| |
Romans zijn goede Boeken.
Daaraan hebben zeer veel lieden langen tijd getwijfeld; maar het waren de Romans onzer Nabuuren, links en regts, welke, in een Nederduitsch pakjen gestoken, de afkeuring van veelen der Ouden van dagen ondergingen, en dikwijls niet zonder reden. – De eerste Romans, welke in Europa bekend werden, kwamen uit Spanje te voorschijn; zij waren opgevuld met ridderlijke daaden; maar deeze getuigden van den geest der Natie. – Ten tijde van de twee Koninginnen, anna en maria theresia van Oostenrijk, bragt men ook eenige Werken van vernuft in Frankrijk, alwaar zij naderhand, volgens de Fransche genie, in eenen verliefden tederen smaak | |
| |
herschapen werden. – De Heer en Mejufvrouw scuderi waren van de eersten, die in Frankrijk, op deeze wijze, Onzin in een sierlijken stijl overbragten, en zij werden van veelen gevolgd – dit duurde bijna die geheele eeuw door. – Deeze Romans waren Geschiedverhaalen der liefdensgevallen van Vorsten en Vorstinnen, Helden en Heldinnen, welke elkander, geduurende een tiental jaaren, bevrijdden, waarna het den Vrijer somtijds ééns vrijstond, zijne Beminde de hand te kusschen – vervolgens waren zij vervuld met onwaarschijnelijke gebeurenissen, en gevoelens die nimmer bij iemand gevonden zijn of kunnen worden. – Dergelijke boeken deeden veel kwaad, wijl zij de jeugd geheel andere denkbeelden van zaaken gaven, dan dezelven in de wezenlijkheid te vinden zijn. – Het manlijk geslacht liet zich vooral niet gaerne bepraaten, om veele jaaren te zuchten eer zij de Voorwerpen hunner liefde mogten genaaken; – en laaten wij ronduit zeggen, de zoete Juffers kunnen immers ook weinig genoegen in zulke lange vrijagiën vinden, die toch den besten tijd der jeugd, welken men vrugtbaarer konde doorbrengen, nutteloos slijten. – Zoo als gezegd is, deeze prijswaerdige boeken – wegens het lijden hunner Helden – kwamen ook in Nederland; – de Juffers vergastten zich mede daar op; maar het was een zeer luchtig voedsel voor Hollandsche verliefden; daarom voegden er onze roemruchtige Schrijvers van dien tijd eenige boekjens bij, eigen vinding, of misschien vertaalingen, in het oorspronlijke geschikt tot lees- | |
| |
boekjens voor de Echtgenooten van Fransche Marketenters, om gebruikt te worden in de Corps de Garde. – Deeze blaauwboekjens, wier zedenverwoestende inhoud niet te ontkennen was, geraakten, zoo als de voorige zoetsappigen, ook aan de ouderen bekend, en werden van hun, naar verdiensten, verworpen; niet alleen dit, maar het oordeel werd vrij algemeen, en onschuldige boeken werden mede daarin betrokken. – Deeze Rechters riepen eenpaaring uit: Romans zijn verderflijke boeken! – Hierbij kwam, dat de jonge lieden, voorwien men, op dien tijd, in ons land, weinig boeken schreef, waarin men zich toeleide, om de jeugd, al speelende, iets nuttigs te leeren, deeze Romans als verslonden; zij die overdag geen tijd konden uitbreeken leesden des nachts in hun bed, waagende daaraan eene brandstichting, ingevalle hun de slaap overviel; dit verbitterde de ouders nog al meer tegen de Romans, omdat dezelve zulke ongeregeldheden veroorzaakten. –Naderhand schreef richardson zijne Romans in 't Engelsch, welke spoedig tot ons overkwamen; deeze gaven beter denkbeelden van het geen men in dit vak kon uitwerken; dezelven werden, benevens eenige andere der Engelschen, van de Hoogduitsche Romans opgevolgd; deeze laatsten zouden sommige naauwgezette lieden zelfs hebben doen terugkomen van hunnen afkeer tegen de Romans; maar een nieuw onweder verhefte zich aan den letterkundigen hemel, het welk op nieuw de ernstige lieden tegen alle werken van smaak in het harnas joeg, en dit treurig ge- | |
| |
val werd meestal veroorzaakt, door het lijden van den jongen werther. – Dit werk is genoeg bekend, wij zullen ons over het zelve niet uitlaaten; ook niet over sommige Sentimenteele Geschriften, die daarop gevolgd zijn, – wij gelooven dat dezelve, misschien, voor ongeoefende harten gevaarlijk kunnen zijn; – doch ook deeze tijden zijn voorbij – het sentimenteele heeft uitgediend, en is thans zoo zeer gedaald, als weleer in smaak verheven; – maar hoe zou men dit moeten verstaan? Is fijnheid van gevoel ook uit de mode geraakt? – of heeft men, alleen uit eerbied voor de Ouden van dagen, den naam achtergelaaten, en bleef de bedoelde zaak in wezen? – Of zouden in de daad alle denkbeelden deswegen veranderd zijn? – Fijnheid van gevoel, tederheid van hart is niet verbannen; maar vooreerst mag men den naam Sentimenteel geenzins meer aan het hoofd van een boek leezen; doch wat de beschrijving der aandoeningen of hartstochten, en hunne vervoeringen betreft, deeze is niet buiten de mode; dit nu is eigenlijk Sentimenteel; maar zulke beschrijvingen wil men met gebeurenissen afgewisseld zien; zoo dat de smaak Sentimenteel satirico, critico, philosophico is geworden. – Zal dus tegenwoordig een Roman behaagen, moet dezelve wijsgeerig en menschkundig geschreeven zijn; ja, wil men er nu, om de oorlogsplaagen, zoo wat van de Tactica en het Militaire invlechten, des te beter zal het werk voldoen. – De menigte der vertaalingen van Romans is niet optetellen, daar wij in tegendeel | |
| |
moeten bekennen, dat het getal der Romantique Schrijvers, in ons land, niet veel meer dan een douzijn bedraagen kan. – Is nu de keuze der menigte goed of kwaad? Allen willen graag Romans leezen. – Wij zeggen goed. – Wat zal men toch leezen? – Lieden, welke eenigzins eene goede opvoeding genooten, hielden zich, geduurende den tijd hunner studie, met het leezen van de eene of andere geschiedenis bezig – van tijd tot tijd vallen er aanmerkelijke gebeurenissen voor – wij beleeven die; maar wie is koen genoeg om eene geschiedenis van zijnen leeftijd naar waarheid te beschrijven? – immers zijn deeze zeer zelden onpartijdig. –
De Catechismus der Natuur is in ieders handen, bijna alle menschen houden het een of ander Tijdwerk aan – in deeze vindt men verdere kundigheid, die men zoude verkiezen te leeren, gemaklijk gemaakt. – Wat zullen wij dan tot onze uitspanning leezen? – Romans; – maar Romans die goed geschreeven zijn. –
In welken smaak moeten dan nu die Werken geschreeven zijn, zullen zij tevens tot nut en vermaak strekken? – Lang genoeg werden zij, van wegen hunne slechte inrichting veracht; zij die als prijswaerdige Roman-schrijvers te voorschijn treeden willen, moeten goede Geschiedschrijvers geleezen hebben; – de Aardrijkskunde behoort hun niet vreemd te zijn; – zoo als ook de aart en gewoonten van vreemde volken; – zij behooren het menschlijk hart wel te kennen, en ook de waereld gezien te hebben. – Als zij bij | |
| |
dit alles een sierlijke stijl paaren, en wijsgeerig denken, valt er geenzins aan te twijfelen, of een Roman, door hun opgesteld, zal even leerzaam als vermaakelijk worden. – Indien iemand deeze vereischten in een Roman-schrijver door ons als te hoog opgegeeven wilde aanzien, wij kunnen dit met weinig woorden wederleggen – In alle Romans komen verhaalen voor, waarin de Helden, of hunne Vrienden van voorige tijden, familie aangelegenheden enz. spreeken; als de Schrijver niet eenige algemeene kundigheid van de Geschiedenis der waereld heeft, kan zijn Roman, in dat opzicht, niet leerzaam of waarschijnlijk zijn. – De Aardrijkskunde zal dienen, wanneer de Helden reizen, om hen geen verkeerden weg te doen inslaan; – de kennis van den aart der volken, zoo wel als het menschlijk hart, moet strekken, om alles, volgens de natuur, eigenaartig afteschilderen. – De Geschiedenis is verdicht; maar zij behoort altijd zoo beschreeven te worden, dat zij waarheid zou kunnen behelzen; daarom vereischt het karakter van een bekwaam Roman-schrijver, dat hij geen geval boekt, of het zelve moet noodwendig uit het voorgaande volgen; en wederom handleiding tot den verderen afloop der Geschiedenis geeven; zijne persoonen behooren te spreeken en te handelen, gelijk lieden van hunnen stand, en in die omstandigheden geplaatst, gewoon zijn zich te gedraagen en te redden; dit alles vereischt de gemelde kundigheden; bezit nu de Schrijver deeze hoedanigheden, en leert zijn Roman de deugd, dan kan | |
| |
dezelve nuttig tot leering der jeugd worden; want het zal in het vermogen des Schrijvers staan, om, al schrijft hij een Roman, ook daarin Vertoogen over veele menschlijke kundigheden te vlechten; terwijl zijne Wijsbegeerte de ziel verheft, en menschenliefde aanprijst. –
Zouden nu Romans, in den bovengemelden trant opgesteld, en aan alle vereischten, daar gevorderd, voldoende, niet nuttig zijn, en der jeugd, zonder dezelve nadeelig te zijn, in handen kunnen gegeeven worden? – Immers ja. – Zouden, vraagen wij, veele Geleerden niet een prijswaerdig werk verrichten, door zich toeteleggen, om dergelijke Romans te vervaerdigen? – Mogen wij niet veilig gelooven, dat zij de waereld daarmede grooter dienst zouden bewijzen, dan met veele haairklooverijen, over zaaken die weinig nuts aanbrengen, al was het zelfs met stukken en brokken van oude Grieksche of Latijnsche Schrijvers, die reeds half vergaan zijn, uit de schoolstof te voorschijn te brengen? – Wij moeten met Tijdgenooten leeven, en niet met Grieken of Romeinen. – Nu gaat het vast zat Romans, indien dezelven wel geschreeven zijn, ons hiertoe den weg openen. –
Eindelijk moeten zij de jonge lieden het huwelijk als heilig en wenschlijk beschrijven; – de huislijke vreugde en vergenoegens mogen zij op eene bevallige wijze afmaalen, wijl daarmede deugd en orde worden voordgeplant – en dan zullen deeze Werken den lof van alle weldenkenden wegdraagen. –
|
|