Henry en Louize
(1794)–Cornelia L. van der Weyde– AuteursrechtvrijTweede deel
[pagina 388]
| |
Honderd tweede brief.
| |
[pagina 389]
| |
ook, dat hij louize genoodzaakt had, het u bewuste briefjen aan mij te schrijven, dat zoo veel onheil heeft veroorzaakt; en verzogt mij eindelijk om vergeeving. - Ik had medelijden met hem - gaf hem eenig geld, en beloofde hem, als hij zich wel gedroeg, aan zijn Capitein op zijne bevordering aantedringen. - Ik nam afscheid van hem, na hem alles vergeeven te hebben, en zag, toen ik het rijdtuig beklom, dat hem de traanen in de oogen stonden; - dit doet mij hoopen, dat zijn wederwaerdigheden hem deugdzaamer zullen maaken. - Hoor, james! ik keur ten hoogsten af, dat men iemand, die misstappen, ja al waren het euveldaaden, begaat, den weg ter verbetering moeilijk maakt. - De vrees van een streng onthaal van veele zoogenaamde deugdgezinde lieden, heeft menig arm misdaadiger afgeschrikt, die zich anders welligt zou gebeterd hebben; maar nu, door die vroomen terug gehouden, en met nog slechter lieden dan hij verkeerende, raakt hij voor altijd verlooren. - Immers, hij die gevallen is, moet men oogenbliklijk de hand reiken, zoo dra hij begeert geholpen te worden. - Onze reis heeft vervolgens niets merkwaerdigs opgeleverd. - Ik verkoos met mijne Gezellin van Cleef op Arnhem te trekken, en daar ik therese, welke zich verbeeldde door mij bij frederik gebragt te zullen worden, te Nymegen wilde verlaaten, kwam mij deeze omweg zeer te pas; want indien ik haar tot binnen Nymegen begeleid had, zou mij ligt mijn oude Kameraad | |
[pagina 390]
| |
frederik ontmoet hebben; maar nu tot Lenth genaderd zijnde, wachtten wij in de Herberg, naar de Gierbrug. - Hier gaf ik mijn voorneemen aan mijn Kamerdienaar te kennen, namelijk, om mij heimlijk van haar te verwijderen. - Ik gaf hem een brief Ga naar voetnoot(*), met bevel om dien aan Mevrouw powhatan te behandigen, wanneer hij kon veronderstellen dat ik reeds op weg was om naar Arnhem terug te keeren, waarna hij mij met allen spoed derwaard moest volgen. Alles was naauwkeurig in acht genomen, zoo als roozenkrans mij, bij zijne terugkomst, berichtte. - De Dame was op het ontvangen van den brief zeer verlegen geworden, dat mij hartlijk aandeed - dan, het kon niet anders, daar ik de Dame, om bovengemelde reden, niet tot Nymegen kon geleiden. - Nu zal ik heden naar Wageningen vertrekken, en eenigen tijd nabij de Greb doortebrengen. - De berg, als de hoogste in ons land, levert veele schoone gezichten op, daar te boven, zijne gelijkenis met den Elterschen berg, waarvan zoo veel gezegd wordt, wekt mijne nieuwsgierigheid zeer op; ja het is even of ik daar mijne rust zal wedervinden. - Misschien zal ik eerlang het onuitspreeklijk genoegen hebben u aldaar te zien en mijn eenigen vriend te omhelzen. - Kom dan, zoo spoedig mogelijk. - Heb de goedheid uwe brieven, aan mij, te Rhee- | |
[pagina 391]
| |
nen adres te geeven. - Vaarwel! en geloof dat ik altijd zijn zal
Uw Vriend,
henry. |
|