Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
No. 8
| |
[pagina 58]
| |
die de matigheid der Bataafsche Ga naar voetnoot*Curiën wars, meêr honger dan spys mankeeren, en die malkanderen als Sint Maertens Ganzen met de hartige beetjens der fransche smeerlepels opkroppen. Maar laat ons zonder veel inleiding die smul-broeders, en der zelver pannelikkers, eens ter loops kittelen. Ter loops (zegt Hermes) want daar zou meêr papier van nooden zyn om dat voorwerp ordentelyk te behandelen, dan 'er aan het Corpus Byzantinum is verdrukt, of Argus (zo 't ge-oorloft is een tamme huis-slak te citeren) met rym en onrym reeds bedorven heeft, en nog staat te bederven. Wel aan Lezers, de gordyn word opgeschooven. Men ziet veeltyds, dat Heeren en Burgers, dewelke geene andere verdiensten, dan een hand vol gelds bezitten, in de keuken-assche van lekkere tractementen het vuur van verdiensten zoeken. By voorbeeld. De Heer * * * heeft een delicaate tong, en hy kan de lekkere beetjes (gelyk als Charles quint het getal van zyne Abdyen) by het A B C register opzeggen. Om nu toehoorders te werven, meubileert hy zyne tafel met genoode slempers en opsnappers, die (par complaisance) zo veel vuur in zyn discours, als in zyne portugesche ragous, en flikkerenden Bourgonje wyn, vinden; en fynder zout onder zyn tong, dan onder zyne Ga naar voetnoot†Mordatellen remarqueeren. O! hoe vermakelyk is het, om hem een Herderszang, die hy in den morgen-stond, ter eeren van Filida, getimmert heeft, te hooren opsnyden! Dat gezang occupeert de Gasten van de gelardeerde Kalkoen, tot dat het Desert op tafel komt, en na maate dat de Bokalen vermenigvuldigen, worden zyne poeëtische spaanderen boven Vader Joost en Antonides geëxtolleert, en men ziet hem met eene geveinsde zedigheid die wierook der flikflloijers opsnuiven. Maar Hermes verzekert u, Heer Tractant, dat 'er van de 100 ruim 99 dier pluimstrykers, zo wel hun bekomst hebben van uwe conversatie, als van uw delikaat onthaal. K * * * is een Man als een kalf, zo rond als een bal, en zo hoog gecouleurt als de Couchenille van zyn scharlake verf-kuip. Hy heult met Bontekoe, wegens de schadelykheid des Azyns, en daarom gebruikt hy altoos zap van Citroenen. Hy kookt een Westfaalsche | |
[pagina 59]
| |
Ham in Heremitage-wyn; en zyn gerste papje word met Rynsche bleeker gezooden. Het zaizoen van Vleesch en Visch kent hy van buiten; en op een halven droppel na weet hy te zeggen, hoe veel sap 'er meêr is in een Amsterdamsche dan in een Delfsche Kalfs-borst. Hy zal u wiskonstig aantoonen hoe dikmaals een aan 't spit-gestooke Schaapenbout moet omdraaijen, eer die gaar is; doch in het zaizoen van drie huuwbaare Dochters, die op haar beurt meê gewend en gekeert dienden te worden, is hy zo dom als een Lyflandsche Wout-ezel. Madame *** is een vyandinne der eenzaamheid, en haare tafel is zo min een woestyne, als haare slaapkamer. Die keurige tong is tot in de generatie der schelpvisschen ingedrongen, en zy kan de gasten uit de kuit van een wyfjes kreeft, zo klaar als een klompje witte Candyzuiker, demonstreeren, hoe veele kraamen die geharhaste Zee-Amazone nog zou hebben gehad, indien door een ketel ziedent water die vruchtbaarheid niet was uitgedooft. Mischieltje de kikker, een dronke Tappertje, die op het schenken van een schraal pintje wyn, een tong als Lucullus voert, heeft op het chapiter van een gebrade Zeelt, aan Hermes verscheide Staatkundige leszen gegeven. Hy weet niet hoe een man gerust naar zyn bed durft gaan, die de hom van een Kabeljauw stoofd zonder Colchester-oesters; en schoon zyn linnen beleent, en zyn pakhuis zo veel wyn houwt als een Spaansche Cortegaart? echter is zyn smultafeltje in den Beyerd, met het bloemtje uit de Hal, en het puikje van de boere Vis-markt opgeschikt. Maar halte Hermes! uwe inleiding raakt de verwoesting der banketteerders, en geenzints het conterfytzel van Madame ***, of het Portrait van een verzoope Michieltje. Hervat uw verlate sujet, en vereer de Lezers eenige zedenlessen. Een Slampamper dan, (zegt Hermes) is gelyk aan een moederadder, want zyn ingewand word door zyne genoode Creatuuren doorknaagt. Hy zweemt op het vuur dat zyn voedzel verteerd; en hy verbeeld een opgeblaaze waterbel; hoe meerder dat ze zwelt, hoe eerder dat ze berst. Een gestadig gastmaal is een Honingbie, die ons ten dierste, door den scherpen angel van naberouw, de hooning verkoopt; het is een vuur dat zo veel te sterker brand, als het onder de assche van Fransche Ragouts latiteert; het is eene wonde, die ons stervende kittelt; | |
[pagina 60]
| |
een lieffelyk vergift; een vermakelyk bitter; een zoete wyn-azyn; eene aangename ziekte; een straf die ons verlustigt; en eene ruine die ons betovert. Bestaat verdienst dan in het aanrigten van een lekkeren maaltyd? moet men een gebroedzel van Gieren spyzen, en dat voor een handvol lofs? moet een Man zyn fortuin sacrifieeren aan eene bende Teljoorlikkers? moet H ** met den sleutel van een hoender-pasty, of met het breek-yzer van een rookend keukenspit, den lekkeren bek van een schuimlooper opbreeken? moet F ** door het dronkaarts wywater van geborgden wyn, den duivel der spaarzaame loftuitingen uit het lichaam van een smarotzer verbannen? en moet J *** om de huichelaars protestatien van; Sak *** myn Heer je bend een eerlyk man! een nobele ziel! de dui ** haal me, ik ken uw weêrgâ niet! Mor**je bent een volmaakt Poeët! een braaf Soldaat! een fyn Koopman! schrander politiek! en z.v. zyne leen- en landgoederen in den smeltkroes van eene keuken zien dissolveren? moet W ** door het wind-aas zyns verderfs, diergelyke complimenten uit den gorgel van een schuiffel-schappraai, opwinden? waarlyk 't verdienst dat een Man, door een tafel-onthaal obtineert, is zo duurzaam als het leven van een Oeveraas: want een eenige Bokaal van afscheid, versteend zomtyds den volgezoopen Loftuiter, en noodzaakt hem om die gecorrumpeerde louanges, benevens de genoote steekpenningen van wyn en spys over uw tafel, of in uw eetzaal uit te braaken. In die Ga naar voetnoot*razende bespiegelinge van overdaad zal Anubis u laaten berusten, Heer Tractant; in het walchelyk gezelschap van uwe ingezulte schuimlepels; en in de smeerige compagnie van uw Fransche Kok, die meêr slaaft naar de ontdekking van een nieuwe Saus, als een Chimist, naar den steen der Wyzen, of een moderne Zeno naar de hervorming der zeden. Eene Hospitaals eetzaal, zo stinkende als eene Joodsche Synagoge, is de oogst van uw substantieus Engelsch Runtvleesch; van uwe ardenner Schapenbouten, die wyden op Tym en Rosmaryn; van uwe Souppes vol Oostindische vogelnesjes; van uwe Fransche Ragouts, gecomponeert uit verscheidener ingredienten, dan Veneetsche Driakel, of het hulpmiddel van den Koning van Ga naar voetnoot†Pon- | |
[pagina 61]
| |
tus; van uwe Hogheimer, Champagne en Tokaijer wynen; van uwe Memphische Piramiden; van uw gezuikerde en gekristalleerde Confituuren; met een woord, van alle uwe overkostelyke etceterâs. Doch gedenk aan Hermes, (want hy is geen minder Astrologant dan Nostradamus) doorluchtige opsnappers en gerenommeerde Gasten-nooders; dat ten laatsten uwe gewigtige goudbeurzen, volgens de ziels-verhuizing van Pythagoras, zullen transmigreeren in de smeurige dyezakken der Gauloische Pasty-bakkers, die dagelyks paleizen stigten op de puinhoopen der Nederlandsche zotternyen, en overspeelige overdadigheden. Dixi. | |
Een tweede Gerecht.Hermes was voorleeden Dingsdag in een Fransch Coffy-huis, alwaar een Gascon, tot disrespect van zynen adem gestadig herhaalde; Cadedis, il a de l'esprit comme un diable! dat is op 't Neêrduitsch; By 't hooft van Pluto, hy heeft verstand als een Duivel! dat is een sententie van de Garonne, en een bewys dat 'er zo wel een verstandige dan een domme duivel word gezien. Doch die tegenstrydige kabouters verscheelen merkelyk. De familiaare geest van Socrates was een God, volgens Apuleus; een duivel, volgens Lactantius, en volgens Plutarchus was het een rechts of links genies. Maximus van Tyrus kent geen anderen familiaaren geest van Socrates, dan een wroeging van 't gewisse, door dewelke hy de oploopentheid van zyn temperament matigde. Paracelsus was met geen andere familiare Daemon voorzien, dan eene ongemeene praktyk in zyne genees-kunde, voor welkers toorts-ligt de uilsblikken van de kaarsse-snuitzels der Doctooren moesten zwichten. Caesar Borgia, Neef van Alexander de VI. had een geest in een snuifdoos: dat is waar, en die geest was de Geheim-schryver van Florence, de Staatkundige Machiavel. De Hartog van Luxemburg waagde nimmer eene bataille zonder 't advis van zynen familiaren geest. Die Geest was zyne ervarentheid, Victorieuse Armê, wisse kondschap, en diergelyke duivelaryen van een Generalissimus. Boufflers was meê geboekt in den Almanak van den zwarten Kasper. De Partisan Jacò en Pere du Moulin hadden verschot van Geesten. Dat is zo. Zy hadden geverseerde partygangers, bekwame Gidsen, en zy zagen beter by nagt dan een Engelsch Comies, die door het vuur van uitheemsch goud tot een Ga naar voetnoot*Bellisarius is gemaakt. | |
[pagina 62]
| |
De voornaamste familiaare geest van een verstandig Man, is voorzigtigheid, aandagtigheid, en nadenking noch de Goden van het Heidendom, noch die besloote Ga naar voetnoot†Mandragorâs-geesten, noch het genies, noch diergelyke bygeloovigheden, raken noit het opperkleet van een Wysgeer. Hy is zyn eigen Alraun, zyn Daemon, en zyn familiaaren geest. En die is volgens Juvenaal Satyra 10.
Semita certe
Tranquillae per virtutem patet unica vitae.
Nullum Numen abest, si fit prudentia: sed te
Nos facimus Fortuna Deam, coeloque locamus.
Florence. De Nuntius, en de Bisschop van Fiesole zyn als twee Comiesen na Prato gevlogen, om het Lyk van Broeder Benedictus Poggiobondi, die in de frangipane geur van H. overleden is, te visiteren; men zegt dat zyn naam, by provisie in blanco, in den Roomschen Almanak van het Jaar 1700. en nihil hic is opgetekent. De canonisatie van een dooden Paap is zo gemeen aan een Paus, als het aanstellen van een Officier familiaar is aan een Stadhouder; mits dat de reuk van heilligheid, door de zichtbaare offerhande van goude medailles word geprobeert; want by gebrek van geld, waard een H: op den oever van den Tyber, gelyk de schim van den Stuurman Ga naar voetnoot‡Palinuur op den oever van Acheron dwaalde, eer zyn Lyk door den godvrugten Eneas met aarde was bedekt. Dat de Kerkmonarch een Priester, een Bisschop, een Kardinaal, ja een Kind maakt, word toegestaan. Doch dat hy een H. fabriceeren kan, dat word ontkent. Ten zy die H. zo rechtzinnig word verheerlykt, als eertyds een Roomsche Keizer wierd Vergood. Het is een beuzelagtig argument, dat een Aarts-zondaar, die zelfs om het legitiem van een Ga naar voetnoot§Bul, de winkel-el van een Bisschops staf, in een piek; de Myter in een Stormhoed, en Peters sleutel in Paulus zwaard herschept, eenen vadzigen kloostervlegel, die ontelbaare schelmse Bankeroeten heeft gemaakt in S. Pieters poppe-negotie, (want wat is doch een Monnik, als een Bankeroetier?) kan rehabiliteren en sanctificeeren. O hoe belachelyk, doch in tegendeel hoe profytelyk is die Staatkundige uitvinding! want tegens het Bombario der Sanctificatie ryzen de Actien der waskaarssen, der offerhanden, der wierooken, der Missen..... en diergelyke Kerkelyke Contracten; doch tegens dat de reëele mira- | |
[pagina 63]
| |
kelen moeten getransporteert worden, is Il Santo gefailleert, en S. Pieter insolvent. Het Engelsch Graftschrift van Mathew Prior, vertaalt in 't Neêrduitsch door * * *.
Gy Hovelingen en Herauten, met verlof,
Hier onder legt in 't nietig stof,
Het koud gebeent van Matthew pryzer:
Hy rekent, dat zyne Edele Stam,
Van Adam en van Eva quam,
Bourbon nog Nassouw rekent wyzer.
Madrid. 's Morgens vroeg kwam in vyf dagen van Parys een Cabinet Courier van den Marquis de Maulevrier. Die Looper heeft onderwege niet veel Hasenooten gekraakt, niet veel Boere-Meisjes in haar Huur gebragt, of niet veel zingende Missen geknapt. Doch dit wonderwerk van na by beschouwt verschiet zyn koleur. Want een Postillon, van den Koning van Spaanje genoemt Jan Bourochio, brogt de blyde tyding van den Parysche-moord, in drie dagen van Parys tot Madrid. Hopman Paulin rende in Een-entwintig dagen van Constantinopolen tot Fontaine-bleau by den Koning Francois Premier. Chemereau vloog in elf dagen van Parys in Polen, en verdiende by Hendrik de 3. het booden-brood van Karel de 9. en een zekere Abt schoot in elf dagen als een pyl van de Hoofd Stad der Leelizotten na 't Heilig Rome, om aldaar de Princesse ** met een Franschen Tak, op haaren geboortsdag te besteeken. Men sustineert dat de liefde het Postryden, doch met meêr spoed dan vrucht heeft uitgevonden. Want wanneer een Galant, (gelyk een verliefde Centaurus) in de tedere armen zyner Maitresse komt storten, is het Slag-orlogie veeltyts zo ver verloopen, dat het meeste van een geheel uur naauwelyks een quartier kan slaan, en in steê van een Repetitie werk in een gemeen zakorlogie met een slegte veêr, is verandert. Eene Schildery, geordonneert door den Hof-schilder van den H. Vader, verbeeldende de misterieuse geboorte, toeleg en Hofstoet des Konings van Albano. In dit stuk staat een doolend Ridder met twee witte voeten in een zilverde Bedpan, en boven zyn gewapent hoofd hangen drie Kroonen, gedistingeert door de letters, E.S.Y. Zyn Rechterhand voert een Rykstaf, waar van de spits leund op een drie dubbelde Stacimuts, en het handvatzel word bestuurt door geschoore kleppers, yrsche Aardappelen Schotsche Bergloopers, Maxaansche vygen eeters en diergelyke krachteloose Coadjuteuren. Aan zyne Linker-hand legt het zwaard van Justitie, zo verroest by manquement van exercitie, als een Oestermes in de honds-dagen. Die Avonturier staat met eenen uitgerekten Hals, als een verhongerde Gans, en rekhalst te vergeefs na die overkostelyke Diademâs; door dien zy, door verscheide machtige steden, sterktens en een gevaarlyke Zee van zyn Persoon zyn gesepareert, dit niet tegenstaande poogt hy, nu en dan, die te bereiken, maar hy word gestadig met een Yseren hand-boom op de vingers geslagen; achter dien doodelyken Ridder schuild een Vrouwelyk Geryons Monster, ontsiert door drie Hoofden, Waan, Rebelly, en Valsche Gods-dienst, zyne Raads-heeren en Oorlogs Oversten zyn gezeten op driekante stoelen, op Ysere pinnen, raders en zulke ongemakkelyke zetels, en representeert geraamtens of stomme personnagien; in 't verschiet ziet men zommige uit die doods- | |
[pagina 64]
| |
beenderen opspringen, die met Ga naar voetnoot*Water-orgelen, gepractiseert door den Kardinaal Alberoni, met Yrsche spongies en Schotsche Waterpompen, die groote plas trachten op te droogen; doch met zo veel Succes, als het Kind van Augustinus, dat de Zee wilde uitdrinken. In de lucht kan men de schim van een verschopten Vorst, die de Ga naar voetnoot†Test met zyne uitgemergelde voeten dreigt te vermoorden, en gapende, die droogmaking schynt af te wachten, onderscheiden. Vorders heeft de Schilder een Schralen gulden regen afgemaalt, dewelke komt te druipen uit armen en beenen van gewaande Heilligen en St. Peters Martelaaren, waar door den Ridder en zyne radelooze Raaden zo erbarmelijk worden gelaaft, dat ze 'er bleeker en dorder uitzien dan de Matroozen van Schipper Bontekoe, wanneer die in een open Boot op raauwe Meeuwen en vliegende Visschen moesten aazen. Is het niet een Zielroerent voorwerp; dat,
Een Vorst, voor wiens Patroon zelfs doode Ketters beven,
Gelyk eene oude Ziel op Kruis, en Mis moet leven.
In 't verschiet legt die zelve Ridder dood krank van verlangen op een Veldkoets, en hy verwagt een beslechtent antwoord van Matante Lorette, aan dewelke hy, (de Kardinaal Dada uitgezondert) zyn geboorte verpligt is. Voor het bed zit zyn Papâs Achitophel, uit wiens schyn-heillige tronie, de konst-kenders alle de aangezigts trekken van Pater Peters, Biegtvader des Keizers van St. Germain, konnen opcyfferen.
Dit Tafereel is min dan 't Zuid-land onbekent,
En zweemt (zo 't Hermes dunkt) op Contis Pretendent.
P.S. Indien Sr. John, Hermes met de resterende overzettinge gelieft te vereeren, zal hy die met veel vermaak plaats geven. Daar is thans eene Schytische vertelling op de Pers, zynde de geboorte, opvoeding, en wonderlyke avontuuren van Mumin Gaseli, een Lyfarts, uit het echte Schytisch Manuscript, in 't Neerduitsch overgezet van den Auteur van den Hermes, en zal te bekomen zyn by Hendrik Bosch, Boekverkooper tegens over het Meisjes Weeshuis tot Amsterdam. | |
Eene Schytische Sententie tot een Proef.Dat een Genees-Heer, door een quid pro quo, zyne Patienten den hals breekt, dat hy zelfs voor Apoteeker speelt, wanneer zyne Vrouwtje een Lavement noodig heeft, dat hy zo veel Geld eischt voor een doodslag, als voor een geneezing, dat hy tien reizen na de oorzaak der ziekte tast, zonder die eens te raden, dat hy zonder goed, op rykdom, zonder eer op glorie, en zonder kennis, op wetenschap snoeft, dat alles word hem toegestaan. Maar dat een Urinaal Manneke, dat zo bleek is, als een Meisje dat kryt eet, en zo pokdalig is als een omgekeerde Bykorf, geen vergrootglas gebruikt, om het onderscheid te zien, tusschen een Nooteboome Lessenaar, waar in de Schytische Vorstinnen Linnen en Wolle bewaaren, en tusschen eene Legerkoets, is onvergeeflyk. Die zyn leven en gezontheid waagt aan een Genees-Heer, die onderhevig is aan een krankzinnige inbeelding (zegt de Schytische Poëet Wis wos Nazebi) leund met zyn Elleboog op het vermolsemde dekzel van een Doos vol leevende Schorpioenen, of slaapt by het doodgravers Musiek van een gescheurde Ga naar voetnoot‡Vyzel. |
|