onder zich eene liefhebberij (Comedie) opterichten; en om hen te minder aanleiding tot ongeregeldheden te geeven, zoo eens ongeschikte persoonen onder dit getal waren, behoorden eenige huisvaders en moeders, zich bij deeze liefhebbers te voegen, om ook eene rol te spelen, en dus te zien hoe alles zich toedroeg; want daar wij den Schouwburg als eene schoole der zeden wilden aangemerkt hebben, zoo spreekt van zelve, dat wij nimmer gedoogen zouden, dat iets tot zedenbederf aldaar plaats had. –
Deeze Schouwburg van liefhebbers, en uit liefhebberij geöefend, moet voor de jonge lieden noodzaaklijk van eene goede uitwerking zijn; zij zouden daar door gewoon worden, zich in het bijzijn van menschen uittedrukken, iets, waaraan het jonge lieden, zelfs van den eersten rang, in ons Vaderland, zekerlijk veelal hapert. – Het schoone geslacht, welker opvoeding ook al niet beter is, zoude te gelijk daar door eene goede houding verkrijgen; terwijl de stukken, door ons voorgeschreeven, vol deugd- en menschlievende gevoelens, hunne deugd ook aangenaam en beminnelijk zouden voorstellen; het geen wij toch gestaâg in den mond hebben, zal ook het hart zich eigen maaken; althans, zoo wij niet tot de ergste booswichten behooren. –
Wanneer de Schouwburg op zoodanige wijze zal ingericht worden, moeten ook geene schadelijke, maar veeleer nuttige gevolgen van deszelfs aanwezen voordvloeijen – nationaale deugden zullen geëerd, hunne gebreken integendeel gegispt