andere volken deeze voetstappen drukken – andere uwer medegenooten zullen ook weldra in vrijheid leven. – Geluk! driewerf geluk! ô gij, die eerst in de hardste slavernij moest zuchten, maakt nu een goed gebruik van uwe vrijheid – loogenstraft hen, die zeggen durven, dat gij tot slavernij geboren zijt. – Mijn hart gevoelt eene onuitdrukkelijke vreugde over uwe vrijheid: – en ofschoon onze gedaanten en couleuren verschillen, zijn wij echter, met alle, kinderen van eenen hemelschen Vader. – ô Ja, in uwe zwarte boezems woont eene edele ziel – de Vrijheid, dat geschenk der Godheid, even onontbeerlijk als de lucht, zal ook haaren invloed op u uitoefenen – gij zult toonen haar te verdienen – en zoo eene gevloekte slavernij uwe geesten verdoofde, zullen dezelve in de zonneschijn der Vrijheid herleeven. – Welaan, Broeders! beschaamt uwe vijanden – hen, die uwe slavernij uitrekken wilden, omdat zij voorgaven, dat gij ondankbaar, woest, en toomloos worden zoudt, zoodra uwe banden geslaakt waren. – Gij zijt burgers geworden – laat deeze nieuwe betrekking u aan de Maatschappij verbinden. – Gij behoeft nu niet meer de bevelen van een norschen Dwingeland te gehoorzaamen. – Geeft blijken dat gij meer edelmoedigheid bezit dan uwe wreede Meesters. – Wreekt u niet over voorleeden kwaade behandelingen – als slaaven hebt gij geleeden – nu zijt gij geene slaaven meer, maar vrije lieden. – Laaten uwe onschuldige harten met de gebreken der Europeäanen niet bevlekt worden. – Behoud de