Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |||||
No. 11
| |||||
[pagina 82]
| |||||
scrap sceruli, Lyfarts des Konings van Mauritaniën, die het magazyn is des geluks, en het wapenhuis van vermogen. Alhier eindigde de Genius zyn vermaaning, en Mumin Gaseli verrees zo flikkerend als het entje van een nachtkaars, dat op het tipje zynde om uit te gaan, door de bevende vingeren van eene overoude Toveres zyn levensligt ziet uitrekken. Na dat hy, zo religieus als een Benjaan, den Aaps-tand had aangebeden, verliet de toekomende Geneesheer die Simiaansche grot, om in Olbia de aaders van de beloofde goudmyn op te zoeken. O hoe trok het yzer van zyn verlangen naar de zeilsteen van zyne verhoogde kudde! toen hy de gulde dag-toorts weêrom beschouwde; doch zyn zorg, om ze weêrom neêrwaarts te transporteren, was onnoodig, want zy waren als schaapshoofden naar beneden gesprongen, en lagen in stukken en brokken, herwaarts en derwaarts verspreid. Dit accident was een voorspook van zyne toekomende Lyders, ook is het getal dier geene, die hy ooit heeft geveinst te willen genezen, zeer klein, en weinige zyn den dooden-dans ontsprongen. Wat nu gedaan in deze omstandigheid? De rykdom zyn 's Vaders bestont, gelyk een vagabonderent Arabier, in 't getal van die melaatsche schapen, en de winterpels van de Circassische nacht-post was geassigneert op de vagt van eene oude Ooi? zich aan den Duivel, die het snelste van gehoor was, over te geven, dan verviel zyn pretentie op rykdom? zonder geld of vee een Land-reis naar de Vniversiteit te ondernemen, en eenen onbekenden Scrip scrap sceruli, of te zoeken, was een vertwyffelde onderneming? In 't hartje van die wispeltuurige voornemens, begon hy op de les van den Ezel zyn 's Vaders te denken, welke Lang-oor dikmaals de provisie-kamer van de Schaaps-kooi bezogt, om (gelyk Ga naar voetnoot*Paus Sixtus den Portier handelde) de boonen der onnozelen op te vreeten. Fluks greep hy een resolutie by 't hoofd, en na dat hy den toom tusschen de tanden gevat had, begon hy te rennen als een Ga naar voetnoot†Laplander, die met zyne lange schaatszen een sneeuwitten winterhaas najaagt, en na veele avontuuren, die alle in het middelpunt van honger en dorst verzaamden, arriveerde hy gezond, doch afgemat in 't geleerde Olbia. | |||||
[pagina 83]
| |||||
Na dat hy onder 't gewelf der Stadspoort zig als een Kalamuksche Tarter opgesmukt, en zyn paruik met die kam, waar uit hy op den oever van de Boristhenes gewoon was te drinken, uitgekamt had, kroop hy in Olbia; en vroeg aan Man en Maagd naar het Paleis van den Opper-Arts Scrip scrap sceruli? doch niemant wilde een gedrogt beantwoorden, dat 'er vry haveloozer uitzag dan die Donausche Boer, dewelke zo geleert, en kragtig harangeerde voor de Senaat van Romen. Hy gaf echter den moed niet op, maar vervolgde zyne interrogatoria, tot dat de Lukgodes (die gelyk een Spaansche Muil-dryver veel zugt bezit voor Ezels,) hem, als met de hand, tot in de doodelyke tegenwoordigheid van Juba's Opper-Geneesheer introduceerde. Toen Scrib Scrab Sceruli den mismaakten Mumin Gaseli gewaar wiert, begon hy te schateren, als of hy een Koorts-jaar (dat is den Oogst der Doctooren) begon te ruiken Mumin Gaseli keek opwaarts naar dien convulsiven Persoon, en een inwendig instinet verwittigde hem, dat die Democriet het houte Paard was, waar langs hy het aloude Pergamum van weelde moest bemachtigen. Ongemeen was de verwondering des Lyfarts, wanneer het Halfslag aan hem vroeg naar de woonplaats van Juba's Geneesheer, en die verwondering vermeerderde wanneer hy hem dien Mystiken droom en de berg-avontuur overleverde. Sceruli, die den Dagon der Doctooren was, beval aan Mumin Gaseli om hem, doch op een zekere tussche wyte, te volgen, en hy bragt hem in zyn Vleesch-hal, die meêr dan matelyk voorzien was met hoofden, rompen, en armen, en beenen van door strop of zwaard geëxpineerde stervelingen. De vermoeide Jonge zag in 't rond gelyk een Ga naar voetnoot*Dief, die op de laatste sport der ladder naar de paspoort van een Zielmis haakt, en hy begon zich te verbeelden, op de Menschenmart der Kanibalen te zyn, ook loerde hy gestadig herwaarts en derwaarts naar de byl, waar mê hy vreesde, dat zyn gulde Visioen onderschept zou worden: als wanneer de Lyfmedicus hem een hart in 't lyf sprak, hem geboot neêr te zitten, een Sorbet, uit Haver, Hop, en Tarwe gecomponeert, aanbood, en alle de trekken van Mumins Fisionomy begon naar te zien. Hy ondervroeg hem wegens zyne opvoeding? Het Hemels-teeken zyner geboorte? Voeg- | |||||
[pagina 84]
| |||||
de by de voorzegkunde een lange reeks van Observatien, en besloot uit die onbearbeide Chaos: dat 'er iets doodelyks schuilde onder de schors van Mumin Gaseli. Hy bragt dien nacht door in 't gezelschap van Scrib Scrab Sceruli's Ga naar voetnoot*Drommedaris, en hy wiert 's ochtens op nieuws in de tegenwoordigheid van den opper-slager der menschen gevoert, die hem by provisie op 't Stal zette by een vermaard Artzeny-bereider, by een Man die de reputatie bezat, dat hy jaarlyks Ga naar voetnoot†veertig Aanspreekers der dooden, veertig Kistenmakers, en veertig Doodgravers kon alimenteren, hy wiert ten diersten aan dien Potentaat gerecommandeert, die aannam om Mumin Gaseli op te trekken in de super fynste gifmengingen der Issedoniers en hy ontfing hem met een vuist, die meêr Illustre Zielen naar beneden gezonden had, dan die van Titus. Na dat de Lyf-arts Scrip scrap sceruli vertrokken was, greep de substituit der doodslagers Mumin Gaseli by den kop, deê hem door twee zalf-galeiboeven aantasten, als een corpo santo Processiesgewys in een onderaardsch gewelf brengen; aldaar zynde gebood hy hem om neêr te knielen, den vilten hoed af te nemen, gelyk een Papin van Ga naar voetnoot‡Apia den grond te meeten, en zonder een eenigc sillabe tegenspraaks de volgende conditien, (die hem zouden voorgeleezen worden) te bezweeren. Mumin Gaseli, die nimmer meêr religie heeft gehad dan een Olifant, en familiaarder was met armoede, dan met een gemoeds-knaging, knikte demoedig met het hoofd en ooren (nota bene, dat hy altoos, gelyk een Ga naar voetnoot§Arcadische nachtegaal zyn gehoor-lepels kon bewegen) en hy haakte met verlangen naar het voorstel van die doodelyke voorwaarden. Voor eerst. Een Artzeny-bereider moet die slaafsche hartstogt van medelyden, met tanden en nagels afwyzen. Ten tweeden. Hy moet altoos onder die geneesmiddelen, die in haare eigenschap niet schadelyk zyn, iets schadelyks vermengen. Ten derden. In der eeuwigheid moet hy voor zig zelfs de pillen vergulden, en het bitter overlaaten voor de kranken. Ten vierden. Hy moet nooit een Patient, ten zy hy met differente | |||||
[pagina 85]
| |||||
doodelyke ingredienten voorzien is, bezoeken. Want Papaeus zegt; een Artzeny-bereider is, gelyk de ouderdom, eeuwig vergezelschapt met rampen en ongelukken. Ten vyfden. Het zekerst is. De ziekte en de Patient door halsbreekende middelen te ontworstelen. Want een herstelde Patient protesteert altoos tegens de rekening des Artzeny-bereiders; doch een Erfgenaam voldoet sustituit en principaal. Ten laatsten. Nooit het Zon-metaal te verquisten aan heilzaame kruiden, dranken of poeders. Want het oogmerk van een ongeinteresseert Artzeny-bereider bestaat in geld te vergaâren, en kosten te spaaren. De ontmenschte Mumin Gaseli beëedigde (zonder de minste hapering) deze strafwaardige voorstellingen; verzaakte alle menschelykheid; en verbond zig, om tot den laatsten levens-snik, der stervelingen zwakheden voort te planten en te vermenigvuldigen. In het hartje van die goddelooze protestatien, kraakte het gewelf, gelyk de deelen van een nieuw-geleide plank-vloer; of als Ga naar voetnoot*Memnons beeld, dat verwarmt word door de straalen des dagenraads. De donder rammelde als de winkelwaren eens yzerkramers, en de blixem schaterde als de lach des duivels. Fluks ontstak de Artzeny-bereider een betoverde piktoorts, by wiens ligt men vervaarelyke schimmen, en doodelyke schaduwen, onder-een zag warlen, (dus vermaakt een Piemontois bedelaar een herbergs gezelschap door zyn Toverlantaaren) en op 't onvoorzienst zag Mumin Gaseli twee schromelyke gespensen, dog onderscheiden in fatzoen en omtrek, verschynen. Het eerste spook verbeelde een schoone jonge Vrouw, met den boezem naakt, en opgesmukt op 't aldereêlste. Haar tabbert was geborduurt, gelyk de Dierriem, met beeldspraakelyke teekens. Het tweede spook geleek een geraamt van Olbia's rariteit-kamer, en was zo mager als een Ga naar voetnoot†Ebruharische Woudpriester, die in 't | |||||
[pagina 86]
| |||||
strengste des winters, in steê van Harlalis, sneeuwater drinkt. Vorders was het gewapent met een Ceis, gelyk een grasmaaijer, en met een uurglas gelyk een Schoolmeester...... Per naasten het vervolg. | |||||
Eenige Meditatien over de Courant.Parys. De Colonel de Firmacon, en de Hr. de la Roche-aimon, hebben tusschen Meenen en Ryssel in Duël gevogten, en de laatste is doodelyk gequest. Die passagie doet Hermes gedenken aan het Duël van Philippino, bastaart-broeder van een Hertog van Savojen, en den Marquies de Crequi. Die Marquies de Vesting de Barrault verovert hebbende, vont aldaar een kostelyke sluijer, waar van eene Adelyke Dame een prezent had gemaakt aan D. Philippino. Crequi was alzo moedig op dien wapenriem, als Turnus op dien van Pallas, of Venus op dien gordel, dewelke zo avantagieus op haar schoon-naakt afsteekt; en hy weigerde dien te restitueeren aan den linkschen Prins. Zy vogten dan voor de Stads-poorten van Grenoble, alwaar D. Philippino gesurpreneert door een quart door de ribben, het leven verzogt, dat hem de Marquies galamment toestont. De Hertog hier van verwittigt, verbood zyn Hof aan den gequetste, voor dat hy 't bloed van Savojen van Crequis degen had afgeveegt; zo dat de bastaard op nieuws om een tweede douw moest solliciteren. Na veel Ambassades accordeerden zy, om op den Savoischen bodem een verkeertje te speelen, om 't langste leven, en dat op deze voorwaarden.
Zy verscheenen op de bestemde plaats, en na dat zy rok en kamizool weggeworpen hadden, begonnen zy met de blanke gordyn-roedens (onder 't muziek van ha! ha! ha!) de passe piêd des doods te danssen. D. Philippino viel met meêr couragie dan oordeel den Marquies op zyn vagt, die eerst met het water van een bezadigde parade | |||||
[pagina 87]
| |||||
dat Savojarts vuur temperde, en eindelyk zo van pas twee oopeningen door Philippinôs onechte buik-leer infligeerde, dat de Dom, in navolging van de meiziekte der jonge Juffers, met de hielen in de lucht vloog, en, ten respecte van zyn geborduurde sluijer, en twyffelachtige Eer, 't beminde leven moest vaar wel zeggen. Is een diergelyk twee-gevegt zo vermomd met het oude sprookje? O die Heer heeft een ongeluk gehad! dat het niet trekt op moord of doodslag? en is een Casuist, of ze den hervormer wel of qualyk onderregt, die het met die laatste benaming doopt? veel eêr pryst Hermes een wakker man, die zyn levens-lamp met een praatje defendeert; die altoos van buiten vegt, en nooit bloed of wonden beschouwt. Viva! nochmaals een snoeshaan, die zo gereet is om met de vogtel een affront te bepleiten, als Law door zyn finantie in staat is om 't geruineerd crediet der Zuidzee te herstellen. Anacreon zegt. Alles drinkt. Waarom dan word de muziek (by uitnementheid) met die waarheid beschuldigt? Zingen verwekt, en drinken verslaat dorst. Ergo is het aan een Zangmeester gepermetteert, om, ad vitam, te drinken, maar een Zangmeester zuipt zig vol! (schreeuwt Madame Tuberoze.) Fiat (zegt Hermes) men mag nooit het onmogelyk van een mensch, veel min van een Zangmeester expecteren. Indien Madame dat abuis behandelt, gelyk de Lacedemoniers, die volgezoope slaven aan hunne kinderen, om ze af te schrikken van dronkenschap exponeerde, is 'er ruim zo veel vrucht uit een waggelenden Zangmeester te trekken, als uit de ordonnantie van Doctor * * die men min op 't Theater der ontleed-kunde, dan in het pakhuis van een Wynbrouwer kan oploopen. Aan Madame * * Weduwe van den Heer * * *
Ik wil met geen bedaarde zinnen,
Een zestienjaarig Meisje minnen,
Dat eeuwig papegaait van mode en van de zwier,
Gelyk een' Haagsche kamenier.
O neen! ik wil myn trouw aan Iphys nu besteden!
En Iphys, die 'k bemin, verkies ik tot myn Bruid.
Men plukt altoos de bloem niet eêr zy zig ontsluit.
Neen Damon! d'ope roos voldoet meêr aan de reden.
Petersburg. De Czaar heeft een reglement doen drukken, wegens de winter assemblees. Dit doet Hermes aan het Bal van Abderâs Dansmeester gedenken, waar op meêr armoede en hovaardy te zien was, dan op een Collation van Westfaalsche Dorpjonkers, of een Soupê van Spaansche Officieren. De respective Dansmeester, (die zich eertyds als kaarssen-snuiter by een doolende troep Tonneelspeelders gedestineert had) was gedost in een winterpels van den President * * die niet te wyt, maar veel te kort was; en Madame verbeelde een Geertruidenbergsche Zalm, zynde uitwendig in 't grys, en inwendig in 't root opgesmukt. | |||||
[pagina 88]
| |||||
Verscheide Munstersche Officieren schaamden (eerbiets halve) de Mode, en compareerden, of in de liverei-rokken van 't Jaar 1672. of in de geplunderde Surtouten, die zy in de Bataille van Hoogstet, van de halflaauwe lichaamen der stervende Fransche Medemakkers hadden afgestroopt. De Dames en jonge Juffers waren gelyk een Tuinbed vol Turksche Renonkels uitgestreken, in alderhande koleuren, en zommige pronkte met schoon sinnen, doch de meeste met omgekeerde handschoenen. De Dans-zaal was niet getapisseert, alzo de Precepteur der Hielen beweerde, dat de weêrstuit van een blooten wand voor den harmonieusen klank van drie zwartsel doosen, en een wormsteekige Basson voordeeliger was, dan een Brusselsch Tapyt. Vorders was het Vivaramble van den Marquis des Cabrioles met drie Kroonen, zaam gestelt uit zes kruisgewys gebonde houten, besteken met uitgeteerde ongel-kaarsen, geillummeert. Een Anker schraale Fransche-Wyn was in drie classen verdeelt, de grootste helft had hy door een emmer Lakmoes getrokken, en wert met den eertytel van Bourgogne Wyn verheerlykt. Een minder gedeelte moest door Verjuis zyn geboorte plaats verraden, en wert onder den glorieusen eernaam van Moesel-Wyn geintroduceert, terwyl eenige resterende flesschen door een pyp Abderâs water kroopen, en gemaskert in Limonade, op het bal van armoede verscheenen. De Dames, dewelke middelmatig eerlyk waren, hielden een contenance als Portiâs, doch de openhartige Juffers wierden zo spaarzaam niet behandelt als het rantsoen van een verzeilt Oostindiesch-Schip, maar vielen op de minste verzoeking achter over, als onbedreve Schaatsryders. De Dansmeester, die in een Fransch lighaam een Switzersche maag voerde.
Saisoit, en bien beuvant, l'eloge de son vin.
En zyn opgesmukte Bedpan huppelde als eene Heidinne, dewelke op het straf-tonneel der guiten wort gediverteert, met een concert van spitsgaarden, dus ver was alles wel, tot dat het bal door twee valsche speelders wiert gestoort, die (mal a propos) den geldeloosen spinger wegens den wanbetaling van twee pistolen affronteerden. De fabriqueur in Wynen, bepleitte zyn onvermoogen, en onderschraagde zyn oratie met de bloote kling. Fluks zag men de doodelyke vogtels in de vreugdezaal verschynen, de onschuldige kaarzen wierden door wilde Schermslagen gequest, de Juffers raakten in 't voetzant. Hermes, doodelyk ontstelt door die schielyke wapenkreet, greep door misverstant de Maitres van den Heer M ** in steê van zyn eige Vrindin, geleide dezelve tot in haar Slaapkamer, en ontdekte dien aangenamen mislag niet voor dat hy 's anderdaags de Zon door de gordynen van 't gefatigeerde ledekant zag doorstralen. Hermes adverteert den Muyderlazarus, dat tot Delfs-haven een Myn van Quikzilver, waar mê een bleek Doctoortje reets verscheide rampzalige genezingen heeft uitgewerkt, is ontdekt, indien zyn Ed. noch onder 't kruis van de vuurige Aphrodite zugt, kan hy zich cito cito aan Hermes adresseeren, die hem niet alleenlyk aanstonts het huis van dien Genees heer zal aantoonen, maar hem ook met zyn vriendelyke bouten tot berstens toe zal omhelsen. |
|