Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 121]
| |
No. 16
| |
[pagina 122]
| |
lichtveerdig betrouwen op zyn anker. Dewyl (volgens Democriet) de Vrouw een Doolhof der Wyzen is, vreest Hermes zich te wagen in die Labirinth. En dewyl (volgens Lampridius) de Vrouw een Protheus, of veränderlyke creatuur is, zal de Tolk der Goden onmagtig zyn, om derzelve zwakheid en sterkte, onstandvastigheid en bestendigheid, koppigheid in gezeggelykheid, heerszugt en ootmoed, spyt en liefde, benevens een Starren-tal van rechtsche en linksche deugden te verhandelen. Maar echter Maja's Zoon ontdekt 't geheim der Misse,
Schoon Phaëton dood om Febus naliep:
Schoon Dedalus verzonk verscheide piekken diep:
Sat est in magnis voluisse,
| |
Het Huuwelyk.De nadrukkelykste tongen stameren, de geleertste geesten verflaauwen, de welsprekendste verstommen, en de pen, noch het konstpinzeel bezitten geen genoegzaame stoute streeken, om het schoon of om het lelyk van het Domestieke Dier, Vrouw genoemt, uit te drukken. Indien een dolent Ridder de Vrouw afmaalt, dan is zy een Paradys-vogel: indien 'er een Wysgeer zyn Arentsmerk op schrabt, dan is zy Minervâs Distelvink. Egeria was de Zielvoogdes van Numa, daar ter contrarie het rooskoleure bloed van de Ga naar voetnoot*Schuimgodes wiert gestort door de Speer van Diomeed. Een Vrouwlievend Man wort van de zommige beschouwt als een Taart van laffe Dadelen, en een Vrouw die haar huishouwding boven 't Zalet waardeert, is een Fricassê van lange Rozynen met Kalfspooten. In 't kort een gesepareerd Huuwelyks-bed, een Man en een Vrouwelyke Tafel, een Karthuizers conversatie, veel eerbied en geen liefde, zyn hunne opkomst aan de veelverwige bepalingen van het Trouw-verbont verpligt. Doch Hermes sustineert, in spyt van duizende mishandelingen, waar onder de bevallyke Juffers languisseren, dat de delicaatste gedachten der Huis-tierannen, altoos door de bekoorlykheden van een paar schoone oogen, een marmeren boezem, en een volmaakte licghaams gestalte dier Sexe zullen bezeten worden; want de | |
[pagina 123]
| |
Vrouw alleen verzoent alle de levens quaalen der stervelingen. O die kanneel-drop is in onzen Kelk gedaan!
Op dat de bitt're teug des levens door zou gaan.
Alcmenês zoon wierp zyn quastige knots voor de zneeuwitte voeten van de schoone Jole, en Theseus, geen azuure Godes konnende bemachtigen, daalde neêrwaarts om Prozerpina te schaaken. Ja zelfs de krygs-god Mars
Die straf van pooten is, van blikken duivels bars,
Vermoeit van bloed, en wars van d'Oorelogs-krakeelen,
Verlaat zyn yz're harnas-ton,
Om als een Officier, dat 's zonder veel Façon,
De blonde Zeegodin op 't Zwaanen-dons te streelen.
Maar halte! Hermes Dezerteer niet van uw huuwelyks-doel, laat de schoonheid van die zielverlokkende Sexe u niet een spanbreete doen afwyken van de Anatomie des Trouwverbonds, en begin eens cavalierement zonder veel inleiding. Het Huuwelyk is een algemeene gelukzaligheid; het is een algemeene Privilegie, die beschermt wort door de Overigheid. Maar gelyk 'er zelden een Privilegie is, die niet door een geweldige inbreuk geschonden, of ten minsten door de Rats-tanden van Eigenbaat beknabbelt wort, zo is dit loffelyk voor-regt desgelyks meêr dan ééns aan vrienden en vyandelyke Invasien van Bataafsche Gotten en Wandalen open gestelt geweest. Schoonheid, Wakkerheid, Verstand, en de bevordering tot staat van onze nakomelingen zyn van de keus der beide Sexen afhankelyk. De Vorsten zyn voor hunne paarden-stoeteryen bezorgt, de Jagers voor het ras hunner honden, en de Haanenmelkers voor het gebroet van die gepluimde kampvegters, doch de Ouders zyn onvergeefelyk nalatig in de verkiezing van een gezond voorwerp tot voortplanting hunner Naneeven. Duizende Stamhuizen hebben door gezonde vrouwelyke queekhoven hunne geslachten gemaintineert, of door slappe pelzen uitgeblust, Is het Reusen-geslacht der Heeren van A ** niet veraart in kaboutermannetjes? heeft men uit de vermaarde Enakimsfamilie der Graven van *** niet een ding, dat veel eêr een Boomgedrogt dan een krygsman geleek, zien voortkomen? heeft Abdera niet gezucht onder den Artzeny-bereider Lekkerbeetje, die met een scheeve Krab gepaart, uit dat geboghelde smeltkoesje een | |
[pagina 124]
| |
mismaakte Zimme, en twee halfwasse Aapen zag op donderen? heeft Hermes niet beleeft dat een man van staal in het knipslootje van eene Marmousette, die in de ronte, gelyk een scheeps-ton met yzere banden was bekuipt, gekroopen is? en is het niet wéreltkundig dat éen zeker heer, die als de pop van Madame de Mompensier op raderen voortkrabbelt, met een zestienjaarige Venus in den Paketboot des Huuwelyks naar de gelukkige Eilanden van Capricornus is overgestooken? Maar laat ons het licghaam eens vlak neêrleggen, en tot de Ziel, en deszelfs eigenschappen overstappen. Wat voor een zoort van Tovery hervormt de Vrouw uit een Weêrhaan van wispeltuurigheid, in de Toskaansche Zuil van een altoos gelykvormig Humeur? hier op Repliceert Anubis; dat het hart van een vrouw zo teder, haar liefde voor de man zo krachtig, en het Respect, waar mê zy van de Wérelt vereert wort, zo afhankelyk van het dier Man is, dat men zeer zelden een vrouw vint, die dat Respect niet tragt te verdienen door oprechte, of door oprecht schynende Caressen. Is het dan niet barbaarsch, een bevallyk Schepzel, dat zich plotzeling met alle zyne natuurlyke bekoorlykheden in de armen van den man werpt, dat den onwaardeerbaaren schat van zuiverheid aan zyn ombarmhertige pooten toebetrouwt, te behandelen als een uitgehongerde Vesting, die zich aan 's verwinnaars discretie overgeeft? Hermes oordeelt van Ja! Een Zot herschept het Huuwelyks Lustpaleis in een Oorlogsvesting; en een zot zoekt tot kosten van zyn beurs, en in gevaar zyns Licghaams, een overspeelig vermaak. De vrouw, een dier zo hovaardig als een Paauw, en zo teder als een Tortelduif, ziende dat zy als een Ariadne door Theseus Geabandonneert wort, laat het mê glippen, ontvlugt de traliën van haar huuwelyks beterhuis, en zucht buiten 's deurs naar die vermâken, die haar in deszelfs binnenste worden gerefuseert. ô Overdwaaze Trouw-tieran, die altoos wort beloont met de eerlooze Diadeem van een hondertjaarig Hert, of met een onrecht Nakomeling. Dat een ieder zyn fortuin beoogt is redelyk, doch dat een ieder het slyk der aarde hooger waardeert dan zyn gelukzaligheit, is onredelyk. Al te veel Huuwelyks-goed maakt de Vrouw onafhankelyk van haaren man, en die onafhankelykheid boezemt haar een drift in, die met onverscheelentheid begint, en met verachting eindigd. Door verachting wort haar Subtiel en waterachtig | |
[pagina 125]
| |
bloed scherper dan het ongezuikert zap van Aalbezien; de Vapeurs steigen opwaarts, gelyk de vergiftige middag winden van de Rivier d'Arne; de zenuwprikkelingen volgen, als Lyfstaffieren op die dampen, en veroirzâken ongemeene toevallen; Madame klaagt over gestadige hooftpyn, duizelingen, en losjes op haare kooten waggelende valt achter over op de alderminste verzoekking. Indien zy by geval, in 't midden dezer vermaken, bezwangert wort, vermeêrt zy de Wérelt, in stê van redelyke Schepzelen, met een Ga naar voetnoot*Licetus traktaat van monsters, of met Capricieuze Meerkatten en kwaadaardige Apenisten. Hermes zal het tegenstrydige dezer rampen in het volgende papier behandelen, doch enkeld om zyn Lezers te overtuigen, dat, gelyk als Nero door een onbeschaamde Schryfpen in een H. hervormt, Lodewyk, als een romeinschen Keizer vergood, en een Valsche Speelder tot financier verheven is; het desgelyks der Goden Tolk vrystaat, om de verdiensten van een Liefde-verbond te vergelyken met een Notariaal Contract. Dixi. | |
Wat zots, wat zoets.Parys. Daar is buiten Parys een Curê geligt, die gewoon was met zekere jonge dochter in de Sacristie de Vapeurs te bezwêren, doch hy is in die Convulsive Exercitie door een Jaloursch Concierge gestoort, en alhier gevankelyk binnen gebragt. De Marquies de * * had een Kapellaan, die meêr Devotie betoonde voor een springende dan voor een zingende Mis, en die meesterlyk den Duivel van aanvegting uit de Consistorie van een Stopzieke kamenier kon doen verhuizen. Het gebeurde eenmaal dat de Marquies smorgens vroeg, in 't saizoen der karszen, om een luchtje gink in zynen vruchtbaaren bogaard, als wanneer hy, tot zyn groote Surprisé, een morelle-boom, die met een overrype vrucht bezwangert was, gewaar wiert. Om duidelyk te spreken, hy zag een overschoone Spanjolette, zynde de kamenier van Madame la Marquize, die met haare lieve pootjes op twee onderscheide takken staande, de grieksche letter Δ Representeerde, terwyl myn Heer de kapellaan, staande aan den voet van die bladerryke Ladder, met de linker hand haar rechter voetje, en met de rechter haar juweelkoffertje bestierde. De Marquies, die van | |
[pagina 126]
| |
een Active gesteltenis was, vloog naar zyn poortier, dewelke als een Hesperische Draak het gulde Vlies van zyn Paleis, in spyt der Argonautische schulteisschers bewaakte, en hy geboot hem, om aanstonts aan den liefdadigen Outerknaap te boodschappen; van fluks zyn priesterlyk equipagie, bestaande in een saeje mantel, een purperen gordel, vier paar oneve beffen, en een halfverbrande Wastoorts, by een te pakken, alzoo het een Leviet niet vry stont twee Missen op éénen dag te doen, en dat het al te fatiguant was om in zyn hofkerk een Na-mis te lezen, wanneer hy voor dag en voor douw een diepzinnige Vroeg-mis gecelebreert had in de Kapel van Madona la Bruna. Parys. De Provoost der Koopluiden is zeer violent door het podagra aangetast. De groote Provoost van 't leger heest 'er meenig door de Astringerende Ordonnantien van zyn te paard rydende geneesheeren, van 't Podagra Gecureerd, en Hermes is verwondert, dat hy 't geheim daar van niet heeft meêgedeelt aan zyn Collega. maar apropo! hier nevens iets van 't Podagra, raadzels-gewys voorgestelt. | |
Amicorum intime.Het schynt, dat Hemel, Hel, Aarde, en Zee Corresponderen om my binnen 's kamer, te rabrâken. Naauwelyks is de eene verdienste Geretireerd, of de tweede volgt 'er op. Ik kan niet anders zien of de Belroos; en het Podagra hebben een Of- en Difensive Alliantie in myn Faveur geslooten; indien ik by het hand en voeteuvel noch Gebeatificeert word met een kwaad Wyf, en een erge Conscientie, is myn zegen Gecompleteert. Maar Hermes, wat is alhier ongemakkelyker om uit te staan; het Podagra, een Kwaad Wyf, of een Masteleine Conscientie? het eerste is voor myn rekening, de twee volgende voor twee van myne, lieve Vrienden.
Ambos nosti, bibe, & nudas preme, ut valeas.
Tuns ex asse.
Hier op repliceert Hermes. Dat er geen vergelyking is, tusschen het Podagra en een kwaad Wyf. Want schoon een Podagreuze Knorhaan zich op zyn koets van ongedult, (gelyk als St. Laurens op den heeten rooster,) gestadig omkentert;
Die pyn moet vroeg of laat eens duiken:
Daar 't Wyf, die zwangere Oceaan
Van onrust, altoos bruischt in storm of Schimp-Orkaan.
| |
[pagina 127]
| |
En nimmer rust dan als de slaap haar komt bekruipen.
Indien de Auteur van die Missive een riem papiers gelieft te adresseren op Leeuwenburg, als dan zal Anubis voor zyn Ed' daar op, eene aan Lucifer geparenteerde Huis-leeuwinne, schetsen; een Spinnewiel dat eeuwig bittere noten kraakt, die door den ongelukkigen Lyder met de musikale toonen, van Ach! Sakk **! en Wee my! beantwoort worden. De Rabynen kenden alle de krakende meule-raderen van een kwaadaardig Familie spook, en uit dien hoofde Excludeerden zy drie onderscheide perzoonen uit publyke bedieningen; namentlyk de Arme; die geenen die gekwelt waren met het Graveel; en die rampzaligen, die bezeten waren met een kwaad Wyf. Sustineerende dat de zulke het kwaad genoeg hadden binnen 't huis. Mahomet heeft voor de Vrouwen eenen Particulieren Hemel gebouwt, zeggende; dat ze de rust der Muzelmnanen ontrusten zouden, indien ze in die der mannen konden inbreken. Een kwaad Wyf is een ordinaare pest; een zorg zonder tusschenpoozing; een winkel vol onrust, de grysheid des Mans; een doodemeers Guldeling vol van naberouw; het Bitterheillig des levens; Concommer-zaad dat het Huuwelyks vuur verkoelt; de Opium die het bloed des ongelukkigen Echtgenoots verdooft, de Zundvloet van een Familie, en een sneeuwitte boezem scherpioen. Wat de Conscientie belangt, daar op wort ja noch neen gezegt. Want dewyl dat dier Conscientie zo min gezien is onder Batôs Naneeven, als een Wolf in de Bosschagien van Albion, onderstelt Hermes dat de kwade zo onzichtbaar is als de goede; en hy gelooft dat derzelver Generatie niet alleen uitgestorven is, maar ook dat de Adelyke wapenschilden over het graf van den Heer Gewisse verbroken, en benevens deszelfs doode romp voor eeuwig onder de zwarte aarde ondergedompelt zyn. Londen. Een Heer gekleed als een Zuidzee Actionistin den Winter van Armoede, rolde in een huurkoets, vergezelschapt met een gemaskert Juffertje, door de voornaamste straaten van Londen. Het popje, vermoeid van hoszeboszen, onder voorwendzel van eenige noodzakelykheid, opende de portel, sprong op straat, en verdween zo schielyk als een geest, die door zielmissen en Aalmoeszen de smeltkroes van het Vagevuur ontsnapt is. De koetzier nam dat oogenblik waar, om myn Heer met een | |
[pagina 128]
| |
verroesten bygalm, wegens de Geëxpireerde huur van zyn leere Hangkamer te Harangueeren. De Traktant tastte naar zyn beurs, doch die was zo zichtbaar als het honds-gestarnte in een helderen zonneschyn, en zyn Oorelogie was den weg gegaan alles vleesche. Hier op verzogt hy aan den paarden-beul, met een diepe nederigheid, om die geld Harangue op een anderen tyd te willen Repeteren, en zo voorts. Doch die voerman der Zonden, die zo Barmhertig was als een Stokbewaarder van Goâs H. Inquisitie, eischtte in dringende termen de Kroon van zyn hooft, dat is zyn blonde paruik, tot een pand der minne: de Heer beantwoorde dat verzoek met verscheide; Damje sirrak for a dog! maar de geraamtens-menner die zaak overleverende in de onzydige Consideratie van twee a driehondert Canailles, stemde die aanstonts in zyn faveur; dwongen den geldeloozen Schiltknaap tot de overgâve van zyn hoofthulzel. De verwinnaar nam aanstonts, die hairige Diadeem, zette dezelve als een Turksche-paardestaart op de punt van zyn zweep, en vloog daar mê, met meerder glorie, naar de Residentie-plaats der harddravers, dan eertyds Jazon met het veroverde gulde Vlies van Colchos naar zyne grieksche staaten wederkeerde. | |
Lofspraak over de Schriften van Milord **
|