid van zyne poezelige Huisvrouw, voor een lonk van de Lukgodes: Filemon teert op de Teering van zyn Gewisse, om dat hy de Weêrmin beoogt van die Schoone: Hannibal steekt zyn eenigen Zoon in het veelkleurig kleed van dienstbaarheid, op hoop dat die, door de Bemiddeling van een quips Kamerkatje, de blonde tuit der Fortuin zal vast houden: Machiavel bind de schelmsche Schaatsen aan van een bedriegelyk Hoveling, hy berent het glipperig Hof-ys, en hy is geresolveert (mits dat hy die naakte Schoonheid mag genieten) om niet alleen zyne Medevryers, maar zelfs alle de hooftdeugden over hoop te ryden. De Lukgodinne Fortuna bewoont de vier Hooftstoffen. De Koopman vind haar op het ongestadig Element des Waters. De Tuinder, vermaagschapt aan de Mollen, zoekt haar onder de Aarde. De Smit, ontdekt haar in het vuur, en een Almanak-maaker belaagt haar in de lucht. | |
[pagina 156]
| |
Mopsus vint de Fortuin in een drie-vierendeels Elle; Cloris in een Anker gewaterde Vin de Grave; het Coffi-huis bestudeert die in een Lacedemonisch zop van Levantsche boonen; de Geneesheer zoekt 'er na in 't duister, en de Glazen-maker in 't licht. Een Officier vermeestert die door den Degen, en een gewillige Koekoek door de Schee. Om kort te gaan, daar is voor een iegelyk kans om de Lukgodin te schaaken, uitgezondert voor een Poëet. Want schoon dat die Vroedheer der Zanggodinnen, als een Kamerdienaar der Fortuin op 't Toneel komt; schoon dat hy die Schoone met de ingebeelde sieraaden zyns geests komt op te tooijen, echter is zyn belooning geproportioneert met het Lot van een Fransche Kamenier, dat is, een oude Tabberd, en een paar half sleete Kamer-muilen. Hermes was onlangs in een Gezelschap van jonge Juffers, dewelke, als witte Zomer-zottinnetjes, of als vrolyke Hyacinthen, dwars door de sneeuw van een geaffecteerde koelheid, haare Lenteschatten vertoonden; en die, indien behoorlyk gecultiveert, zo wel haare bloempjes produceeren in een groene boscasie, als op een geprepareert Tuin bed. Onder deze sterffelyke Engelen zat Jonker Marmelade, die, tot walgens toe, Madame Roozerood met de volgende douceurs onderhield. O myn gecandelizeert Orange-klompje! myn inlandsche Confituur-schaal! myn ingeleide groene Gember! en zo voorts. Juffrouw Eglantier, die ongemeen graag is naar gekaneelde Kapittel-stokken en gezuikerde Radyzen, vroeg aan Hermes; of de Zuiker bekent geweest is aan de Ouden? waar op hy repliceerde Ja. Want Plinius spreekt van de Zuiker, onder de benaaming van Indiaans-zout. Galenus en Dioseorides noemen het Sacharum, dat is, Zuiker. Theophrastus vermelt het in de beschryving des Honings, waar van hy drie classen stelt. De eerste Zuiker word gemaakt uit het bloem-gewas, en dat is Honing. De tweede zoort komt uit de Lucht, en dat is het Manna der Arabiers. En de derde word vergaard uit Riet, en dat is (de Juffers uitgezondert) de oprechte Zuiker. Die zyn vinger dieper wil indrukken in dit zoet onderzoek, moet de geleerde oeffeningen opslaan van Salmasius over Solin. Londen. de Ridder Tornhil heeft als een tweede Michel Angelo het eerste ontwerp gemaakt van de nieuwe Londensche brug, en de Ridder van Brug zal daar over het opzigt hebben. De Ridder van Brug is een vermaard Architect, en word doorgaans, als | |
[pagina 157]
| |
Vitruvius de tweede (doch min in geest en oordeel) gewaagt. De Hartog van *** wierp hem den Neusdoek toe van gunst, en hy heeft zyn heerlyk Paleis gemisordonneert. Ooch die wakkere Generaal, die meêr kennis bezit om een Oorlogs-Vesting om ver te halen, dan om een Gebouw op te rechten, had hem een geheime Raad van Bouw-konstenaars toegevoegt, die zeer voorzigtig zyne ordonnantien verwyderde, anderzints liep het Gebouw perykel van te veranderen in een Muizen-val, gelyk het pragtig kasteel van Milord Carlile, welkers Kamers schynen gedestineert om Kaboutermannetjes of Steendoggen te logeereu, en welkers deuren laager zyn dan de geinteresseerde Ziel van dien zotten Jongen, die, om in een vergulde Chairet te hartdraaven, zyne onschuldige Broeders weggepakt heeft naar 't Oosten. Die Ridder van Brug, die Geloofsverzaaker der Bouw-kunde, die zo welspreekend is wanneer hy stilzwygt; die zonder bescheidenheid, waarheid of verstand, alles beschimpt; die aan het Hof burgers zeden leert, en die waanwys word door een beschaaft onderhoud, heeft een Model aangelegt voor een toekoomend Whithal. Een Gebouw dat zo suffisant is, dat 'er tot noch toe geen twee Kruijers in Engeland gevonden zyn, die het van den grond konnen optillen. Een gebouw, dat natuurlyk gelykt naar een Ganzen-pastei, en dat als een Slakken-huis verschuilt agter een haag van groene hulst. Dit Uils-paleis is gebouwt op een puinhoop van het Koninglyk Whithal, en gelykt zo veel naar dien verongelykten Burgt, als de Muider Argus naar Hugo de Groot. Dus maalt een half-blanks Minjatuur-Schilder een onryp Conterfytzel naar een schoon Origineel; dus verwekt een Endors Toverheks, in steê van een gestorven Tolk, een Logen-schim; en dus verzengen de hedendaagsche Poëeten de Dichtkunde van Vader Vondel, van den grooten Hooft, Huigens en andere, om op derzelver ondergang een klater-goude Zuil van Dollemans vindingen op te rechten. Parys. De Hartog van Chartres, die sterk door den Neus gebloed heeft, doet Hermes gedenken aan een aangenaame periode van Sr. Williams d' Avenants Zoons-zoon, waar in hy de oirzaak ontdekt; waarom dat de Engelsche Fantasten of fyne Broeders door den Neus spreeken. Het sprookje is, ten naasten by, aldus. Het spreeken door den Neus was, als noch, zo onbekend als het onbekende Zuidland, wanneer een H. van Banbury de volgende | |
[pagina 158]
| |
Avontuur op liep. Hy was eenmaal al te diep ingewikkeld onder de Tente der goddeloozen, wanneer zyne uitwendige mensch zeer miszelyk bewoogen, door den inwendigen vreezelyk voorwaarts aangespoort wiert. Een uitwerksel dat men onder de hedensdaagsche Verlichten dagelyks kan bespeuren. Want de zommige gelooven, dat de geest gewoon is op den geest te teeren, gelyk als Rynsche Wyn op raauw Runts-vleesch. Altoos de H. bespeurde dat zyn vaartuig langs alle kanten uitgebreid was (een natuurlyke uitwerking van een krachtige Inspiratie) en noch tyd noch plaats ziende om het opwaarts te ontleedigen, wierd hy gedwongen om het langs beneden lucht te geeven. In 't kort, hy worstelde zo lang met het vleesch, dat hy het eindelyk overwon, uit dien stryd komende met eerlyke wonden, alle van vooren. De Chirugyn had nu dat deel, dat de aldereerste quetzuur onderging, herstelt; maar de kwaal, gedreven van zyn post, vloog naar boven in 't hooft: en, gelyk als een ervaare Generaal, kloekmoediglyk aangetast in zyne afsnydingen, en uit het veld geslaagen, zich Retireerd naar de hooftstad, de bruggen, om niet achterhaald te worden, achter zig afbreekende; op de zelve wyze, vlood de ziekte van zyn eerste standplaats verdreven, voor Merkuurs roede, tot het opper gewest, zich aldaar beschanssende; doch ziende, dat de vyand den Neus begon aan te tasten, verbrak zy de brug, en Retireerde naar het hooft quartier. Nu Observeeren de Natuur-kenders, dat 'er in 's menschen Neus een Idiosyncrasis is, waar door de spraak te meêr dat de doorgang verstopt is, te meêr tragt door te gaan; gelyk de muziek van een fluit word uitgevoerd door het stoppen der gaaten, door deeze Methode gelykt het geluid des Neus volmaakt naar het snoffelen van een Zak-pyp, en is ruim zo aantrekkelyk voor Britsche ooren; het welk de H. schielyk ondervond, door die nieuwe eigenschap, met een wonderbaarlyk succes, in de werking des Geests, werkstellig te maken: want kort daar na wierd geen Leer voor gezond of rechtzinnig gekeurt, ten zy men die overleverde door den Neus. Aanstonds copieerden ieder Spreeker dit Origineel; en de meesten, door een edelen yver genoopt, gebruikten een diergelyk middel, om tot die volmaaktheid te geraken. Zo dat men met waarheid zeggen mag, dat de Fantasten de Privilegie, om door den Neus te spreeken, aan een Dier verschuldigt zyn, gelyk Darius zyn Koningryk aan 't brieschen van | |
[pagina 159]
| |
een Paard; want Herodotus verhaalt ons hoe dat het Ga naar voetnoot*Persiaansche Dier die macht verkreeg, door daagsch te voren een Merrie te dekken. Londen. Daar is alhier een Moor begraven, die Ordinaris hield: 6 Mooren droegen het Doodkleed; en 66 of 70 Mooren volgden het Lyk. De Staatkundigste Britten verbleekten op 't gezigt van die verlakte Lyk-stacie, en zy geloofden, dat Pluto's eenigste Zoon, die in Londen resideert, om der Protestantsche Torys, en gedisinteresseerde Wigs verouderde liefde te mainteneren, verscheiden was: doch zy getroosten hun aan den anderen kant, dat als dan dat Ryk in den Spinrok van Proserpina moest vervallen; en de welgemaakste Hovelingen begonnen (gelyk als onder de vreedzaame regeering van Jakob den eersten) hunnen adem te parfumeeren, hun hoofdhaer te krullen, en de tong te leeren lispen, om, langs die verwyfde eigenschappen, Gunstelingen en Ryks-Medemakkers te worden. Aldus begon Hermes die periode der Mooren te behandelen, wanneer hy den Ebbenhouten Damon (die als Vriend in huis die begraeffenis de laatste eer had aangedaan) zag naderen. Daemon zei: dat die voornoemde Moor zo goed Protestants was als Simon Magus, en dat hy, onder schyn van Ordinaris te houwden, een booze Geest was, die de Engelschen in 't gebruik van bloedige speis wist te versterken; dat hy dagelyks de Herbergiers in de verdoemde konst der Wynbrouweryen, waar langs zo veele duizenden vermoord worden, onderwees; en dat die fluweele Bedrieger de allereerste uitvinder was geweest van Ga naar voetnoot†Punch en Ga naar voetnoot§Sillibub. Die geest (vervolgde Damon) zou nimmermeer dat wellustig Babel, die hoofdplaats van oneenigheid, hebben geabandonneert, ten zy de Fransche Koks hem die lang-gezogte rust beschikt hadden. Dat die Vergiftmengers de Maagen der Britten, door 't gebruik van Duivels-brood, Slakken, Kikvorschen en Waterratten, in Maagen der Ojevaars, Hagedissen en Reigers wisten te hervormen. Dat die vervloekte speis niet alleen de gezonde Ligchaams gesteltenis van een true born Englisman ruineerde, maar zelfs dat die Natie door Fransche Ongodistery, Lichtvaardigheid, Beleeftheid zonder meening, Overspel, Onkuisheid, Vloeken, Speelen, Masquerades, en diergelyke Galanteryen, zo t'eenemaal verbastert wierd, dat de Britten nu meêr zweemden op de Normandyers, dan toen dat pleitzuchtig Ras allereerst onder William Conquerour, gelyk een zwangere | |
[pagina 160]
| |
Wolk van Sprinkhaanen op Albions grazige Oevers kwam nederstorten. Waarschauw. Het Lyk van wylen den Bisschop van Plotskauw (dat is een miszelyke naam) is eergisteren naar Pultok gevoert, tot welkers begraefenis noch geen vaste tyd beraamt is. Hermes verhoopt dat de Priester, die zyn Eminentie in die laatste processie escorteeren zal, een beter lot genieten mag, dan den Pastoor van L** die zyn Landheer moest vergoden; doch eêr dat de Arend de Hout-myt verliet, was Heeroom kâpot. Zeker Landheer gestorven zynde, wierd in een loode kist gepakt, gelyk als de beste Virginie-tabak, en geplaatst in een Rouw-karos. Heer Nikolaas, die den gepetrifieerden Boeren-schinder onderhield met eindjes van Psalmen, Latynsche gebeden, en sententien uit de gulde Legende. Heer Landheer (sprak Heer Nikolaas, wiens verstand gelyk was aan een omgekeerde Bibliotheek,) ik moet drie Ryksdaalders van u hebben wegens geleeverde gebeden; noch moet ik een dubbelde Dukaat ontfangen wegens verschoten Wasch-ligt; noch resteert 'er een halve dukaton voor gezeegende Paas-eijeren; item, komt aan my voor dubbeld overgehaald Wywater... dat laat ik aan de discretie van uw Erfgenaam; noch resteert een solemneele zingende Misse, twee Keermissen, en een de profundis... dit maakt te zamen zeven ponden Vlaamsch, en eenige grooten. Op de Meridiaan van die Rekening calculeerde hy een half anker Heuninger bleekert voor zyn provisie in de Hondsdagen; noch assigneerden hy daar op een gestikten Rok voor een aardig Nichtje, benevens een strooijen hoed, gevoert met groene Armosyn voor zyn Kamenier, die daagsch zyn Tafel voorzag met een Lams-boutje, en die 's nachts zyn Slaap-zalet garneerde met een gemarmerd Kievits-eitje; ten laatsten voor een zoet Jongetje, gedoopt op den naam van den Dorps-boode, in wiens weezen, als in een Spiegel, men Pater Nikolaas kon zien toen hy pas twaalf Zomers telde, een... in 't hartje van Heer-ooms cyfferkonst valt de Voituur in een diep wagenspoor, en kentert de koets 't onderste boven. De verloode Landheer stort zo onbarmhartig op de geschore Herszens-schaal van den Pastoor, dat die devoote Ziel, benevens deszelfs pretensie aanstonds fricasseerde in de dunne lucht. Hier uit kan men wiskonstig bewyzen, dat 'er geen staat te maken is op doode noch opleevende Landsheeren. | |
Waarschouwing.Toekomende Week zal Hermes de wonderlyke avontuur van een verongelukte Ossen-rib verhandelen, benevens iets daar hy tot noch toe niet eens op denkt: ook zal hy zonder fout de toekomende Papieren op den geconditioneerden dag van Dingsdag laaten opdagen. |
|