Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 73]
| |
No. 10
| |
[pagina 74]
| |
heillooze vogelen, of een schoone Sprong voor wanhoopende Minnaars en gefricasseerde Actionisten. Deeze hoogte verkoos Mumin Gaseli tot een bergplaats voor zyne schurfde kudde, en hy droeg die Invalides, d'een voor en d'ander na, tot op de oppervlakte van die Steenrots. En nu zich eerst verzekert ziende voor de schielyke verraszing van een scherpziende Linx, daalde hy neêrwaarts om dié desperate avontuur te ontginnen. Wanneer hy recht tegen over de Berg-scheur gearriveert was, speelde hy links om, en kroop als een schotse krab zydelings in die opening: volmoeds, om in derzelver holte een betoverden schat op te doen, en daar langs de armoede te ontvlugten. (O hoe weinig wist hy, dat hem zeven foliôs van vermoorde patienten boven 't hoofd hongen, eêr hem de modder van behoeftigheid zou afgewasschen worden!) hy avanceerde dan hoe langer hoe dieper, tot daar zyn loopbaan in twee wegen werd gesepareert. Hier stond zyn fortuin op een teerling van hazart: na alle apparentie was 'er maar een oogpunt uitkomende op den Hesperischen tuin, en maar eene avenue, om de goude appelen van overvloet te bemagtigen. Na eene rype deliberatie, en door een natuurlyke drift tot het links, trok hy de linksche heirbaan in, en geraakte in een vierkant gewelf, zo helder als een Roomsche Ga naar voetnoot*Catacombe, zo lugtig als een Venetiaansche gevangenis, en zo vermakelyk als een pikzwarte koolmyn; zynde 't onderaardsch Versaïlles van Lucifer, met rook, duisternis, donder, blikzem en bloedroode vuurstraalen vervuld. Toen begon de roekelooze Mumin Gaseli, in barbaarsche termen, en heillooze uitdrukkingen, zyn kranke avontuur te vervloeken; en zyne keizelige ziel begon te jeuken na de pokkige kudde, die naby de verloore schildwagten van Jupyn was gebilletteert. Doch de duisternis en rook verdweenen schielyker dan d'Equipage van den Heer * *, die gefondeert was op primo October, en hy ontdekte een porsier-steene Tombe, welke geplaatst was in het midden van 't verwulft, en door vier pikzwarte Sphinxen, geciert met vier diepzinnige wapenschilden, wierd ondersteunt. Het eerste Schild verbeelde een krygs-instrument, dat aan de Grieken onbekent, en aan de Meden onbewust was. Het scheen een | |
[pagina 75]
| |
tinne tromp te zyn, waar meê een verachtelyk zoort van Ga naar voetnoot*Schutters na dien balzem-boom mikken, waar van de hedendaagsche Schyten het Civet, tot den Landbouw noodig, verzamelen. Het tweede Schild was verciert met een zwaard, gesmeet uit staal, goud, en zenebladen. Dit zwaard was ruim zo gevaarlyk als de zabel van Schanderberg; of de Beuls-kling van Roozenberg, waar meê hy, zo loffelyk den bol van den Zeerover Stortenbeker en deszelfs medgezellen, wist af te maaijen. Het derde Schild praalde met de offensive hoofd-wapens van Ossen, Bokken, Een- en Tweehoorns, en diergelyke zinnebeelden van onkunde. Het vierde Schild was omhangen met de Castagnetten de doods. Met geraamtens van dieven, moordenaars, katten, honden, en alzulke voorwerpen, het vilmes der ontleders onderhevig. Ten alderhoogste was Mumin Gaseli in 't begin opgenomen, met die beeldsprakelyke tekens; doch de gierigheid stiet hem gestadig met spooren in de zyde, om het ingewand van die steene pastey eens na te zien, en om eenmaal te proeven of de visch wel zo goet was als de schulp. Hy naderde dan dat rykelyk koffer, greep met zyn roofzieke vingeren het gulde dekzel, dat aanstonds voor die geheimbeduidende handen nederviel, en aan hem gelegentheid verschafte, om deszelfs binnenste te bespieden. O wonderlyke en verbaazende ontdekking! hy vond in die Praal-Tombe geen gebalzemden Vorst, wiens bekkeneel met goud-beslag was verrykt, als dat van Edward den Confessor in Westmunsters Abdy; hy zag geenen betoverden Reus met den buik vol diamanten; of hy ontdekte geen slaapende Princes met een Diadeem van Oostersche juweelen..... Durf ik het zeggen? Beschermheer van Issedon! hy wierd het geraamte van een dooden Aap gewaar, wiens rechter Ga naar voetnoot†poot met een Vrinaal, en wiens linker met een flesje vol Tinctuur genoemt, altoos het zelve, voorzien was. Niets is 'er op deze ondermaansche wereld, dat een sterveling meer surpreneert, dan een mislukte onderneming; en niets is zo pynlyk, dan in steê van goud, smits-koolen te vinden. De ramp- | |
[pagina 76]
| |
zalige Mumin Gaseli begon met de trommelstokken van twee dorre armen op het kalfsvel van zyn boezem te rammelen, en door de blaasbalk van zyn long perste hy zyn Schaapherders klagten opwaards. Hy vervloekte zyn geboorte-star! gestrafte nieuwsgierigheid! ongehuuwden Vader! Circassische Moeder! benevens de voorgaande, tegenwoordige en toekomende bloedvrienden! de bemorste wanden weêrgalmden door zyn gebrul; de Tombe wierd door zyne traanen doorweekt, en het geraamt van den dooden Aap scheen, door een Sympatetische neiging voor zyn evenaasten, uit het graf te klauteren, om hem te vertroosten. Maar de Slaap-god klom zagtjes van zyn hoornagtige koets, bestrooid met groene Maankop, na beneden; zyn paruik droop door douw van gestolden heulbalzem, en hy was omcirkelt met een lyfstoet van veelkleurige fantazyen, Spaansche kasteelen en Waarzeggers beloften. De slaap schudde een zwarte tak in den vloet Lethe, gedoopt over de ontstelde herzenen van Mumin Gaseli; bestreek zyne oog-appelen met een yskoude hand, deê hem duizelen; en lei hem ten laatste op 't voorboodent geraamt des Aap neêr; aldaar eenige minuten met de maag vol winds, en de ziel vol droefheids gerust hebbende, wierd hy door een gelukkig visioen van den volgenden inhoud, vertroost. Hy zag een Man, die, gelyk als een scheerslyper met lancetten, scheermessen, trektangen, en diergelyke mechanische instrumenten was geëquipeert. Die keerel veränderde gestadig van gedaante, en styl. In 't begin scheen hy een baardschrabber, en een moment daar na een Operateur te zyn, die over de tanden heerscht. Een ogenblik daar na dyde hy uit tot een Quakzalver, fluks stolde hy tot een Hofnar, en ten laatsten verbeelde hy den Lyfarts van Juba, Koning der Mauritaniers. Die Genius greep hem by de vuist, en sprak aldus...... Het vervolg toekomende week. Parys. De Koning was dezer dagen aan 't huis van een Ingenieur, om te zien eene Machine, vertoonende een Armee gecampeert, dewelke door 't middel van een Horologie alle de wapen-oesseningen doet. Een looze zotheid spruit dikmaals uit een spitsvindige wysheid; en onder den onnozelen omtrek van Minervâs Papegaai, schuilt het zinnebeeld der wetenschap. Wie zou niet zeggen, dat zo een Ingenieur met de Marionettes had gereist, in 't Amsterdamsche doolhof gestudeert, of Directeur was geweest van het Schouburg der | |
[pagina 77]
| |
Vier Kroonen? neen. Die Machine verbergt een diepzinniger geheim. Verbeeld die gecampeerde Armeê, die welmeenende Armeé niet van den vermaarden Ga naar voetnoot*Bottelier der Yren, wiens raderen wierden opgewonden door Torry Robin, de Jacobyt Mathew, en het ontwerp van Doctor Sacheverel? Wat was 'er anders te zien in die Armeé, dan een uitwendige wapen-oeffening? zynde de Officieren zo vreedzaam als Mennôs Instellingen, en zo bloedeloos als een verzameling van Westindische Insecten? In die Armeé (zegt Hermes) dewelke was gedestineert voor een heromzwervend Ridder, die gebooren onder het teiken des Rams, van de Romeinsche Wyzen werd aangebeden, met geschenken verëert, en die noch dagelyks, gelyk een melaatsche word onderhouden met gegeven brood; ja die in zyn vermaarde Landing alzo bloedeloos en onschuldig heeft ge-oorlogt, als eertyds zyn gewaande Vader op Blakheaths vlakte, met eene Armeé van gekurvene diertjes, alle de Wapen-oeffeningen des krygs zo roemruchtig wist te representeren. Parys. die gemelde Ingenieur heeft een Pop gemaakt ('t is de eerste poppenmaker niet onder de Ingenieurs) dewelke door middel van een horologie wandelt, men zegt dat de Princesse de Montpensier die voor 4000 florinen heeft gekogt. Waarlyk die Pop, die men gestadig moet opwinden, is een Zinnebeelt der jonge Juffers. O wat een zonderlinge Machine is eene jonge Juffer! wort ze een weynig beteugelt; dan kiest ze als een jonge Monnik, die door den Duivel des vleeschs getempteert wort, de opene lucht. Gunt men haar vryheit; die wort misbruikt. Wil men ze met de St. Nicolaas gift van een galant Man verrassen; Zy kiest de Kloosterkap. Inbeelding en Eenzinnigheit zyn haare twee geliefde hertstogten, een verdienstig Heer versmaatze, en zy valt in d'armen van een Laquey; en een hand vol schoonheit, en de jeugt wort by haar boven gelt en geboorte geprefereert. Met een woort, het hooft van een jonge Juffer is de vergaderplaats van wispeltuurigheit, en eenzinnigheit. De naaste weg om die lieve Machine te vermeesteren is, dezelve met den Degen in de vuyst, of de bajonet op den loop te attaqueren. Zo dat mislukt, tragt dan om den sleutel van haar Ziel te bemagtigen, en die eens hebbende, is 'er altoos kans, om op d'eene of d'andere wyze het juweelkoffertje te ontsluyten. | |
[pagina 78]
| |
Londen. In het Londensche Journaal staat dit versje: Norris had done the Nation right.
Had he left Law, and brought us Knigt.
dat is: ‘Norris zou de Natie hebben verpligt indien hy Law gelaten, en Knight overgebragt hadde. Dat Law al zo Katolyk is in zyn Godsdienst, als eerlyk in zyn Staatkunde, wort gelooft; en dat zyn stelling is: Engeland is geruineert, indien Engeland adem schept; daar aan wort niet getwyfelt. Hier speelt Herostratus, na dat hy den Tempel der Gaulen heeft verbrant voor Architect van Albion; en de Attilla van Missisippy wort Protecteur van 't Zuiden. Broer Wolf zal de beschutsheer zyn van de Schaapskooi; de Duivel stigt een kluis; en een oude hoer verbeelt een Kloosterklop. Agamemnon genoot geen rust voor dat zyn gelaarsde Grieken de vonken van Troye tot boven de starren zagen klimmen; en Law is vergenoegt, wanneer de armoede van Engeland met zyn geldeloose geboorteplaats zal egaal zyn. Daar is groote verwagting van een Man, die 's morgens een Wig en 's middags een Tory, die na den noen een Protestant, en 's avonts een Katolyk, in den voornacht een Fransch, en in den nanacht een Engelsman representeert. Maar wie gelooft dat die stelling doorgaat? vraagt een Zuytzee Actionist. Hier op antwoort Hermes aldus. Zommige Romeinen wierden beschuldigt, dat zy schandaleuse rapporten van Nero verspreit, en voornamentlyk dat zy de bloedschande van hem en zyne moeder Agrippina gementioneert hadden. Eenige van die luiden waaren onschuldig geaccuseert; doch het volk sloeg geen geloof aan hun onschuld, en dat om dies wil, dat het Feyt waar was, Sr. Hermes. Ik ben al te piep jong om verstandig te zyn; ik wort onder eene al te strenge discipline gehouden om die te observeren; en ik ben over hals en hooft ondergedompelt in de zee der liefde. De reden (zelden is de Reden een Vrindinne der jonge Juffers) verliet my. De Mingod zette my een beentje; en een jong Heer, heeft door den klank van trouwbelofte, myn Voorrecht geconquesteert. Ik beschuldig hem niet van nalatigheit in 't volbrengen zyner beloften. Neen Hermes | |
[pagina 79]
| |
want hy is bereit, om in het huwelyks muizevalletje te kruipen, en de ceremonie te volbrengen; maar ik staa in twyffel of het niet beter is dat ik een Coquette blyf, dan dat hy een koekoek wort? uw advies, zal my alzo waardig zyn, als het Juweel, dat myn galant met den Degen verovert heeft.
Uwe nieusgierige Dienares. Levina. * * * Juffrouw Levina.
De liefde is van een vermakelyker waarde dan verstand; en dwang is zo onverdraaglyk aan de verliefde gesteltenis van een jonge Juffer, als een badinerende hand aan een persoon die kittelachtig is. Echter adviseer ik UE. tot het huwelyk, als een verdiende straf voor beide. Dat is; uw galant wort gestraft met eene Coquette, en gy met een Koekoek. Indien je nu binnen 't jaar niet gedecrediteert of geruineert zyt, verzoek ik pardon, voor de mislukte gissing der sterrekykery. UE. Dienaar. Hermes.
De beschryving die Marcellus Palingenius, in zyn Dierriems teken der tweelingen, van Epicurus schetst, doet Hermes gedenken aan de wellustige levens manier van den Heer des Iveteaux Leermeester van Lodewyk de 13. Koning van Vrankryk. Die grysaart was alzo diep als een Sardanapaal in wellustige vermakelykheden verzoopen, en geen Loiolist zou desselfs verantwoording durven ondernemen. Eenmaal ontmoette hy een jonge Bedelaares, tantò piu bella, quanto piu lacerata, dewelke voor zyn deur in onmacht gevallen was. Hy soulageerde dezelve met eenige hartsterkende liqueurs, waar op die zwervende Circe twee schoone oogen openende, aanstonts de tedere Ziel van den Franschen Anacreon voor altoos vermeesterde. Zy speelde verwonderlyk op de Harp, en vergezelschapte dat Instrument met zo een charmante stem, dat Monsieur des Iveteaux, (die de Harp; om dat het een vingerinstrument is adoreerde) door die streelende Sirene als betovert was. | |
[pagina 80]
| |
Hy verkoos, met deze schoone geaccompagneert het Landleven, en zy bootsten met hun beide den pastor fido na; hy voerde een herders-staf, en zy droeg een rooskoleurig korfje onder haar voorschoot, benevens eenen strojen hoed gevoert met groene zyde op 't hooft Dus opgeschikt hoedden zy, langs de linde dreven van zyn vermakelyke buitenplaats, een sneeuwitte kudde van Lammeren, en zy zongen eenige zoetluidende herders-zangen, die zy met dartele zoentjes en kriele troetelingen verzelden. Dit verrukkend leven wiert door den tyd afgeknipt; want de dood, onder de gedaante van een Wolf, beet Epicurus Schaaphoeder de keel af; die gevoelende zyn sterflot naderen, de weeldrige herderinne beval een Sarabande te speelen, op dat zyn geest alegramente de verwyfde Schors zyns ligchaams mogt vaar wel zeggen. Daar blyft nog zeer veel in de pen op 't sujet van Monsieur des Iveteaux, maar Hermes religie is nooit geweest om een stof of sprookje uit te putten. Veeltyts volgt na een hartelyk gelach, een traanen vloet of een hoest. De alderbeste keus is, dat 'er iets, om te vervolgen overblyft; en het bloempje van een Voorwerp te nemen (al was het ook foeminini generis) is het alderaangenaamste.
Bornons ici nôtre carriere,
Les longs ouvrages me font peur.
Loin d'épuiser une matiere,
On n'en doit prendre que la fleur.
|
|