Den Amsterdamschen Hermes. Deel 1
(1722)–Jacob Campo Weyerman, [tijdschrift] Amsterdamschen Hermes– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
No. 5
| |
[pagina 34]
| |
verborgen Valey, door de konstryke hand der natuur, zonder eenig onëcht behulp gestigt, door overoude Eiken, en altoos groene Cederen, voor 't gezicht der domme Abderiten verborgen? en heeft hy aldaar geene mirakelen in de Wysgeerte, Starrekunde, Godsgeleertheid, Ontleedkunde, en andere wetenschappen, volgens de ooggetuigenis van Ga naar voetnoot*Hypocrates uitgewerkt? Hofwyk rust noch heden op den grooten naam van Huygens; Zorgvliet op den zedenryken Pensionaris; en het lugtig Reesenburg zal altoos met eerbied van dien waarden loontrekkenden Raadsman gewaagen, die afgemat van Staatszorg, als een andere Orpheus, door een verwoede en onëdele gemeente is verscheurd. Heeft Pythagoras, in Italien geland, zich niet aanstonds verborgen in een onderaartsch logement, en dat om die vermaarde ziels-verhuizing op te stellen? Ja, indien het ge-oorloft zy eenen herkaauwenden Os in de Arriergarde te plaatzen, heeft zich Argus niet, als een tweede Ovidius, in het woeste Pontus Euxinus der Goijer Sarmaten, ten respecte van zyne schult-eisschers, verbannen? alwaar hy, als een Ga naar voetnoot†Laplander, met een Kat verzelt, de Zanggodinnen Latrinales eert en viert.
O dierbaare Eenzaamheid, St. Brunoos offerkist!
Gelukkig die u durft genieten!
En om een malle Meeuw wis in de vlugt te schieten,
Meer olie in zyn lamp, dan in zyn pruik verquist.
Dus mymerde Hermes over de gelukzalige eenzaamheid; wanneer hy, op het onverwachtste, in die aangenaame dweepery, door de schielyke verschyning van Daemon Origo wiert gestoort, die in d'equipagie van een Operateur der Frankfoortsche Mis, den stylen trap van Anubis Studeerkamer kwam opklauteren De arme Postillion was zo gehakkelt en gescheurd, als de dunne vacht van een Poeët, die de stylte van Helicon beklimt; en hy rook sterker na een gebraat van Diepwatersche bokking, dan na de gelardeerde dye van een tweejaarige Rheebok. Doch de dienstbaare voetzoekers der Wysgeeren, en de Laqueyen der Spaansche Officieren, zyn doorgaans gebakert | |
[pagina 35]
| |
in een Ga naar voetnoot*Cremoonsch gewaad, en worden veeltyds zo delikaat gealimenteert als Saleesche Galei-roeijers. Het vraagpunt van Hermes nieuwsgierigheid, stont op het tipje, om over de barriere van zyne tanden te springen, wanneer hy door den geest wierd gecoupeert; die hem een perkemente bul toonde, waarop hy het volgende las: De zeven verslindende Acteons honden, die met huid en haar hunne weldoenders eerst opvreeten, en naderhand de uitgedroogde beenderen na het Oosten om Peper, en na het Westen om Suiker te haalen, detacheren, moet Hermes, in de zeven navolgende papieren, ordentelyk, doch schetsgewys, behandelen. Die zeven opsnappers zyn, de Hartdravers, de Tuinen, grof-spel speelen, dagelyks brassen en tracteeren, Kamer-katten of Maitressen houden, bouwen en prachtige wyven. Aanstonds, ô zoon van Maja! en den Dandergod (sprak Damon,) moet dat panneel op den Ezel gezet, en aanstonds moeten de Hartdravers gecrayonneert worden. Geef ons een proef van uw vermogen, door iets te behandelen, waar op noch de maagdewaassem van nieuwigheid zit, en dat mogelyk een verdwaald Schaap, van den weg der verwoesting, op het Voorvaderen pat van Huisbestier zal brengen. Wel aan dan, begin met de ongestuimige paarden, en pinceel eens met doodverf, hoe vermakelyk het is, uit den Hemel van een vergulde Chairet, in het geteerde Rasphuis van een Oostindisch Schip te springen; en om een arm of been te breeken, zyn familie te ruineeren. Na het dixi van deze Laconische Oratio Inauguralis, boog zig 't gespens zo vol eerbied, als een Nederlantsche Buitelaar, die in Indiën zyn verlossing besolliciteert; en retireerde na een Canton, daar het vry heeter is, dan op Spitsbergen. Anubis, die, half knikkebollend, voornemens was, zyn groene Lessenaar, tegens een gemakkelyk bed, de rustbank aller onrusten, te verruilen, veranderde hier op schielyker van toon, dan een gecorrumpeert Regtsgeleerde; nam een prise Snuiftabak voor 't gezicht, en een kopje Thee voor den vaak; na welke nuchtere exercitie hy het volgende mediteerde. Gevleugelde Hartdravers.
Quadrupedante putrem sonitu quatit ungula campum.
| |
[pagina 36]
| |
Het nootwendigste huisraat, daar een vers ontgonne vlaamsch Boerinnetje voor zorgt, is een Kat, en een Spinnewiel; door Poes wort spek en vleisch bewaart, en door den Huisduivel Wol en Linnen vergaart. Foei dat is boersch! een versch gelymt bedgespan ziet alhier beter uit d'oogen. De eerste Hermes, waar meê Sinjeur zyne dierbaare huisvrouw vereert, is een vergulde Chairet; nieuwmodische Faëton; of zindelyk Cheesje, met een, twee, vier, of zes Hartdravers (ieder na zyn fatzoen,) gegarneert. Maar laat ons eens het alderminste, dat is Chees en Paard beschouwen. Nauwelyks heeft die jong-getrouwde Man, die gewichtige negotie van een vermaarde Hartdraver en Chees gelukkig uitgevoert, of hy word Generaal Wagenmeester, en exerceert dagelyks zyn onpaare trein. Het lekkere jonge wyfje word op de hooge hand, in het triomfwagentje geballast, dewelke niet karig is, om die prachtige equipagie, voor haar bruiloftskleed en trouw-juweelen, luister by te zetten. Ondertusschen verandert de keuken in een buskruit-moolen, daar nog vuur nog vlam word gezien; terwyl Ga naar voetnoot*Bles met zyne polveijen, als met een vuurslag, de vonken uit de straatkeien kletst. Doch de Vorstin van den Donder en Blixem, nabootzende Salmoneus, begint omtrent haar middel uit te deien, en kan dat hossebossen niet langer verdraagen; des word zy van Paart en Chees gesepareert, om, als eene Vestaalsche Non, den heiligen huishaart te bewaaken; en Sinjeur, die zo zorgvuldig voor een ongeboore nakomeling is, waagt, aan de caprice van Bles, een frisch Man. Nu die Maan verduistert is, komen de Competiteurs van zyne Equipagie, en de medevryers van Hartdravers 'er op uitsnuiven; en om dat het beest van La Jeunesse niet vliegen kan, verwyt men hem dat het niet hart loopt. Sak **! schreeuwt Jonker Immersot, ik wed om 100 dukaten, dat ik je verby draaf met den Bruinen, als of je bles vernagelt was; want ik wil myn paart verder werpen, dan het uwe loopen kan, en.... ik houw 100 Dukaten (roept Sinjeur) benevens een tractement van 12 menschen, in de Oranjeboom, of in de Nieuwe Herberg: uw Paart? wat Duiv **! dat reid op schaatzen, en zou in een goet knollenjaar, pas verstikt hooi, of roggestrooi verdienen, daar Bles gemuskeerde Haver, en Wittebrood waard is. Sa, aanstonts na den Stalmeester, want dat Proces is myn, met kosten en al. Daar draven de Hartdravers na 't Proveniershuis der Ren-dieren: | |
[pagina 37]
| |
De Staljongens kaatsen de muts, van de rechter in de linkerhand op 't gezicht van die dreigende orkaan, en voorzien tacite een schielyke order. Fluks word de Stal vervult met discordante attenten, en discordante commandôs. De een roept om de paruik-kam van Bles; den ander vraagt na de Paradys-vogel van Swart; en de derde imiteert den bas van een Walthoorn, om dat de Linten en cocardes van Bruin, niet op het Toilet van de haverkist paraat leggen; want de ongelukkige Viervoeters moeten tegens de aanstaande Massacre, als Romeinsche offerstieren opgetralyt worden. De Tempel van Janus word ge-opent, en elk kiest uit die wagenburgt, zyn Chees of Faëton; en na dat de Loopers daar aan vastgehegt zyn, klimt ieder op zyn zonne-kar. De bezitter van Bles, neemt met een air van vertrouwen de Leyts; (zo greep Ga naar voetnoot*Kloanthus, Stuurman den helmstok van de blaauwe Scylle, als verwinnaar van den roeistryd:) en de Wedloopers, buiten de Stads poort geavanceert zynde, rukken voort als een stormwint. Bles, sneller dan de wind, of de vleugels des blixems, schiet aanstonts voor, en wint, in min dan drie minuten, ruim vyftig treden; terwyl Jonker tegens den tragen Bruin baart als een donder; doch dat dier is, gelyk een steege Laquey, het vloekken en bannen van zyn Heer zo gewoon, dat het als een Spanjaart zyn tret niet verandert, tot dat Jonkers ongedult, met een hand vol vermaaning van de Zondaagsche zweep, hem zyn pligt erinnert. Nu is de kans twyfelachtig; en had fortuin den voet niet dwers geset aan Jonker Immersot, of waar de loopbaan een handbreet langer geweest, Bruyn had Bles de kans afgekeeken; maar het Adelyk wiel raakt, by geval, in een diepe slag, daar kentert de Chees, en Jonker springt by geluk over het wiel, doch by ongeluk in de sloot, waar uyt hy, met Kroos en Bies bekranst, gelyk de groene Glaucus in een Zee-god herschept, komt opborlen; terwyl de verwinnaar onder een Musicaal concert van zweepgenoten het einde der Renbaan bereykt. O wat een heerelyke overwinning! nu schiet Sinjeur de Papegaay! nu heeft hy de Paling den kop, en de Gans den nek afgewrongen! en al leeft hy noch duyzent Jaar, noit zal het verhaal van die Victorie verouderen! Timotheus Schreeuwleelyk schreeuwt als een Stentor; ik geefje 500 Guldens voor Bles; en ik, (piept een magere quast, die zo dampig is als een out Paart, en die geen drie oncen gezont vleesch | |
[pagina 38]
| |
om de ribben heeft,) 300 Ryksdaalders, dan heb ik een weergaa voor myn Amsterdammer, die me 1000 guldens kost; ik kom met Gout te mart (balkt een vergulde Ezel, die aan een successie van Zielmissen zyn kapitaal verschuldigt is,) want..... nota bene (galmt'er een uyt den hoop) dat die het Paart koopt, koopt desgelyks de tegenwoordige en de toekomende Eer, benevens een Octroy van te moogen roepen: Hagendevelt! Maar Sinjeur coupeert, als een Ga naar voetnoot*Eurotas-drinker, die aanbiedingen, met te zeggen; het Beest is niet veyl. Dat nu na die Victorie, het verloore zweet der Meesters en Hartdravers, door een overvloet van Rhynsche Wyn, Bornwater, en canarie zuyker geprepareert wort, daar aan wort niet getwyfelt; en hoe dat den Triomfeerder, 'thuys komende, zyn kantoorknegt, die hem een lyst van kalanten, dewelke hem over al te vergeefs hebben opgezogt, wil voorleezen, en een tal van drie à vier geëxpireerde Wisselbrieven wil erinneren, met de qualityten van Bles, zonder eens op die voddernye acht te geven, onderhoud; refereert Hermes aan die Messieurs, dewelke naderhant in 't Oosten of in 't Westen, aan die vrolyke passagien gedenken; en wier kinderen, om dat hunne Vaders voor een korte poos hebben gehartdraaft, voor altoos als Peripatetici moeten voeteeren. | |
Courant-nooten.London. Den berugten Mathew Prior, die onder het Torys Ministerie, meermaals door Milord Bulingbroke wiert geemployeert, is gestorven, en heeft voor zyn doot dit volgende Grafschrift op hem zelven gemaakt.
Courtiers aud Heralds by your leave
Here lies the bones of Mathew Prior,
The son of Adam and of Eve;
Let Bourbon or Nassaw goe higher.
Mathew Prior, heeft het spreekwoort waargemaakt; dat de Lukgodes zomtyts met potscherven scheelt. Want Amicus noster, qui fuit Rana, factus est Rex. Hy was in zyn jeugd een Tappersjongen, zo vol Schelmery, als de Leyjonker van een blinde Lierman. Onder veele Tapperskonstjes wist hy ook meesterlyk een schraal Fransch-Wyntje, voor opregte Moesel en Hogheimer te debiteeren; en drie à vier voor- | |
[pagina 39]
| |
naame Lords, schrandere Dichters, zyn, aan zyne vergiftige compositie, hunne stekelige schimpschriften, tegens het doorluchtig huys van Han** verpligt. Deze welgeintentioneerde Heeren eenige geinsters van geest, in den toekomenden Schiltknaap, door de assche van zyne bedriegelyke professie ziende doorstraalen, bestelden Hem in een Kost-School, om hem met beginselen der vrye konsten te verryken; alwaar hy Ladders-gewys, zo avanceerde, dat hy, onder het Spinroks Ministerie, wiert gequalificeert tot het smeeden van erger schelmstukken, dan het Buspoeders-verraat ten tyde van James den I, de Parysche Moort onder Karel de IX, of de Siciliaansche Vesper, by 't leven van Charle quint, en dat onder de Parasol van een Katolyke Hooge KerkeGa naar voetnoot*, terwyl Doctor Sacheverel, (gelyk de Wolf, die het Schaap beloofde van den hoest te cureren,) door de figuur Antiphrasis, het volk tot de Vrede scheen aan te moedigen, wanneer hy zyne Ga naar voetnoot†sluytreden in ferio formeerde. In het Jaar 1718. wiert Hermes te Londen vereert, met de visite van twee kenbaare Torys, zynde de rechtsche Mathew Prior, en de linksche M.W.** Bibliotheek-bewaarder van Milord H. ** Anubis, was die eer verpligt aan eene considerabele collectie van Italiaansche teekeningen en Antyksche Medailles, die religieus door de Heer Prior wierden doorsnuffelt; en na dat hy 'er een half dosyn uytgekipt had, vroeg hy na den Prys. Nauwelyks was zyn nieuwsgierigheyt voldaan, of hy viel neder in een Leuningstoel, ('t voorgaande Ministerie is eeuwig aan de vallende ziekte onderhevig geweest,) en na Hermes gedrygt te hebben met een paar krachteloose St. Germains-blikken, ontgon hy een redenvoering, waar van het besluyt was, Dat Majas Soon, een weetniet in materie van konst was, en dat 'er vry veel wiert vereischt, om desselfs waarde in den gront te kennen. Hierop repliceerde Hermes: Dat hy zulks aan den Resident toestont, en dat hy geensins twyfelde of daar wiert vry meer vereyscht, om de waarde van een schoone tekening te kenn en, dan om op het geroep, hier jonge! een pint Wyn te tappen, en die met een Herbergs air de gasten over te leveren. De geweze Resident, die altoos uytnement delikaat is geweest op dit Herberg artykel, decampeerde zo schielyk, dat hy zyn hoed vergat, die hem Hermes uyt het venster liet toe werpen.Ga naar voetnoot‡ | |
[pagina 40]
| |
Romen. De Paus heeft, door het vergrooten van drie oncen Brood per Pond, de armoede der Romeynen verligt, en de te ligt wegende zielen der Bakkers verswaart. Dees order, heeft zo eene generale blydschap onder de Koorendieven, en Graansnoeyers veroorsaakt, dat men ze met honderde te gelyk, als bekeeuwde Visschen in den Tyber zach dryven; ook zyn 'er verschyde gevangens van de H. Inquisitie, die moogelyk een vroeg Mis hadden verzuymt, S. Marten niet gegroet, of niet gelooft dat onze L.V. van Lorette geschilderde Paasch-eyeren at, door den President van die rechtbank geabsolveert. Viva Conti, zo doende zal 'er aan een Naneef van Gregorio leti stof worden gesuppediteert, om een S. Annâs Historitje als dat van Sixtus de V. te fabriceeren. Parys. De Heer Launai, Opperhooft der Commissarissen, is uyt het Kantoor gejaagt, om dat hy de helft der Gages van zyne Commiesen heeft gesakt. Hier steelt de Sleeper de Haver van zyn Paar, en broer Wolf verslind den afval van zyne kinderen. Hoe is het mogelyk, dat een Opper-Commies de Rollen zyner subalterne Officieren durft besteelen? dat hy die Heeren van hunne gerechte helft durft versteeken, die 't geheel zo noodig hebben? Maar was scheelt Hermes dit geval? Laat de gladhairige Wolf zyn zaak zelfs beplyten. Is het om dies wil dat Albion van Schaapenmoorders ontvolks, (zecht hy) dat Gallia met geen dubbelt deel voorzien mach zyn? Een anderen: wat waagt een Wolf, die reets een vermaledyde reputatie besit? Is 't het eerste woord niet wanneer men ons mentioneert? De D ** haalt die Wolf, die de negotie stremt! die de Schotten ruineert! de Engelsche opvreet! de Franschen uytsuypt, en alles slacht dat ryp of groen is! Is 'er wel een Sleeper, of Kruyer, die niet aanstonts op myn verschyning zal roepen: Daar komt de Wolf! schreeuwt een Hekelster of Turftonster, wanneer haar kind schreit, niet aanstonts: De Wolf komt! Morbleu! Messieurs het Lam zal 'er aan gelooven: en ik zal by gebrek van klanten de Vlees-hal van myne geloofsgenooten aan doen. Noit is een Kaper van 50. stukken geblameert, wanneer hy een onnosel Kapertje van vier ysere stukjes en twee verroeste bassen kon inslikken.
Ik gryp, 't zy rechts of links, d'occasie by het haar:
Noit leefd' een oude Wolf, gelyk een kluyzenaar.
| |
Waarschouwing.Hermes zal, ten versoeke van verscheide Liefhebbers, zyn Papier met geen Ezel, die 32. quartieren van onnoselheit voert, meer ontsieren: want hoe kan hy, met fatsoen over het point van eer of wetenschap, met een guyl in beide onkundig, disputeeren. |
|